Home Gerrit Manenschijn: ‘Geen gordel van explosieven, maar van waarheid’

Gerrit Manenschijn: ‘Geen gordel van explosieven, maar van waarheid’

Door Johan van de Werken op 07 november 2005

09-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

'Ik heb een geweldige hekel aan geweld'. Toch wil ethicus en theoloog Gerrit Manenschijn (1931) begrijpen hoe de religieus gemotiveerde terrorist tot zijn daad komt. Manenschijn opent de islamitische koran, de joodse tenach en de christelijke bijbel en distilleert uit deze beerput van haat en vijandschap een 'conflictvermijdende ethiek'.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Na een geslaagd gastcollege rijdt emeritus hoogleraar ethiek Gerrit Manenschijn ‘in euforische stemming’ naar huis. Deze stemming slaat om als hij via de autoradio hoort over de aanslagen op de Twin Towers. Het is 11 september 2001. ‘Toen kwam ik ineens tot het besef: ik leef in een wereld die – wat mijn vorming en gedachten betreft – afwijkt van de werkelijke wereld’, herinnert Manenschijn zich ruim vier jaar later. Sindsdien heeft hij zich intensief met religieus gemotiveerd terrorisme beziggehouden. In zijn nieuwste boek Religie en haat concludeert hij dat religie op dit moment dé drijfveer is achter het internationale terrorisme. ‘Niet dat alle terroristen handelen vanuit religieus motief, maar je kunt niet ontkennen dat het “klassieke” terrorisme – van bijvoorbeeld de anarchistische Rote Armee Fraktion – een politiek doel had, en onderscheid maakte tussen schuldigen en onschuldigen. Zij gingen nooit over tot zelfmoordterrorisme. Dit zie je wel bij de islam. Dan is mijn vraag: Hoe komt men zover dat men dat doet?’
 
Zoals gezegd is Manenschijn wars van geweld: ‘Gewelddadige films kan ik niet zien’. Toch komt hij al vroeg in aanraking met het onderwerp waarin hij zich jaren later zou verdiepen. Als tiener leest hij de Bijbel van kaft tot kaft. ‘In de Tweede Wereldoorlog was nou eenmaal niet veel anders te lezen. Ik las de stukken die ik spannend vond, zoals het Hooglied’, lacht hij. ‘Maar vooral de bloedige oorlogen in het Oude Testament. Hét voorbeeld van zelfmoordterrorisme is natuurlijk Simson, die met behulp van Gods kracht het dak van een Filistijnse tempel liet instorten. Zo nam hij duizenden vijanden met zich mee de dood in. Gelukkig staat er niet dat hij naar het paradijs gaat, maar dat hij begraven wordt. Als je wilt weten wat er nu in het Midden-Oosten gebeurt, met die bloedige afrekeningen over en weer, dan zie je die millennia-oude broederhaat uit het Oude Testament. Mij houdt bezig hoe je in zo’n wereld tot beheersing van conflicten kunt komen.’
 
Manenschijn verdiept zich niet alleen in het oudtestamentische bloedvergieten. Ook in de Koran vindt hij de nodige ‘haat- en vijandteksten’. In Religie en haat worden teksten van gelijke strekking keurig in kolommen naast elkaar gezet. Zo staat tegenover het ‘Sta op Heer (…), sla mijn vijanden in het gezicht, breek de tanden van de wettelozen’ (Psalm 3) het niets tot de verbeelding overlatende ‘Wanneer u een ontmoeting hebt met hen die ongelovig zijn, houwt dan in op hun nekken. En wanneer u onder hen een bloedbad hebt aangericht, bindt hen dan in de boeien’ (Sura 47). Ook wat wraakacties betreft doen de beide Heilige Boeken niet voor elkaar onder: ‘Heb geen medelijden en eis een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand’ (Deuteronomium 19) correspondeert bijna letterlijk met ‘Wie iets slechts doet, hem wordt vergolden wat hij heeft gedaan. (…) Leven om leven, oog om oog, neus om neus, oor om oor, tand om tand’ (Sura 4 en 5). Ondanks de passages over het matigen van geweld en het sluiten van vrede met vijanden – die het beeld zowel in de Bijbel als de Koran enigszins relativeren – concludeert Manenschijn dat elke wereldreligie op zijn zachts gezegd ‘iets van geweld’ in zich heeft. ‘Elke grote religie heeft minimaal een dun bloedspoor van geweld door de geschiedenis getrokken.’

