Er dreigt een ‘kwantitatief tekort’ aan ‘kwalitatief goede’ leraren, schreef een commissie onder leiding van SER-voorzitter Rinnooy Kan.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Frases als ‘duur qua geld’ of ‘optelefoneren’ zal Rinnooy Kan waarschijnlijk nooit in de mond nemen; die hoor je alleen in lagere sociale milieus. De bestuurlijke klasse spreekt liever van ‘kwalitatief goed’ en ‘een kwantitatief tekort’. Verschil in welstand verraadt zich door verschil in taalfouten.
Maar misschien is dit geen taalfout. Misschien is het een eufemisme.
Laten we aannemen dat er inderdaad een tekort aan goede leraren dreigt. Dan borrelt al snel de lastige vraag op wat een goede leraar van een slechte leraar onderscheidt. Een goede leraar beheerst uiteraard zijn schoolvak en kan kinderen boven zichzelf laten uitstijgen, maar dat spreekt voor zich. Zo’n antwoord draait in een kringetje en meldt niets nieuws.
Daarom spreekt Rinnooy Kan liever van kwalitatief goede leraren. Het goede is glibberig en omstreden, maar kwaliteit kun je beheersen. Kwaliteit krijgt een keurmerk. Kwaliteit wordt bewaakt. De vraag is niet langer wat het verschil is tussen een goede en slechte leraar, de vraag is nu: aan welke voorwaarden moet een leraar voldoen, welke diploma’s heeft hij nodig, welke nascholing moet hij krijgen, wat voor cijfers moeten zijn leerlingen scoren? Oftewel, hoe kan een beleidsmaker onderscheid maken tussen geschikte en ongeschikte leraren?
Dat is een belangrijke vraag, begrijp me niet verkeerd, maar hij wordt op een verbijsterende manier weggemoffeld: hij wordt vanzelfsprekend geacht. Natuurlijk praat de commissie niet over mensen, de commissie praat over instroom van studenten, vergrijzing, opleidingsniveau en de vraag vanuit het veld. De oplossingen kunnen daarom niet anders dan bestuurlijk zijn: verplichte mastertrajecten, coaching, enzovoorts. Goede leraren verworden tot een product van beleid. Ze danken hun gave eigenlijk aan bestuurders.
Mocht een potentiële leraar echter van nature getalenteerd zijn, dan bestaat het risico dat het bedrijfsleven hem wegkaapt. De commissie wil hem met hogere salarissen verleiden toch voor het onderwijs te kiezen. Hoe hoger het salaris, hoe beter de leraar, suggereren de commissieleden.
Wat ze over het hoofd lijken te zien, is de zorg die iedereen draagt voor de volgende generatie. Een goede docent verbetert de wereld. Daar hoeft hij geen geitenwollen sokken voor te dragen.
Daarom zou je ook een vraag kunnen stellen als: waarom overwegen zo weinig mensen zich met ziel en zaligheid in het onderwijs te storten? En waarom krijgen leraren geen hoger salaris?
Je kunt een verhoging van de lerarensalarissen verdedigen met Adam Smith in de hand, maar ook met de Ethica van Aristoteles: er bestaan eervolle betalingen.