Home ‘Het is tijd dat we het weer over liefde gaan hebben’

‘Het is tijd dat we het weer over liefde gaan hebben’

Door Eva van der Plas op 15 januari 2008

01-2008 Filosofie Magazine Lees het magazine

Carrière of kinderen? Lekker ‘stout’ of christelijk kuis? Naveltruitje of hoofddoekje? – Een debat over vrouwelijke identiteit en het belang van liefde.

Wie de debatten op de opiniepagina’s van de kranten volgt, krijgt de indruk dat de hedendaagse vrouw verstrikt is geraakt in de keuze tussen een aantal tegenstrijdige rolmodellen. En dan zijn er nog de dwingende culturele ideaalbeelden waar vrouwen mee te maken hebben, zoals dat van de perfecte moeder (carrière én kind) of van het perfecte lichaam, zoals reclame’s, glossy’s en videoclips dat voorspiegelen.
Maar zijn de keuzemogelijkheden van vrouwen echt beperkt tot deze serie rolmodellen? Feministisch filosofen hebben in de loop der jaren nagedacht over de vraag hoe vrouwen kunnen ontsnappen uit knellende culturele beelden en machtsstructuren. Twee filosofen, Karen Vintges (politieke en sociale filosofie, Universiteit van Amsterdam) en Annemie Halsema (genderstudies wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam) over de vraag hoeveel ruimte vrouwen hebben om écht anders te zijn.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Hoe leren we vrouwen om zich los te maken van de dominante beelden en rolmodellen die hen worden voorgespiegeld?
Halsema: ‘Vrouwen treden steeds meer in de openbaarheid in allerlei verschillende rollen. Het probleem zit ’m daarom volgens mij niet in de hoeveelheid rolmodellen die er voor vrouwen beschikbaar zijn, maar in hoe de media daarmee omgaan: het absolutisme waarmee sommige rollen worden afgekeurd of juist opgedrongen, het gebrek aan reflectie en afstand tussen het beeld en de eigen identiteit.

Van de filosofe Luce Irigaray (1930), die vooral in de jaren tachtig veel werkte vanuit het psychoanalytisch gedachtengoed, heb ik geleerd dat ideaalbeelden belangrijk zijn in de ontwikkeling van onze identiteit. Die beelden worden ons in toenemende mate aangereikt via de media. Hoe bepalend dergelijke beelden zijn voor onze identiteit, kunnen we het best begrijpen via de filosofie van Judith Butler (1956). Net als Butler denk ik dat het heel belangrijk is om te kijken naar de manier waarop dergelijke beelden tot stand komen, en hoe ze verwijzen naar dominante culturele normen over mannelijkheid en vrouwelijkheid en over hetero- en homoseksualiteit. Daarmee bedoel ik niet dat je kunt “kiezen wie je wilt zijn”, zoals we identiteit vaak opvatten. Het gaat erom dat je juist geen keuze hebt. Wie je kunt zijn, is in zekere zin al maatschappelijk vastgelegd.

Veel belangrijker dan vrouwen vragen om zich los te maken van rolmodellen, is het om hen op te roepen om kritisch naar de verscheidenheid van hun dromen en verlangens te blijven kijken en erop te reflecteren. Wat zeggen ze over je? Wil je ze in je persoonlijke en publieke leven ook écht realiseren? Als eerste stap in dit proces zou er een vak op de middelbare school kunnen komen, waar leerlingen leren om beelden die ze krijgen voorgeschoteld in de media te analyseren. Zo kunnen meisjes leren dat ze ook aantrekkelijk kunnen zijn zonder samen te vallen met die meiden met wiebelende borsten in videoclips.’

Vintges: ‘Bewustwording is niet genoeg. Ik denk samen met de “grootmoeder” van het feminisme Simone de Beauvoir (1908-1986) dat er nog heel wat werk te doen is voordat een échte diversiteit aan identiteiten kan worden bereikt. “Powerfeministen” als Heleen Mees en de organisatie ‘Women on Top’ gebruiken De Beauvoir op een verkeerde manier door haar de mening toe te dichten dat economische zelfstandigheid de enige manier is voor vrouwen om zich te emanciperen. Niets is minder waar! De Beauvoir vond juist dat er – naast economische zelfstandigheid voor de vrouw – een veel bredere maatschappelijke hervorming nodig was om nieuwe rollen en identiteiten voor vrouwen én voor mannen, te kunnen creëren, maar ook om nieuwe soorten van liefde en verbondenheid tussen mensen te laten ontstaan. Ik ben het daar helemaal mee eens.