Stamgod tegen stamgod
Het geweld zit echter niet in de religie zelf, maar in de mens. Religie kan wel de lont zijn die het explosieve gewelddadige materiaal tot ontlading brengt, meent Manenschijn. ‘In evolutionair perspectief heeft de menselijke soort zich tegenover andere soorten alleen kunnen handhaven door samen te werken tot wederzijds voordeel. Binnen de menselijke soort leidt dit ertoe dat de eigen groep moet overleven tegenover een andere groep, aangespoord door de schaarste van de bronnen. Je ziet dat nu bijvoorbeeld in Darfur: intern heerst er een intense verbondenheid met elkaar, maar de ander is de vijand. En dan heb je de stamgod van de een die vecht tegen de stamgod van de ander. Jahweh tegen Baäl, dat is de oorsprong.’

Evenals Samuel Huntington in Botsing der Beschavingen, ziet Manenschijn tribale conflicten op mondiale schaal als ‘normaalste zaak van de wereld’. Maar religie kan – net als een ideologie – die tribale conflicten onoplosbaar maken. De opvatting nestelt zich ‘in je kop’. ‘Denk aan Mohammed Bouyeri, de moordenaar van Theo van Gogh. Hij zei: “U kunt niet begrijpen waarom ik dat moest doen. Ik heb niets tegen u” – het is juist niet die persoonlijke haat – “maar het moest. Want de ongelovigen worden door Allah vernietigd en wij doen dat namens Allah, als instrument van God.” Als dat zich in de hoofden van mensen gaat nestelen, is het in staat alle remmingen weg te nemen.’

Nu naar de terrorist als individu. Hoe wordt een gelovige moslim een terrorist? Manenschijn schudt zijn hoofd: ‘Ik begrijp het niet. Ik zou een mens niet kunnen doden. Het begrijpen waarom mensen dat doen, kost mij grote moeite, maar ik wil het begrijpen.’ Toch kan hij wel een aantal voorwaarden geven waaraan religieus gemotiveerde terroristen moeten voldoen. ‘Allereerst: ze zijn niet gek. Om terrorist te zijn, moet je intelligent en rationeel zijn; terreur is immers het middel om je doel te bereiken. Je moet geen angst kennen en onvoorwaardelijk gehoorzaam zijn aan God. Je autonomie valt weg, en een ander beslist wat je moet doen. Verder wordt God voorgesteld als iemand die radicaal voor de gelovigen is en tegen ongelovigen. De teksten wijzen daarop: de ongelovigen worden de hersens ingeslagen en wacht het oordeel. Je beschouwt jezelf als instrument in handen van God. Door de opoffering van je leven bewijs je hoezeer je God bent toegedaan. Dit is in feite een pervertering van de martelaargedachte. Een martelaar is nooit iemand die de ander vernietigt, maar juist diegene die zijn leven geeft voor de ander of een ideaal.’

Het beeld dat radicale moslims van het Westen hebben, kan een motivatie zijn om tot terreur over te gaan. Manenschijn komt in dit verband met de – door Ian Buruma en Avishai Margalit in het leven geroepen – term ‘occidentalisme’, dat staat voor een hartgrondige afkeer van het Westen. ‘Seksualiteit speelt bij moslims een totaal andere rol dan bij ons, net als de positie van de vrouw en het fenomeen eerwraak. Als ze naar het Westen kijken zien ze bijvoorbeeld een gay-parade. Hoe krijgen ze het in hun hoofd, denken ze. Ik kan het een klein beetje begrijpen: toen ik tiener was, wist ik niet eens dat homoseksualiteit bestond, er werd nooit over gepraat.’

