Finkielkraut kiest zijn onderwerpen op een eigenzinnige manier, met een voorkeur die al sinds het begin van zijn oeuvre (het beroemde, samen met Pascal Bruckner in 1977 geschreven Le nouveau désordre amoureux) duidelijk aanwezig is, en waarvan de ernst niet te verdoezelen valt achter titels als ‘Een Nike-petje op een oud woordenboek zetten’ (over hoe Le Petit Robert, Frankrijks dikke Van Dale, onder politiek correcte druk veranderde van normatief naar descriptief), ‘De koe en de technofiel’ (over de digitale revolutie, die een einde maakt ‘aan het herkauwen, het peinzen en de stomme verbazing’) of ‘De gebeurtenis’ (over 11 september).
Een aantal van deze stukken kan worden afgedaan als ‘gemopper over de verdoemenis’ , al zijn ze daarom niet minder aangenaam om te lezen. Alain Finkielkraut (1949) is tégen mobiele telefoons, tégen houseparty’s, tégen leraren die zich niet boven de leerling durven te plaatsen. Waarvan akte.
Maar wie de bundel als geheel beschouwt, ziet dat het Finkielkraut eigenlijk steeds te doen is om drie dingen: de macht van de ene mens over de andere, de holocaust en het Midden-Oostenconflict. Hij leest de geschiedenis, interpreteert het heden en denkt over de toekomst op basis van die drie nauw verbonden thema’s.
Hij schrijft daar zo indringend over, dat wie Het onvoltooide heden leest, onwillekeurig zelf het nieuws gaat indelen in wel en niet-Finkielkrautige kwesties. Uit de Nederlandse actualiteit anno 2003 zijn bijvoorbeeld Jan Oegema’s boek over de publieke religie rond Auschwitz, Ayaan Hirsi Ali en zeker Gretta Duisenberg duidelijk Finkielkrautig. Maar niet: de slepende kabinetsformatie of de bouwfraude.
Hoe die scheidslijn met zoveel zekerheid te trekken valt, is moeilijk te zeggen, want Finkielkraut geeft in dit boek geen theorie over zijn wereldbeschouwing. Kennelijk krijgt de lezer die theorie tijdens het lezen van de praktijkgevallen vanzelf binnen, gelijk de vitamientjes bij het eten van een sinaasappel. It communicates before it’s understood, zou T.S. Eliot zeggen. Dit essayistisch boek dat niet eens zozeer de lezer meesleept, zoals dat van romans zo vaak gezegd wordt, maar dat de wereld rondom de lezer in een ander perspectief plaatst, is alleen om die reden al briljant te noemen – en wie zou het briljante durven duiden?
Voorganger
Hoe beter het boek erin slaagt om de emoties hun nadrukkelijke werk te laten doen, des te sterker zich toch de vraag opdringt: wat is die achterliggende theorie? In zijn voorwoord schrijft Finkielkraut namelijk dat hij ‘algemene ideeën onder het toezicht van bijzondere gevallen [heeft willen] plaatsen.’ De vraag blijft wat die algemene ideeën dan zijn.
Het lijkt erop dat Finkielkraut, door zijn drie thema’s eindeloos en in steeds wisselende configuraties met elkaar te verbinden, ons wil vertellen dat de wereld het zonlicht niet waard is zolang er geen vrede in het Midden-Oosten is, en dat die vrede er niet zal komen zolang de Palestijnen geen water bij de wijn doen. ‘Want het is tenslotte zo dat gekoloniseerde volkeren nooit de legitimiteit van het moederland in twijfel hebben getrokken, noch a fortiori het geleidelijke opgaan van het moederland in een entiteit waarin zij uiteindelijk de meerderheid zouden vormen op hun programma hebben gezet.’ De keuze voor het woord moederland (métropoles in het origineel) is natuurlijk malicieus, en velen in en buiten Frankrijk beschouwen Finkielkraut inmiddels als slachtoffer van zijn eigen obsessie, een beetje zoals Leon de Winter in Nederland. Maar Het onvoltooid verleden toont bij nadere bestudering dat die diagnose voor Alain Finkielkraut niet aan de orde is.
Tegenstander
Finkielkrauts grootste vijand is ‘de machine tot simplificatie van de wereld’. Hij gebruikt die term in een van de mooiste stukken in Het onvoltooide heden, naar aanleiding van een nieuw boek over François Mitterand. Finkielkraut analyseert de macht van diens nabestaanden en biografen over het postume imago van de president, waarbij alles draait om de vraag: was de (jonge) Mitterand goed of fout in de oorlog? In andere stukken veegt hij de vloer aan met de steun die het progressieve Westen aan de Palestijnen geeft, ontmaskert hij elke neiging tot antisemitisme in Frankrijk en is hij flink fanatiek in zijn verdediging van Israël. Maar hij richt zijn pijlen niet op een van te voren geïdentificeerde tegenstander, maar op wie probeert een loopje met de feiten te nemen, op wie een mening verkondigt zonder te weten waar hij het over heeft. Zo kan het gebeuren dat hij de verdediging op zich neemt van de schrijver Renaud Camus, die door de gehele Parijse goegemeente wordt aangezien voor een antisemiet. Het boek sluit af met een citaat van Julien Gracq: ‘Bij mij heeft de zin om te schrijven bij uitstek te maken met een behoefte te preciseren, om een eind aan die wazigheid te maken en met de verwoording af te rekenen.’ Eerst dacht ik dat er ‘verwording’ had moeten staan, immers een typisch oude zakken woord. Maar het gaat inderdaad om l’expression. Nadrukkelijk spreken.
Het is niet een obsessie maar de eruditie van de schrijver die ongenadig op de lezer inhakt. En dat is de reden dat deze laatste gaat proberen of hijzelf in de niet aflatende stroom nieuws het kaf van het Kraut kan scheiden.
Het onvoltooide heden, door Alain Finkielkraut, uitg. Contact, Amsterdam 2003, 208 blz., € 22,90