Home Geen vrouwonvriendelijke victoriaan

Geen vrouwonvriendelijke victoriaan

Door Tessa van Dijk op 03 september 2021

Geen vrouwonvriendelijke victoriaan
Cover van 03-2021
03-2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Volgens Darwin was de man superieur aan de vrouw. Toch liet hij zijn oudste dochter zijn wetenschappelijke teksten redigeren en onderhield hij wetenschappelijke discussies met zijn penvriendinnen. Tessa van Dijk belicht Darwins ambigue opvatting over vrouwen.

Als het gaat over Darwins positie ten aanzien van vrouwen, dan zijn de vrouwonvriendelijke citaten nooit ver weg. Je hoeft niet lang in Darwins werk te zoeken om deze te vinden. Met name zijn werk The Descent of Man (1871) grossiert in uitspraken waar menig misogynist van zal smullen. De man is intellectueel superieur aan de vrouw, is Darwins onverbiddelijke conclusie – zonder overigens enig oog te hebben voor de sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de victoriaanse tijd. Ik weet nog goed hoe teleurgesteld ik was dat de door mij zo bewonderde Darwin, grondlegger van de evolutietheorie, er zulke achterhaalde en benepen standpunten over vrouwen op nahield.

Het Darwin Correspondence Project, dat als doel heeft alle brieven van Darwin te publiceren en publiekelijk toegankelijk te maken, toont echter een andere kant van Darwins verhouding tot vrouwen. In 2017 verscheen de bundel Darwin and Women met daarin een bloemlezing van de vele brieven die Darwin met vrouwen wisselde. Dat zijn niet alleen brieven met vrouwelijke familieleden die over koetjes en kalfjes gaan. Darwin bleek ook met vele vrouwelijke wetenschappers over allerlei zaken van gedachten te wisselen en op hun oordeel en hun waarnemingen te vertrouwen. Hoe valt dit te rijmen met Darwins laatdunkende uitspraken over het intellect van vrouwen in The Descent of Man?

Familiebedrijf

Toen Darwin in 1836 op 27-jarige leeftijd terugkwam van zijn vijf jaar durende reis met de HMS Beagle, was het voor hem geenszins vanzelfsprekend dat hij zou trouwen en een gezin zou stichten. Om zich op dit onderwerp te beraden stelde hij voor zichzelf een lijst op met voors en tegens van het huwelijkse bestaan. Hij zag op tegen de sociale verplichting en de tijd en geld die het zou kosten om een gezin te onderhouden. Hij zou minder tijd hebben om te lezen en moeten werken om brood op te plank te krijgen. Onder het kopje ‘Marry’ beschrijft hij de voordelen van het huwelijk, zoals het hebben van een ‘constante metgezel, (& vriend op oudere leeftijd) die geïnteresseerd zal zijn, – een object om van te houden en mee te spelen. – beter dan een hond in ieder geval.’ Hoewel hij zelfs de lijst met argumenten vóór het huwelijk afsluit met de verzuchting ‘maar een vreselijk tijdverlies’, schrikt een eenzaam bestaan met alleen maar werk en zonder kinderen hem af. Daarom besluit hij uiteindelijk dat het toch beter is om wel te trouwen. Maar eerlijk is eerlijk, enthousiasme voor het huwelijk druipt er niet vanaf.

In november 1838 doet Darwin zijn volle nicht Emma Wedgwood een aanzoek. ‘The day of days!’ schrijft hij in zijn dagboek als Emma zijn aanzoek accepteert. Zijn huwelijk pakt goed uit, wellicht beter dan hij, op basis van bovengenoemde aantekeningen, zelf had voorzien. In 1842 verruilen Charles en Emma het drukke Londen voor het Engelse platteland en nemen ze hun intrek in het Down House in Kent. Emma blijkt een rots in de branding voor Charles. Niet alleen bestiert ze het drukke huishouden schijnbaar moeiteloos, ook onderhoudt ze een aanzienlijk deel van de correspondentie van haar man, die door zijn ziekelijke gestel weinig reist maar des te meer brieven schrijft. Haar talenknobbel komt goed van pas en ze vertaalt boeken en brieven uit het Duits, Frans en Italiaans voor Charles. Op Down House heerst doorgaans een gezellige chaos, met veel bezoek van familieleden met hun kroost. Zoals een nichtje uit de Wedgwood tak ooit over Down House opmerkte: ‘De enige plek waarvan je zeker kan zijn dat je er géén kind zal aantreffen is de kinderkamer.’

