Home Filosofische rek- en strekoefeningen

Filosofische rek- en strekoefeningen

Door Daan de Neef op 18 februari 2013

09-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Een glas water om te drinken tijdens het urineren, de kerstman, een terras, een hangmat, een potlood en een schilderij. Met alledaagse attributen brengt de Franse filosoof Roger-Pol Droit de lezer tot ongebruikelijke inzichten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Stelt u zich eens voor dat u in een snackbar staat te wachten op uw tussendoortje. De frituurvetwalmen vullen de ruimte. De fruitautomaat eist met verlokkelijke lichtjes en bliepjes alle aandacht op. Het kan nog wel even duren voordat uw frietje klaar is en u graait in uw zakken naar wat kleingeld. U werpt vijftig eurocent in de automaat en het gokken kan beginnen. En nu komt het: waar denkt u aan terwijl de kersen, meloenen en citroenen voorbij rollen? Stamelt u een schietgebedje in de hoop op het grote geld? Houdt u uw adem in? De tijd tussen het drukken op de knop en het uiteindelijke resultaat lijkt onbeduidend, maar duurt lang genoeg voor een filosofische introspectie. De Franse filosoof en publicist Roger-Pol Droit schetst tal van dit soort gebeurtenissen in zijn 101 alledaagse filosofische avonturen. In zijn nieuwe werk toetst Droit het filosofisch vermogen van de lezer. Het boek is uitermate geschikt voor degenen die in kleine gebeurtenissen, zoals in mijn voorbeeld van de gokkast, aanleiding zien wat verder door te denken dan wellicht gebruikelijk is. Na verschijning werd het boek al snel de basis voor een televisieserie waarin prominente Fransen onderworpen worden aan Droits filosofische oefeningen.
 
Op een plezierige en uiterst toegankelijke manier verheft Droit alledaagse handelingen en ongewone situaties naar een filosofisch niveau. De huis-, tuin- en keukenoefeningen lijken op het eerste gezicht vreemd en zelfs absurd, maar bevatten stuk voor stuk elementen voor nieuwe inzichten. Zo vraagt Droit de lezer eens een glas water te drinken tijdens het urineren. Dit verzoek moet een bedrieglijke sensatie bewerkstelligen: ‘Het lijkt of het water dat je drinkt onmiddellijk door je blaas wordt uitgescheiden. Je ontdekt in een paar seconden een directe verbinding tussen keel en urinebuis, een rechtstreeks kanaal van maag naar blaas, een fysiologie die onmogelijk kan bestaan, ook al voel je die onbetwistbaar aan den lijve.’ Droit wil met dit soort oefeningen aantonen dat zintuigen en sensaties bedrieglijke instrumenten zijn en kunnen zorgen voor waandenkbeelden. Hij poneert geen stelling, maar wil dit de lezer zelf via oefeningen laten ontdekken. Bij iedere oefening geeft Droit een mogelijk effect. Dit kan variëren van geruststellend tot opluchtend en van subtiel tot ontstellend. Veel attributen heeft de lezer ook niet nodig: een glas water, een potlood, een dood vogeltje en een telefoonboek passeren de revue. Maar voor het leeuwendeel heb je niets nodig en wordt er van je verlangd dat je je interpretaties van alledaagse waarnemingen over een andere boeg gooit.
 
Een van de zwaarste oefeningen in het boek is oefening nummer 20: ‘Je voorstellen dat je doodgaat’. Volgens Droit duurt deze vijf à tien minuten en is het effect ‘gering’. Toch is de oefening tamelijk morbide: ‘Het vervelende is dat je de zekerheid hebt dat je ooit zult sterven. De dag en het uur ken je natuurlijk niet. Maar je dood is volstrekt onafwendbaar. Gegarandeerd, onherroepelijk en onontkoombaar. Je moet dus je eigen overlijden, dat onvermijdelijk is, onder ogen zien. Probeer je doodsstrijd, je lijk, je begrafenis, de ontbinding van je lichaam, je geraamte voor te stellen. Zie het graf, het stinkende vocht voor je. Realiseer je dat het daglicht en die goede oude aarde nooit meer zult aanschouwen. Voor jou geen zoele briesjes, geen zweterig weer, geen schoonheid, kleuren of geuren meer. Je zult nooit meer ervaren wat het is om een lichaam te strelen of erin te bijten.’ Droit biedt na deze aangedikte ellende het verlossende woord: ‘In die macabere tobberijen waan je je dood en levend tegelijk. Je bent dood, anders zou je niet begraven zijn en liggen te rotten. Tegelijk leef je, want je bent nog steeds vatbaar voor indrukken en gevoelens. Dáár zit de fout. Die voorstellingen zitten op dit ogenblik in je hoofd, in je levende lichaam. Zodra je dood bent, bestaan ze niet meer.’

101 alledaagse filosofische avonturen, Roger-Pol Droit, uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2002, 223 blz., € 18,50