Henk van Luijk behoort tot de wereldtop in de bedrijfsethiek. Portret van een man die als de dood is voor ieder onwrikbaar houvast. ‘Wie bijna 75 is, heeft nogal wat normatieve wissels gepasseerd.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Bedrijfsethici krabben achter hun oren. Hun vak bestaat amper vijfentwintig jaar en bedrijfsschandalen volgen elkaar als nooit tevoren op. Enron, WorldOnline, Dexia. De omvangrijke fraudes bij Ahold, ooit het boegbeeld van solide Hollands ondernemerschap. En nu is er de vrije val van Shell, tot voor kort de meest ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemende’ multinational ter wereld. Je zou er als eerste Europese hoogleraar bedrijfsethiek moedeloos onder worden. Maar Henk van Luijk trekt zijn wenkbrauwen op.
Heeft al dat gepraat over ethische codes, verantwoord ondernemerschap, auditing, en effectrapportages wel iets geholpen?
‘Wie heeft ooit gezegd dat bedrijfsethiek dergelijke problemen kan voorkomen? Kwalijke praktijken verdwijnen niet zomaar, hoezeer het bedrijfsleven ook fatsoenlijk wenst te opereren. Je kunt in een organisatie veel over ethiek praten, de invloed blijft toch beperkt. Zelf was ik betrokken bij Shell nadat het concern zulke zware klappen kreeg in de affaire met de Brent Spar. Dus ik wéét hoe serieus Shell aan haar nieuwe ethische codes heeft gewerkt. Nu blijkt dat er in de organisatie toch teveel ruimte is gelaten voor business as usual. Overigens kun je óók zeggen dat we problemen zoals bij Ahold of Shell moreel nauwkeuriger kunnen benoemen. En wel dankzij deze nauw omschreven ethische codes.’
Hoe werkt een bedrijfsethicus? Vertelt u aan bedrijven wat ze wel en niet mogen doen?
‘Natuurlijk niet. Dat zou toch niemand accepteren? Bedrijven moeten bovendien geen rekening met mij houden, maar met de publieke opinie. Die bepaalt wat kan en niet kan. Een bedrijf dat de publieke opinie niet hoort, krijgt uiteindelijk de rekening gepresenteerd.
Ondernemers opereren niet in het luchtledige. De samenleving kijkt voortdurend over hun schouders mee. Ethici kunnen bedrijven alleen maar gevoelig maken voor de morele elementen in de markt. En ze kunnen hen vervolgens helpen om instrumenten te ontwikkelen waarmee ze eventuele uitwassen op kunnen sporen en binnen de perken houden.’
Als bedrijfsethicus bent u dus geen predikant. Blijkbaar doen uw morele overtuigingen er zelfs minder toe dan die van de publieke opinie. Dat maakt me benieuwd naar uw morele uitgangspunten.
‘Wat moet ik zeggen? Iets roepen over postchristelijk of humanistisch? Wat zou dat dan betekenen? Ik put uit diverse bronnen. Natuurlijk ben ik voor een ‘just sustainable society’, een rechtvaardige duurzame samenleving. Het is mijn taak niet om te roepen wat ik allemaal goed of fout vind. Ik ben er niet om iets of iemand moreel de les te lezen. Iedereen weet dat bedrijven geen sociale instellingen zijn. Ik zeg bovendien niet dat we ons in de best mogelijke samenleving bevinden. Veel recente verworvenheden roepen weinig enthousiasme bij me op. Maar we zijn ook niet op weg naar de afgrond.’
Bedrijfsethiek hoort bij de filosofie. Toch roept het vak bij de meeste filosofen weinig enthousiasme op. Haar studieonderwerp, het bedrijfsleven, met haar eendimensionale doel van winst maken, doet dat al niet. En ethiek, ach, dat is geen hobby van theologen die hun moralisme elders niet meer kwijt kunnen? Bovendien verschijnen boeken over bedrijfsethiek nogal eens bij drukkers van managementlectuur. Niet ten onrechte, want schrijven kunnen veel bedrijfsethici ook al niet.
En helaas: de bekendste bedrijfsethicus van Nederland, Henk van Luijk (1929) past op het eerste gezicht volledig in dit plaatje. Hij was hoogleraar op de Universiteit Nyenrode en die werd in het leven geroepen door het bedrijfsleven. Hij studeerde onder meer theologie en was vijfentwintig jaar lang pater. Bij de Jezuïeten nog wel, een orde die synoniem is met negatieve associaties als jezuïtisme, jezuïetenmoraal en jezuïetenstreken. Van Luijks laatste boek Het kan ook anders. Ethiek van binnenuit verscheen bovendien bij Van Gorcum, een uitgever die ook werkjes met titels als Competent communiceren en Coachen met collega’s op haar fondslijst heeft staan.
Maar niets is zoals het lijkt. Het recente boek van Van Luijk is een juweeltje. Niet alleen heeft Van Gorcum het prachtig vormgegeven, de uitgever liet het ook uitgebreid illustreren met krachtige foto’s van Rutger van Hamersvelt. Belangrijker nog is dat Van Luijk uitstekend kan schrijven. De hoofdstukjes, die eerder verschenen als columns in Het Financieele Dagblad, zijn transparant en desondanks gelaagd. Razendsnel geformuleerd en toch bedachtzaam. Van Luijk blijkt bovendien maar al te goed te beseffen hoe men buiten Nyenrode aankijkt tegen zijn vak, tegen het morele gehalte van het bedrijfsleven en tegen de jezuïtische benadering. Daarom maakt hij die vooroordelen, want dat zouden het wel eens kunnen zijn, tot zijn belangrijkste onderwerpen.
