Maaike Merckens Bekkers en Sabine Wassenberg runnen samen Wonder-Why, een organisatie met als doelstelling om het filosoferen met kinderen en jongeren te stimuleren. Iedere maand leggen zij een thema voor aan de klas. Deze maand: de geest.
Klaar voor vandaag, loop ik door de gangen van het statige lyceum. In de aula zie ik Petra en Nick uit de vierde zitten, te midden van hun grote rugzakken. Ik informeer hoe het gaat. Petra antwoordt: ‘Slecht. Duits is zo saai. Het lukt me gewoon niet om dit boek te lezen.’ Ze laat me de voorkant van het Duitse boek zien.
‘Dat heb ik ook wel eens’, zeg ik. ‘Dan probeer je te lezen en tien minuten later kom je er achter dat je helemaal niets gelezen hebt.’
‘Precies! Dat heb ik ook!’ roept Petra. ‘Dan ben ik gewoon aan het dromen.’
‘Hoe komt dat dan?’ vraag ik me af.
‘Ja, ik weet niet, ik heb er geen controle over. Het gebeurt gewoon!’
Nick kijkt alsof hij geen idee heeft waar we het over hebben.
‘Hoe denken jullie daarover’, vraag ik, ‘heeft een mens controle over zijn geest?’
Ze hebben het nu door: ik wil weer met ze filosoferen. In een vlugge wederzijdse blik wordt de keuze gemaakt om mee te doen.
‘Niet dus’, zegt Petra, ‘mijn geest kan zo maar afdwalen. Terwijl ik dat niet wil.’
Bij Nick is dat niet het geval: ‘Jawel hoor. Tuurlijk. Ik heb wel controle. Ik lees gewoon een boek als ik dat wil.’
‘Dus jij zegt’, zeg ik tegen Petra, ‘dat als je je niet kunt concentreren, je geen contro-
le hebt. Maar jij, Nick, hebt wel altijd controle je. Kun jij je altijd concentreren dan?’
‘Nee, maar als het mij niet lukt, dan wilde ik het ook niet. Dat is logisch.’
‘Maar ik wil het wel!’ roept Petra ietwat dramatisch uit. ‘Het is alleen te sáái. Maar ik wil heel graag mijn Duits halen.’
Nick lacht: ‘Je wilt wel je Duits halen, maar je wilt niet je boek lezen. Anders lukte het wel.’ Hij kijkt trots.
‘Ik wil het wel willen. Maar ik kan mijn hersenen toch niet zomaar het commando geven om het te willen?’
‘Nee, kan dat niet? Wie heeft de controle dan in de geest?’ vraag ik.
‘Ik’, zegt Nick, uiteraard.
‘Wie is dat dan, ik?’ vraag ik.
Petra twijfelt. ‘Nee…’, zegt ze ten slotte. ‘Het is niet je ik. Niemand is de baas in de geest. Blijkbaar zijn ze er in de mijne nog niet helemaal over uit wie er de baas is.’