Home ‘Er is behoefte aan wijsheid, dat is wat anders dan expertise’

‘Er is behoefte aan wijsheid, dat is wat anders dan expertise’

Door Erno Eskens en Jeroen van Putten op 15 november 2012

06-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

Of de valwetten van Newton een juiste beschrijving van de zwaartekracht geven doet er niet toe, stelt de Amerikaanse filosoof Hilary Putnam. Het gaat erom of ze ons in staat stellen om effectief te handelen. 'Kennis is geen doel, het gaat om wijsheid.'  

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijk engagement lijken op het oog niet veel met elkaar van doen te hebben, maar bij de Amerikaan Hilary Putnam (1926) is dat anders. Zijn gedachten over wetenschap en waarheid en zijn visie over samenleving en ethiek hangen nauw met elkaar samen. Je kunt in de filosofie geen onderwerp noemen of Putnam heeft erover geschreven. Naast filosofie heeft hij bovendien ook Duits en taalkunde gestudeerd en hij heeft baanbrekend werk verricht in de wiskunde en de kwantummachanica. Maar Putnam sluit zich niet op in de ivoren toren van de wetenschap en is een geëngageerde socialist in hart en nieren. Hij was bijzonder actief in het verzet tegen de Vietnamoorlog. Aan de Universiteit van Amsterdam bezet hij deze zomer de Spinozaleerstoel.

Putnam begon zijn wijsgerige carrière als wetenschappelijk realist. In zijn vroege werken zocht hij naar harde, objectieve theorieën over taal, logica en wetenschap. Theorieën moesten een ware afspiegeling zijn van de werkelijkheid. Sinds eind jaren zeventig keert hij zich echter af van dergelijk 'fundamentalisme'. Tegenwoordig staat Putnam een koers voor die hij omschrijft als 'pragmatisme', wat vergeleken met het realisme een radicale ommezwaai inhoudt.

'Pragmatisme leert dat ons denken in dienst moet staan van ons handelen', vertelt hij. De pragmatist gaat letterlijk pragmatisch met filosofie om. Putnam wijst het idee af dat je theorieën kan ontwikkelen die een ware afspiegeling zijn van de wereld om ons heen. Kennis is niet het doel. Het is alleen maar een middel dat ons helpt om effectief te kunnen handelen in die wereld. Denk dus niet dat de Newtoniaanse wetten over de zwaartekracht, of theorieën over de quantummechanica, een adequate beschrijving zijn van hoe het in het echt 'is'. Maar ze helpen wel om bepaalde verschijnselen te voorspellen en daarmee kan je doelmatiger handelen.

Zoektocht

Hoewel hij de Spinozaleerstoel bekleedt, heeft Hilary Putnam weinig op met de ideeën van de Nederlandse denker. Spinoza is dan ook een realist, en behoort dus tot het kamp waar Putnam uit is gestapt. 'Spinoza zag wetenschap als een rationele methode die als vanzelf tot waarheid zou leiden', legt Putnam uit. Zelf gelooft hij daar niet meer in. Die afkeer van 'de methode' verklaart ook zijn aversie tegen het woord 'wetenschap' überhaupt. Hij geeft de voorkeur aan de wat lossere, pragmatische term 'onderzoek'. Onderzoekers beginnen aan een zoektocht, maar boeken geen strak georganiseerde reis. 'We kunnen wel een aantal generalisaties maken, maar dat betekent niet dat er een methode bestaat, een verzameling van regels, die we in ieder gebied kunnen gebruiken. Zo'n verzameling van regels bestaat zelfs niet binnen de natuurkunde.'

Putnam ziet nog een verschil tussen hem en Spinoza. Tijdens de rationalistische Verlichting, waarvan Spinoza een van de wegbereiders was, zag men wetenschap als een positieve, opbouwende bezigheid. Door de wetenschap kreeg men steeds meer kennis, waarheden en zekerheden en daarmee steeds meer grip op de wereld. 'Stiekem koesteren we nog altijd die droom dat we de onzekerheden in het leven kunnen elimineren door een wetenschappelijk bouwwerk op te trekken. Maar als pragmatist moet ik zeggen: dat gaat je niet lukken', aldus Putnam.