Charles en Emma krijgen in totaal tien kinderen, waarvan zeven de volwassen leeftijd bereiken. En ook deze kinderen blijken niet alleen maar een bron van ‘zorgen en kosten’ te zijn zoals Darwin in zijn jonge jaren vreesde. Sterker nog, zij dragen al vanaf zeer jonge leeftijd bij aan het wetenschappelijke werk van hun vader. Darwin combineert zijn rol als liefdevolle vader moeiteloos met die van bioloog, en hij onderwerpt ook zijn eigen kinderen aan nauwkeurige observaties. In zijn werk The Expression of the Emotions in Man and Animals (1872) put hij uitvoerig uit de observaties van zijn eigen kroost.

Wanneer de kinderen ouder zijn spelen ze een actieve rol in zijn werk, en mogen zij hun vader assisteren bij het doen van allerhande experimenten in en om field lab Down House. In de tuin en de kassen om het huis groeien vele bijzondere plantensoorten die de nieuwsgierigheid van de gezinsleden opwekken. De groei van klimplanten en eetgewoontes van vleesetende planten worden uitvoerig geobserveerd. De laatste categorie krijgt ook verschillende lekkernijen toegediend om te kijken welke substanties een reactie opwekken. Darwin en zijn kinderen geven de planten onder andere stukjes kurk, glas, alcohol, rosbief, ei, melk en zelfs urine (Peeters 2016). Ook krijgen de kleine Darwins bijvoorbeeld instructies om tijdens een picknick bijen en ander vliegvolk te markeren met een kwastje, zodat zij kunnen bijhouden welke bloemen worden bezocht en daarmee de foerageerroutes in kaart brengen.

Als klap op de vuurpijl bekleden Darwin en zijn kleine partners in crime het trappenhuis van Down House met vochtig papier met kikkerdril ertussen, om te onderzoeken hoe lang de eitjes overleven op het droge (Peeters 2018). Goed om op te merken is dat alle kinderen van Charles en Emma een belangrijk radertje in het familiewetenschapsbedrijf vormen, zowel de vijf zonen als de twee dochters. Een speciale rol is weggelegd voor de oudste dochter Henrietta. Al vanaf achttienjarige leeftijd treedt zij op als redactrice van haar vaders werk – en dit gaat verder dan alleen het verbeteren van spelfouten en interpunctie. Henrietta verlevendigt en verheldert de teksten van haar vader, en levert in sommige werken zelfs inhoudelijke bijdragen. Darwin stelt haar kritische blik zeer op prijs: ‘Excellent, excellent, excellent’, noemt hij haar commentaar op The Variation of Animals and Plants under Domestication (1968).

Darwins penvriendinnen

Vrouwelijke gezinsleden hadden, net als de zonen, een aandeel in het wetenschappelijk werk van Darwin. Hij blijkt daarmee, in ieder geval in de huiselijke sfeer, geen typische victoriaan die gruwt van het idee dat een vrouw zich met zoiets ‘mannelijks’ als wetenschap bemoeit. Maar ook vrouwen buiten de directe familiekring speelden een rol in Darwins denken. In Darwins uitgebreide correspondentienetwerk bevinden zich ongeveer honderd vrouwen, met wie hij over uiteenlopende wetenschappelijke zaken van gedachten wisselt. Hij hecht grote waarde aan hun observaties en bevindingen, die hij soms weer gebruikt in zijn publicaties. Zijn nichtjes Lucy, Margaret en Sophy Wedgwood zijn bijvoorbeeld belangrijke bronnen van informatie over verschillende onderwerpen, zoals het gedrag en de hoopjes van regenwormen.

Ook zijn er vrouwen die Darwin schrijven om hun experimentele resultaten voor te leggen, waarop hij hen stimuleert proeven te herhalen en te publiceren, of hij stuurt relevante boeken of artikelen toe. Anderzijds zijn er vrouwen die Darwins werk becommentariëren, zoals zijn nichtje Frances Julia Wedgwood, bijgenaamd Snow. Zij publiceert in 1860 en 1861 een tweedelig essay over de implicaties van het darwinisme voor het geloof in het prominente tijdschrift Macmillan’s Magazine. Hiermee oogst ze lof van haar oom Charles, die haar het volgende briefje schrijft na het lezen van het stuk: ‘Iemand heeft ons “Macmillan” gestuurd; en ik moet je laten weten hoezeer ik jouw artikel bewonder; (…) ik denk dat je mijn boek perfect begrijpt, en dat vind ik een zeer zeldzaam feit onder mijn critici.’

