Home Frank Furedi: Waar zijn de intellectuelen?

Frank Furedi: Waar zijn de intellectuelen?

Door Marco Kamphuis op 21 augustus 2006

07-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

Meesmuilend typeert Frank Furedi deze tijd, waarin het er vooral om zou gaan dat iedereen meedoet. 'Als je veel mensen wilt trekken, dan zeg je: dit is geen saai museum, maar een leuk museum.'

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Het begon allemaal met een artikel dat Frank Furedi voor The Sunday Times schreef. Daarin vermeldde de hoogleraar sociologie aan de universiteit van Kent dat studenten kwamen klagen wanneer ze een boek in zijn geheel moesten lezen. Een paar bladzijden, dat ging nog, of een mooie samenvatting, maar een boek lezen van bladzijde één tot driehonderd – er zijn grenzen aan de goede wil van studenten. Een vooraanstaande bestuurder van een universiteit reageerde woedend op het artikel. Hij merkte op dat het belang van boeken in het hoger onderwijs schromelijk overschat wordt. Tot dat moment meende Furedi dat het gestaag dalende peil van het academisch onderwijs een gevolg was van de druk van de markt, wat door de gevestigde orde werd betreurd, maar nu begon hem te dagen dat de intellectuele elite in feite zelf verantwoordelijk is voor de intellectuele neergang. Zo ontstond zijn provocatieve boek Waar zijn de intellectuelen?

‘Er bestaat tegenwoordig geen waarheid meer,’ zegt Furedi, ‘er bestaan vele waarheden. Het relativisme heeft het intellectuele en culturele leven in zijn greep gekregen. Doordat de waarheid aan status heeft ingeboet, heeft kennis dat ook, want kennis zonder waarheidsaanspraak heeft geen intrinsieke betekenis. En waarom zou je kennis willen nastreven als er niets bijzonders aan is? Daarmee is ook de intellectueel in onze samenleving gedevalueerd.’

Er is sprake van een paradox, want tegelijkertijd heeft iedereen de mond vol van de ‘kenniseconomie’. Kennis wordt alleen gewaardeerd, meent Furedi, voor zover ze in dienst staat van een praktisch doel: kennis is macht. Wie streeft naar geleerdheid, naar kennis om de kennis, of zelfs op zoek is naar de waarheid, wordt als wereldvreemd beschouwd. Deze instrumentalistische visie strekt zich niet alleen uit over het onderwijs; bestuurders gebruiken ook kunst en cultuur om een doel te bereiken dat losstaat van de inhoud ervan.
Dat doel is participatie. Zoveel mogelijk mensen moeten deelhebben aan de educatieve en culturele instellingen. Om dat te bereiken probeert men niet het intellectuele peil van de beoogde participanten te verhogen, maar verlaagt men simpelweg de drempel van de instellingen. ‘Als je veel mensen wilt trekken, dan zeg je: dit is geen saai museum, maar een leuk museum. De kinderen zijn er dol op. Je kunt hier op knoppen drukken en er zijn geluidseffecten. En je zegt: kom naar de universiteit. De universiteit is voor iedereen, je hoeft er niet bijzonder slim voor te zijn.’ Het is niet zo dat bestuurders welbewust proberen het publiek dommer te maken, maar de infantilisering is een gevolg van het streven naar sociale integratie. Furedi’s favoriete voorbeeld is de bibliotheek: ‘De Engelse regering heeft een nieuw beleid waarvan de doelstelling is zoveel mogelijk mensen binnen de bibliotheken te krijgen. De doelstelling is dus niet zoveel mogelijk boeken uit te lenen! Het gevolg is dat bibliotheken eruit zien als koffiebars. Als je binnenkomt, kijk je om je heen en vraag je je af waar verdomme de boeken zijn.’

De door Furedi geconstateerde infantilisering wordt in de hand gewerkt door een algemeen klimaat van bevestiging. Mensen worden gecomplimenteerd met wat ze al kunnen, in plaats van uitgedaagd om tot betere prestaties te komen. Ze zouden eens niet aan de uitdaging kunnen voldoen en zich mislukt voelen… Furedi: ‘Bij de voetbalclub van mijn zoontje leeft sinds kort het idee dat het eigenlijk niet juist is dat alleen de goede spelers worden opgesteld. Dat is zielig voor de kinderen die dik zijn of gewoon geen bal kunnen raken. Dus wat doen ze nu? Als het team twee keer gescoord heeft, komen de vervangers in het veld, dat is goed voor hun gevoel van eigenwaarde. Uiteraard is dat aardig bedoeld, en ik ben er sterk voor dat mensen kansen krijgen – maar het signaal dat je afgeeft, is dat het er niet toe doet hoe goed je bent of hoe goed je je best doet. Iedereen mag meedoen. In feite ontmoedig je kinderen hun best te doen. En datzelfde gebeurt op middelbare scholen en universiteiten. Het maakt niet uit dat je niet bijster intelligent bent en geen boeken leest – dan kun je nog wel slagen! Het heeft een ondermijnende invloed op de samenleving.’

Opgelegd

Het eigenaardige is dat het integratiebeleid geen reactie is op de vraag van het publiek. Er wordt niet massaal gedemonstreerd door mensen die toegang willen tot de instellingen, sterker, de meesten krijg je met geen stok een museum binnen. Het beleid wordt dus van bovenaf opgelegd.

Maar waarom wil de elite die mensen met alle geweld binnen boord halen? Furedi: ‘Vroeger was de elite verdeeld in politiek links en rechts, en iedereen wist waarvoor hij stond. De ideologieën zijn echter verlaten, en we zijn het erover eens geworden dat we sceptisch moeten zijn over de mogelijkheid de waarheid te ontdekken. Daardoor heerst er intellectuele verwarring, we hebben nu een elite zonder boodschap, zonder doel en zonder geloof in zichzelf. Het streven naar sociale integratie is de schijnoplossing voor die onzekerheid. In feite zegt de elite: we hebben werkelijk geen idee wat we het volk moeten zeggen – maar kom binnen en doe mee. Deel in de leegte. Integratie is zo een doel op zichzelf geworden en onderwijs en cultuur zijn de middelen, ten koste van aantasting van de bestaande instellingen.’

Door Marco Kamphuis

Waar zijn de intellectuelen? door Frank Furedi, uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2006, 223 blz., € 18,95