In zijn boek schetst Manenschijn een ‘vijandprofiel’ van het islamitisch gefundeerde terrorisme. Met wie of wat hebben wij te maken? ‘De vijand is niet de persoon, maar een ideologie. De aanhangers van deze ideologie hebben ons tot vijand verklaard, verknocht als wij zijn aan een beschaving die zij tot in het diepst van hun ziel verafschuwen. Daarmee hebben wij in hen een vijand, of we willen of niet.’ Deze ‘vijand’ heeft zijn gedrag niet van een vreemde, zo meent Manenschijn. ‘De ideologie is ontleend aan Europa en dus geen islamitisch bedenksel. Dit is voor ons een groot punt van zelfkritiek. Wij zijn het meest gewelddadige continent in de geschiedenis geweest. De massale vernietiging van joden, zigeuners en andere “vijanden” van het Derde Rijk vond plaats ná de Verlichting. Als ik hoor over West-Europa als de bakermat van universele moraal, dan denk ik: Waar hebben jullie het over? Wie heeft de klassenvijand uitgevonden? Een Europeaan.’

Hoe moeten we – met dit gegeven in het achterhoofd – omgaan met de vijand die naar zijn overtuiging de zieke plekken in het lichaam van onze samenleving meent te moeten wegbranden? In zijn boek schrijft Manenschijn: ‘Nooit met meedogenloosheid terugslaan. Nooit meegaan in hun denken, je vooral niet laten verleiden zelf meedogenloos te worden. Anders geef je een meedogenloze vijand de kans zijn terrorisme ethisch te rechtvaardigen als een reactie op jouw meedogenloosheid.’ Hij knikt: ‘Dit is mij uit het hart gegrepen, maar het is heel moeilijk te realiseren, omdat wij mensen altijd geneigd zijn rekeningen te vereffenen. Als ik van die gruwelijke aanslagen hoor, ontstaat er een woede in mij. Wie vindt er enige bevrediging in jonge en oude mensen, ja zelfs baby’s op te blazen? Tegelijkertijd moet je de daders toch behandelen in al hun rechten en al hun waardigheid, “alsof ze mensen waren”. Daar hebben we de democratische rechtsstaat voor. Dus geen doodstraf. Niet omdat ze de doodstraf niet zouden verdienen, maar omdat wij willen tonen naar welke norm wij – door schade en schande wijs geworden – leven.’

Vijandliefde
Hieruit blijkt al hoe Manenschijn het ‘gebod van vijandliefde’ – ‘Hebt uw vijanden lief en bidt voor hen die u vervolgen’ – uit de Bergrede van Jezus Christus interpreteert. Maar we moeten niet te hoog opgeven van deze nieuwtestamentische vijandliefde. ‘Het woord liefde wordt vaak misverstaan. Het betekent hier gewoon: respecteer iemand in zijn rechten. Er is dus geen sprake van warme gevoelens, vriendschappelijke of erotische liefde. Vijandliefde is een uitbreiding van het gebod van naastenliefde, dat voor respect voor de rechtspositie van de landgenoot stond, én voor een gelijke behandeling van de vreemdeling die in het land woonde. Op zich is dat al een mooi lesje voor ons, maar als het om echte vijanden gaat, wordt het heel anders. Die bedreigen jouw leven. Terroristisch geweld kunnen we niet bestrijden met genegenheid, maar ook niet met terroristisch tegengeweld. We moeten haar bestrijden met de onpartijdigheid van vrouwe Justitia. Het gebod van vijandliefde interpreteer ik als een conflictvermijdende strategie.’