Een andere prominente correspondente is de illustere Francis Power Cobbe, een filosoof, feminist en actief strijder voor een verbod op dierproeven. Zij deelt met Darwin een grote liefde voor honden en moedigt hem aan de Grundlegung zur Metaphysik der Sitten van Kant te lezen. Darwin bekijkt de Engelse vertaling van het werk, dat Cobbe hem toegestuurd heeft. Hij schrijft haar, niet zonder enige humor, over zijn verbazing over het verschil in benadering tussen hemzelf en Kant, ‘de ene man een grote filosoof die exclusief in zijn eigen geest kijkt, de ander een gedegradeerde ellendeling die van buitenaf door apen en wilden naar het morele gevoel van de mensheid kijkt.’ Ook al kiest Darwin een hele andere benadering om de moraliteit van de mens te bestuderen, hij ziet zich toch genoopt Kant te citeren in The Descent of Man (1871), waar hij ook de mentale vermogens van de mens en andere dieren onder de loep neemt.

Het is in hetzelfde werk The Descent of Man dat Darwin zich ook van een andere kant laat zien als het om vrouwen gaat. Het hoofdstuk Secondary Sexual Characters of Man begint met een beschrijving van de biologische verschillen tussen man en vrouw: ‘De man is gemiddeld genomen aanzienlijk langer, zwaarder en sterker dan de vrouw, met rechtere schouders en meer geprononceerde spieren (…) Zijn lichaam, en in bijzonder zijn gezicht, is meer behaard, en zijn stem heeft een andere en krachtigere klank’. Maar ook tussen de intellectuele vermogens van mannen en vrouwen bestaan grote verschillen. Die uiten zich volgens Darwin als volgt:

‘Het hoofdonderscheid in de intellectuele vermogens van de twee seksen is daarin zichtbaar dat de man, in wat hij ook onderneemt, een hoger niveau bereikt dan de vrouw bereiken kan – of dit nu diep nadenken, rede of fantasie vereist, of louter het gebruik van de zinnen en handen. Indien er twee lijsten weden gemaakt van de meest eminente mannen en vrouwen in de poëzie, schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek – met inbegrip van componeren en uitvoeren –, geschiedenis, natuurwetenschap en filosofie, met een half dozijn namen onder elk onderwerp, dan zouden die twee lijsten de vergelijking niet doorstaan. We kunnen ook afleiden, uit de wet van de afwijking van het gemiddelde, dat als mannen in staat zijn om in veel onderwerpen beslist boven de vrouw uit te stijgen, de gemiddelde norm van mentale kracht bij de man hoger moet zijn dan die van de vrouw.’ (Darwin 1871)

Darwin wijdt het verschil in vermogens tussen de geslachten deels aan de strijd om het bestaan die de man moet leveren en deels aan de strijd om vrouwelijke partners, oftewel seksuele selectie. De eeuwenlange actieve rol van mannen hierin – tegenover de passievere rol van vrouwen – heeft er volgens Darwin in geresulteerd dat de man superieur is geworden aan de vrouw. We mogen, aldus Darwin, nog van geluk spreken dat deze door de man verworven eigenschappen ook nog in enige mate worden doorgegeven aan dochters (en niet alleen aan zonen), anders was het waarschijnlijk geweest dat ‘de man qua mentale begaafdheid even superieur zou zijn geworden aan de vrouw, als de pauwenhaan is qua sierkleed ten opzichte van de pauwenhen’ (Darwin 1871).

Het is opvallend dat Darwin amper in overweging lijkt te nemen dat dit verschil iets te maken zou kunnen hebben met sociale factoren zoals beperkte toegang tot educatie voor vrouwen. Veel vrouwen met wie Darwin correspondeerde verzetten zich tegen de ideologie van de ‘gescheiden sferen’, die heerste in de victoriaanse tijd. Volgens deze ideologie is de man met zijn rationele aard uitgerust om zich te manifesteren in het publieke en wetenschappelijke domein, terwijl de vrouw, geleid door emoties, het beste tot haar recht komt in de huiselijke sfeer. Dit kwam er in de praktijk op neer dat het onderwijs voor meisjes zeer beperkt toegankelijk was en bovendien vaak gericht op sociale en huishoudelijke vaardigheden.