Een duidelijke politieke stellingname schuwt hij daarbij niet. Terwijl rechts-liberalen het intellectuele debat in Nederland domineren, bekent Van Luijk zich onbekommerd als lid van de Partij van de Arbeid. Weinig goede woorden heeft hij daarentegen over voor de ‘moralist’ Balkenende, voor wijlen Pim Fortuyn, die hem als mens en als politicus ronduit tegenstond. En voor de ‘parmantig grijnzende’ Gerrit Zalm, ‘een ex-vakminister met de ideologische diepgang van een euromunt.’ Dat zal niet iedereen bevallen. Maar Het kan ook anders is dan ook een boek tégen de geest van de tijd. En die ademt op de keper beschouwd nog steeds de geest van Pim.
Eerst even dit: hoe populair was uw vak op Nyenrode? Studenten willen daar immers vooral leren hoe ze zo veel mogelijk geld kunnen verdienen.
‘Dat is maar goed ook. Want zonder de wil om geld te verdienen, hou je geen bedrijf overeind. Wat niet wegneemt dat studenten op Nyenrode altijd zeer positief op mijn vak reageerden. Ik benaderde hen ook niet vanuit de filosofie, maar vanuit het bedrijfsleven. Doe je dat niet, dan krijg je als filosoof geen voet aan de grond. Want verhalen over Kant, utilitarisme en deugdenethiek interesseren hen natuurlijk niets. Op dat spoor zette me een bestuursvoorzitter van een groot Italiaanse bedrijf. Toen hij hoorde dat ik bedrijfsethiek ging doceren, stelde hij maar één vraag: And what are your saleable goods? Wat heb je in de aanbieding? Pas veel later drong de portee van zijn vraag tot me door. Wat kunnen wij, ethici, onze klanten nu eigenlijk verkopen?
Dat lijkt me nu een echte jezuïtische benadering.
‘Dat is het ook. Er zitten nogal wat jezuïeten en oud-jezuïeten in de bedrijfsethiek. De jezuïtische benadering meent dat je niet ver komt met het van buitenaf bedenken en opleggen van allerlei regeltjes. Nee, je moet de markt helpen volop markt te zijn. Maar dat kun je alleen wanneer je daarbinnen een aantal markteigen morele principes volgt. Dat je als onderneming transparant bent, dat je eerlijk bent, dat er een gelijk speelveld is. De jezuïtische bedrijfsethicus past zich dus aan, maar blijft desondanks kritisch op afstand. Want als hij dat niet doet, kan hij ook niets meer voor zijn omgeving, voor dat bedrijf, betekenen.’
Door naar de politiek. Wat bevalt u niet aan Balkenende? Of wat breder, wat verafschuwt u aan het kabinet Balkenende?
‘Onze premier is geen jezuïet. Hij presenteert zich als een man van invariabele zekerheden. Hij verkondigt van buitenaf het goede. En wie het goede verkondigt, heeft altijd gelijk. Nu ben ik in dat goede van Balkenende niet geïnteresseerd. Wat belangrijker is: ik vind dat een man in zijn positie ruimte moet geven aan uiteenlopende standpunten.
En dan dat gehamer op verantwoordelijkheden. Dat zijn holle frasen. Want wie is er immers tégen het nemen van verantwoordelijkheid? Of wie zou willen ontkennen dat je niet alles van de overheid kunt verwachten? Op de keper beschouwd zijn die frasen ook nog eens van bedenkelijk allooi. Want wie maakt eigenlijk uit wat onze verantwoordelijkheden zijn? Dat doen we toch zélf? En wie bepaalt welke verantwoordelijkheden de overheid op zich moet nemen? Inderdaad, dat doen we met zijn allen.
Ondertussen heeft die verantwoordelijkheidsretoriek wel de consequentie dat de overheid zélf weg loopt voor haar verantwoordelijkheid. Balkenende en de zijnen hebben immers allerlei problemen bij de burgers gelegd en denken dan dat zij er zelf vanaf zijn.’
U heeft, als ik het goed begrijp, vooral bezwaar tegen mannen als Balkenende – en ook Fortuyn, blijkt uit uw boek – omdat die allerlei morele standpunten fixeren.
‘Absoluut. Ik ben als de dood voor ieder onwrikbaar houvast. Wie bijna 75 is, heeft nogal wat normatieve wissels gepasseerd. Ik ben anders gaan denken over de positie van de vrouw, over seksualiteit. Van een onderwerp als milieu had ik nog nooit gehoord. En ondanks al die morele wissels ben ik toch geen ander mens geworden. Mijn morele intuïties zijn min of meer dezelfde gebleven. Wat ik leerde, is dat je die intuïties niet moet lokaliseren. Dat je er geen tastbare substantie van moet maken, zoals het CDA nu doet. En omgekeerd: dat het loslaten van zulke onwrikbare normen buitengewoon bevrijdend kan zijn.’
Het kan ook anders. Ethiek van binnenuit, door Henk van Luijk, uitg. Van Gorcum, Assen 2004, 156 blz., € 24,95