In het huidige debat over werken versus zorgen is het feminisme gereduceerd tot een economisch feminisme. Maar zolang er geen bredere maatschappelijke veranderingen plaatsvinden, zolang er bijvoorbeeld over zorg wordt gedacht als iets dat minderwaardig is aan arbeid, worden vrouwen – hoe hard ze ook werken en carrière maken – er uiteindelijk niet beter van. Heleen Mees bevestigt de bestaande minachting voor zorg met haar pleidooi voor een Amerikaans arbeidsethos. Ook haar oplossing: “dan neem je toch gewoon een dienstmeisje?” bevestigt volledig de status quo: zo’n zienswijze houdt de bestaande seksen- en klassenverhoudingen gewoon in stand. Op dit soort feminisme is wat mij betreft de uitspraak van de Amerikaanse historica Elizabeth Fox Genovese van toepassing dat “feminism does the dirty work for capitalism”.’
 
Kunnen we aan die maatschappelijke verandering bijdragen door het uitvinden van nieuwe beelden en identiteiten voor vrouwen en mannen?
Halsema: ‘Ik geloof steeds minder in de maakbaarheid van identiteit. Ik schrijf tegenwoordig zelfs over identiteit en passiviteit. Wij beslissen niet alleen zelf wie we worden; identiteit komt altijd tot stand in relatie tot anderen: je ouders, je partner, je kinderen, je maatschappelijke omstandigheden, de normen van de samenleving waarin je leeft… alles is bepalend voor jouw mogelijkheden om je te ontwikkelen. Wat dat betreft biedt het artikel dat Marjan Slob onlangs schreef in NRC Handelsblad (‘De worsteling van de geëmancipeerde vrouw met haar foute fantasieën’, 3-11-2007) een goed en genuanceerd tegengeluid. Zij stelt dat vrouwen, hoe sterk en geëmancipeerd ze in het publieke domein ook kunnen zijn, in de privéwereld van hun verlangens soms wel eens een heel andere richting uit kunnen gaan. Zelf, zo biecht Slob op, is zij bijvoorbeeld verslingerd aan het lezen van romans uit de bouquetreeks. Dit soort verlangens laat zien hoe diep heersende culturele beelden op ons inwerken. Ook daarom zijn identiteiten niet zo maakbaar als het soms lijkt, en heeft het weinig zin een publiek appèl te doen op vrouwen om voor de ene of de andere invulling van hun identiteit en hun verlangen te kiezen.’
 
Vintges: ‘De nadruk ligt tegenwoordig helaas te veel op de vraag wie de vrouw moet zijn. Ik vind het heel interessant om naar het islamitisch- of moslimfeminisme te kijken. Tegenover het Westerse idee van de maakbaarheid van identiteit, dat moslimfeministen karakteriseren als een losgeslagen autonomie-opvatting, zetten zij een filosofie van vrijheid in verbondenheid. Dat vind ik eigenlijk veel belangrijker dan te focussen op wie of wat de vrouw zou moeten zijn. Moslimfeminisme is een ethisch feminisme dat gaat over zaken als een goed mens zijn, goede betrekkingen met de medemens onderhouden en over de liefde. Ik vind dat ook het Westers feminisme zich daardoor kan laten inspireren.
Ik heb dan ook niet veel op met de “stout”-beweging van Heleen van Royen en Marlies Dekkers. Ik vind dat zij in de kuil vallen die voor hen gegraven is. Het lijkt allemaal wel heel onafhankelijk en eigenwijs, maar intussen voldoen ze precies aan het stereotype van de spannende, seksueel verleidelijke vrouw. Het hedendaagse type feminisme à la Heleen Mees en Heleen van Royen is eigenlijk moreel leeg, egoïstisch, om niet te zeggen narcistisch… waar is de ethische inzet van het feminisme gebleven? Het ging toch ook over het creëren van een betere wereld? Om in de liefde een betere verhouding te vinden tussen mensen? Daaronder versta ik niet alleen mannen en vrouwen, maar bijvoorbeeld ook ouders en kinderen. Ook in de artikelen die De Beauvoir in de jaren vijftig, na het verschijnen van De Tweede Sekse schreef, gaat het steeds over liefde. Het is tijd dat wij het ook weer eens over de liefde gaan hebben. En daarmee bedoel ik dus niet seks.’