Hoewel Darwins penvriendinnen zich in hun brieven meestal niet direct over deze onderwerpen uitlieten tegen Darwin, was hij zeker op de hoogte van dit sociale probleem en het verzet ertegen. In zijn wetenschappelijk werk lijkt er echter bij Darwin een blinde vlek te bestaan op dit punt. De filosofe Griet Vandermassen stelt in haar boek Darwin voor dames:

‘Zowel voor als na Darwin zijn er meer verlichte visies op de vrouw neergepend, om het zacht uit te drukken. Hij slaagde er op dit vlak duidelijk niet in zijn wetenschappelijke houding te scheiden van zijn sociale vooringenomenheid. Het minste wat hij als wetenschapper had moeten doen, was stilstaan bij de manieren waarop de vrijheid en de mogelijkheden van vrouwen aan banden werden gelegd.’ (Vandermassen 2005)

Overigens was Darwin er zeker niet op tegen dat vrouwen werden toegelaten tot de universiteit. Zijn jongste dochter Elizabeth volgde colleges in Londen. Ook sprak Darwin samen met vele prominenten (in ‘a General Committee for Securing a Complete Medical Education for Women’) zijn steun uit voor het afstuderen van de Edinburgh Seven, de eerste vrouwen die aan een Britse universiteit mochten studeren. Deze dames werden in 1869 eindelijk toegelaten aan de Universiteit van Edinburg, maar het diploma werd hen geweigerd nadat zij het curriculum succesvol hadden doorlopen.

Ambigue visie

Darwins opvattingen over vrouwen lijken overwegend bepaald en beperkt te worden door de victoriaanse tijdgeest. Toch heeft Darwin de vrouw een belangrijke rol toebedeeld bij een specifiek aspect van evolutie: de seksuele selectie. In The Descent of Man, waar hij zijn idee van seksuele selectie uiteenzet, betoogt Darwin namelijk dat de vrouwelijke partnerkeuze een belangrijke drijfveer is geweest in het ontstaan van mannelijke ornamenten in het dierenrijk, zoals de verentooi van de pauwenhaan. Volgens Darwin zijn er verschillende diersoorten waarbij het vrouwelijk geslacht door de selectieve partnerkeuze eigenlijk op vergelijkbare wijze te werk gaat als een fokker. Door steeds mannetjes met bepaalde eigenschappen te selecteren, zoals een kleurrijke verentooi of een bijzonder muzikaal talent, worden deze in de loop van de generaties steeds versterkt.

Darwin zag geen reden om te betwijfelen dat de vrouwelijk partnerkeuze, door duizenden jaren van consequente selectie, een duidelijk effect zou kunnen sorteren. Hierin wijkt hij af van tijdgenoten, zoals de Britse bioloog George Jackson Mivart, die het oordeelsvermogen van het vrouwelijk geslacht te inconsistent en grillig achtte om tot een zichtbaar evolutionair resultaat te komen. Mannen zouden vooral met elkaar vechten om partners; vrouwen hadden hierin slechts een passieve, afwachtende rol. Met zijn positie over vrouwelijke partnerkeuze was Darwin zijn tijd duidelijk vooruit (Peeters 2018).

Darwin voegde zich grotendeels naar de waarden van zijn tijd

Darwins visie op de vrouw, zoals hij die in Descent of Man uiteenzette, is inmiddels lang en breed achterhaald. Toch lijkt het net iets te eenvoudig om Darwin weg te zetten als vrouwonvriendelijke victoriaan die alleen oog heeft voor biologie. Darwin voegde zich grotendeels naar de traditionele waarden van zijn tijd, maar de manier waarop hij vrouwen bij zijn werk betrok en de rol die hij het vrouwelijk geslacht toebedeelde bij seksuele selectie wijken daarvan af. Tevens was Darwin een voorstander van vrouwenstemrecht en onderwijs voor vrouwen. ‘Leid de vrouwen op (…) & de mensheid wordt opgeleid’, schreef hij in een van zijn notitieboekjes. Daarin was hij vooruitstrevender dan veel van zijn tijdgenoten.

Darwin lijkt ruimte te laten voor de mogelijkheid dat mannen en vrouwen ooit elkaars gelijke worden in intellectueel opzicht, al is daar volgens hem nog een lange weg te gaan. Als de Amerikaanse Caroline Kennard Darwin vraagt naar zijn positie op dit punt schrijft hij: ‘Maar om dit te bereiken, is mijn overtuiging, moeten vrouwen net zo vaak “kostwinners” worden als mannen, en we kunnen vermoeden dat de vroege opvoeding van onze kinderen, om nog maar te zwijgen van het geluk van ons gezin, in dit geval enorm zou lijden.’

