Bedrijven en overheden verzamelen via onze smartphones en andere slimme apparaten data over alle aspecten van ons leven. Het levert vreemde en ondoorzichtige profielen op, die gemakkelijk een eigen leven kunnen gaan leiden nu het ‘dataïsme’ is uitgegroeid tot een nieuw geloof.
Stilzitten lijkt het enige wat rest. Zodra ik beweeg, beginnen apparaten, apps en algoritmes zachtjes te snorren. Ik blijk iets te produceren: data. De productie van data vergt beweging – veel beweging. Ik heb er geen zin meer in, wil niet meer meedoen. Dus zit ik op de bank voor het raam naar buiten te kijken, ruim zestig kilo bewegingloze opt-out.
Verderop in de straat hangt een camera. Of die van de gemeente is, van een bewoner of van de woningbouwvereniging weet ik niet. Hij kijkt naar iemands voordeur. Aan de school aan de andere kant van het plein hangt pontificaal een grotere, witte camera, duidelijk bedoeld om op te vallen. Het straatje waarin ik woon is rustig; toch rijdt er minstens één keer per dag een politiebus doorheen. Zijn we ergens aangemerkt als risicovol, licht onze postcode rood op in de systemen? De stad weet tegenwoordig zelf wat goed voor haar is.
Dit artikel is exclusief voor abonnees