De ethiek van vijandliefde is voor Manenschijn nauw verbonden met een tekst uit het apocriefe Bijbelboek Jezus Sirach: ‘De wortel van alle beleid is het verstand’. ‘De realiteit is altijd dat er een samenleving is met conflicten. Het punt is: hoe kun je ze redelijk en geweldloos oplossen? Religie kan onze tribale conflicten onoplosbaar maken, door de positie van de ander systematisch af te schilderen als minderwaardig en ongelovig. Je moet je overtuiging van grote betekenis achten voor je identiteit, maar tegelijkertijd kunnen toegeven dat de overtuiging van een ander op dezelfde manier functioneert als die van jou. Als je de sprong van je subjectieve positie naar de helikopterview van dat grote tableau van allemaal verschillende opvattingen niet kunt maken, belemmer je de oplossing van het conflict. Bij normen en waarden kun je niet spreken van waarheid, dat kan alleen als er een sluitend verband wordt aangetoond tussen feiten en de beschrijving van die feiten.’

Europese islam
Daarmee komt Manenschijn aan bij de integratie van de islam in Europa. ‘Fitna is op het ogenblik belangrijker dan jihad, dat wil zeggen dat er binnen de islam grote onenigheid en vijandschap bestaat over de goede uitleg van de ware islam. Vandaar ook het grote aantal slachtoffers dat moslims onder moslims maken. We moeten erop bedacht zijn welke vorm het in Europa gaat winnen: de gematigde islam die integratie wil, maar geen assimilatie of de islam die zich manifesteert in het gedachtegoed van de Moslimbroederschap en al-Qaeda. Deze laatste vorm spreekt veel Europese jongeren aan.’

Een liberale Europese islam – die moslimterrorisme publiekelijk afkeurt – is volgens Manenschijn de sleutel tot het probleem. ‘Wat we van moslims moeten verwachten, is dat ze bepaalde verworvenheden van de Verlichting accepteren, zoals de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van religie, en daarmee ook de vrijheid geen religie te hebben. En hoewel achter bijna alle aanslagen die nu plaatsvinden, moslims zitten, durft de grote meerderheid van de moslims deze niet af te keuren. Ik betreur dat. Christenen en joden maken zich ook schuldig aan terreur, maar die is kleiner van omvang en wordt streng bestraft en publiekelijk afgekeurd. Als moslims dit ook zouden doen, krijgen we de doorbraak naar een liberale Europese islam. Daar hebben we dringend behoefte aan.’ Deze islam moet overtuigingskracht hebben, zonder dat daar dwang bij komt kijken. ‘Pluraliteit betekent feitelijk dat er een heleboel religies en levensovertuigingen zijn, die van zichzelf denken dat ze overtuigingskracht hebben. In de praktijk moet blijken of die overtuigingskracht er is. Maar dat mag nooit met behulp van geweld. In zijn beeldspraak over de “geestelijke wapenrusting” heeft Paulus het in de Bijbel over de “gordel van waarheid”. Dit staat in schril contrast met de gordel van explosieven van de terrorist. Met de gordel van waarheid kun je de ander onbevangen tegemoet treden en hopen gelijk te krijgen zonder geweld.’

Om een liberale Europese islam te doen slagen, is niet alleen een publiekelijke veroordeling van moslimterreur nodig vanuit de islamitische gemeenschap, maar speelt ook de houding van de niet-moslims een rol: ‘Heet de islam gewoon welkom als een religie die gelijke rechten heeft als elke andere religie in Europa. Maar vraag van hen die deze religie belijden om zich de manier eigen te maken waarop wij in Europa – na alle ellende – hebben geleerd met elkaar om te gaan, zonder tot nieuwe conflicten te komen. Vijandliefde betekent hier dus niet dat wij hen moeten koesteren, maar dat we gewoon hun rechten moeten erkennen. Dát alleen kan volgens mij overtuigend werken.’

Religie en haat, over religieus gemotiveerd terrorisme, door Gerrit Manenschijn, uitg. Ten Have, 284 blz., € 19,90