De evolutietheorie zelf zou seksistisch en biologisch deterministisch zijn

Darwins positie op het gebied van vrouwen is niet eenduidig en complexer dan uit Descent of Man alleen kan worden afgeleid. Is Darwins denken vandaag de dag nog relevant of actueel voor de vrouwenzaak? Vanuit feministische hoek is er – al dan niet terecht – veel kritiek geweest op het darwinisme. Darwins evolutietheorie zou seksistisch, generaliserend en biologisch deterministisch zijn. Andere feministen hebben Darwin weer verdedigd tegen dergelijke kritiek. Zo hangt eerdergenoemde Griet Vandermassen juist een ‘darwinistisch feminisme’ aan. Onder de titel Dames voor Darwin publiceerde ze in 2019 een herziene versie van haar proefschrift Darwin voor dames (2005). Ook in dit werk gaat de auteur in op de gespannen verhouding tussen feminisme en biologie.

Vandermassen bekritiseert een (sociaal-constructivistisch) feminisme dat ideeën over gender vooral zou zien als door de maatschappij opgelegd sociaal construct en nauwelijks oog zou hebben voor genetische, evolutionair bepaalde gemiddelde verschillen tussen mannen en vrouwen. Voor haar staat het vast dat de fysieke verschillen tussen man en vrouw gepaard gaan met psychologische verschillen. Zo zijn mannen bijvoorbeeld gemiddeld competitiever terwijl vrouwen gemiddeld zorgzamer zijn. Volgens Vandermassen kunnen we deze feiten beter onder ogen zien in plaats van hardnekkig te ontkennen dat er gemiddeld genomen verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Dat komt er namelijk vaak op neer dat vrouwen langs een mannelijke maatlat worden gelegd. Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn in zichzelf niet per se problematisch voor Vandermassen. De politieke conclusies of maatschappelijke normen die hiervan worden afgeleid door bepaalde conservatieve politici zijn dat echter wel. Door vaste normen te baseren op gemiddelde verschillen gaat men voorbij aan de grote variatie die er is binnen de seksen.

De positie van Vandermassen is niet onweersproken gebleven in feministisch-filosofische kring (zie bijvoorbeeld de artikelen van Vasterling en van Kleinherenbrink in het thema-nummer ‘Feministisch Denken’ van Wijsgerig Perspectief 2018). In de actuele feministische filosofie, zo betoogt Kleinherenbrink is de aandacht voor het materiele lichaam en de fundamentele verwevenheid van natuur en cultuur in ’naturecultures’, en de daarmee gepaard gaande plasticiteit van sekseverschillen juist heel sterk.

Mijns inziens is de waarde van Darwins denken voor het hedendaagse feminisme te vinden op een ander niveau, waarbij het niet gaat om zijn denken over vrouwen op zich, maar juist om het element van veranderlijkheid dat in Darwins evolutietheorie besloten ligt. Darwin liet ons zien dat soorten zijn ontstaan en niet geschapen en dat alle levensvormen takken zijn aan dezelfde boom des levens. Als soorten (en omstandigheden) niet veranderlijk waren, had deze boom zich nooit zo uitbundig kunnen vertakken. Uiteindelijk heeft deze veranderlijkheid niet alleen betrekking op de mens zelf maar ook op de maatschappij waarin wij ons tot elkaar verhouden, wat ook betekent dat sociale verhoudingen en rolpatronen niet in steen zijn gebeiteld. Dit inzicht kan bijdragen aan een maatschappijvisie waarin de variëteit en individuele verschillen tussen mannen en vrouwen onderling het uitgangspunt zijn.

Literatuur

• Darwin Correspondence Project. (2020), https://www.darwinproject.ac.uk/
• Darwin, C. (1871), The descent of Man and Selection in Relation to Sex. London: John Murray
• Evans, S. (2017), Darwin and Women: A Selection of Letters. Cambridge: Cambridge University Press
• Kleinherenbrink, A. (2018), Nieuw feministisch materialisme. Wijsgerig perspectief, 2018(3)
• Peeters, N. (2016), Botanische Revolutie: De plantenleer van Charles Darwin. Zeist: KNNV uitgeverij
• Peeters, N. en van Dijk, T. (Reds.) (2018), Darwins Engelen: vrouwelijke geleerden in de tijd van Charles Darwin. Amsterdam: Atlas Contact
• Vandermassen, G. (2005), Darwin voor dames: over feminisme en evolutietheorie.
Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds
• Vandermassen, G. (2019), Dames voor Darwin: over feminisme en evolutietheorie.
Antwerpen: Houtekiet.