Onderzoek, zoals Putnam dat ziet, is eerder afbrekend dan opbouwend. Een goede onderzoeker probeert voortdurend zijn eigen ideeën te weerleggen. Putnam: 'De kunst is om de vermeende zekerheden ter discussie te stellen en de wetenschap zelf open te breken. Niets is immuun voor de mogelijkheid van correctie. Dat betekent niet dat Putnam radicaal breekt met de traditie van de Verlichting. 'Ik zet de kritische zoektocht van rationalisten als Spinoza voort. Maar op een radicale manier. Niet alleen de wereld moet je onderzoeken, maar ook de methoden waarmee je dat doet.' Het komt er op aan voortdurend je methoden te betwijfelen, door te proberen ze onderuit te halen. Putnam: 'Ik ben een falsificationist. Niets is immuun voor de mogelijkheid van correctie. Ook de wetenschap niet.'
 
De vraag is of je het probleem daarmee niet verschuift, want om methoden te beoordelen heb je toch ook weer criteria en methoden nodig. En wie zegt dat die dan onbetwijfelbaar zijn? Putnams oplossing is dat hij die vraag niet eens hoeft te beantwoorden. Hij gelooft immers niet in 'criteria die onlosmakelijk ten grondslag liggen aan een methode'. Je moet daarentegen een neus ontwikkelen voor wat werkt in het onderzoek, en wat niet. 'Kant vertelt het verhaal van iemand die alle regels en criteria kent, maar een voorbeeld waarin die criteria van toepassing zijn niet herkent, terwijl het voor zijn neus ligt. Een dief kan bijvoorbeeld de letter van de wet kennen, maar toch niet begrijpen wat het doel van die wetgeving is. Om met criteria overweg te kunnen heb je gezond verstand nodig. Criteria vormen zelf geen gebruiksaanwijzing voor het gezonde verstand. Want als dat zo was, had je weer gezond verstand nodig om die criteria te beoordelen.'
 
Je kunt volgens Putnam geen uitspraken over de wereld doen die altijd gelden. En dat is precies wat criteria wel pretenderen te doen. Bovendien zijn die criteria volgens Putnam nooit vrij van waarden en voorkeuren. Je kunt dus nooit zonder die waarden en voorkeuren naar de wereld kijken. En zelfs als je dat wel zou kunnen, wat houd je dan over? 'Zo'n wereld los van al onze voorkeuren, is niet alleen ontoegankelijk en onbegrijpelijk, maar is überhaupt een nonsensding. Er is geen kennis van de wereld mogelijk die onafhankelijk van ons bestaat. Er is daarom ook geen objectieve zekerheid mogelijk en dus zijn er ook geen objectieve criteria. Onderzoek wordt altijd beperkt, of verrijkt, door sociale problemen en menselijke beslissingen.'

Is Putnam daarmee een relativist in de lijn van Paul Feyerabend die stelt 'anything goes', of een scepticus die zegt dat kennis onmogelijk is? Nee, dat gaat hem te ver. Je kan niet zeggen dat alle menselijke beslissingen of alle invalshoeken even zinvol zijn. Putnam: 'Je moet je alleen richten op verdedigbare invalshoeken, die waarvoor je goede redenen kunt bedenken. Niet alle denkbare invalshoeken zijn het overwegen waard. Dat werkt niet. Je kunt geen enkel experiment meer uitvoeren als je denkt dat je iedere theorie die ooit is voorgesteld moet testen.'
 

Broeikaseffect

Putnams pragmatisme beperkt zich niet tot wetenschappelijke theorievorming. Voor hem is het ook van waarde voor de samenleving en ethiek. De opdracht volgens Putnam luidt om het pad te bewandelen tussen het rigide realisme en het anything goes-relativisme. Overigens is het niet vreemd dat Putnam die overstap van wetenschap naar samenleving maakt. Volgens hem is wetenschappelijk onderzoek bij uitstek een sociale gebeurtenis, die zich niet vrij kan maken van wat er in de samenleving speelt. Omdat de criteria voor een 'ware' wetenschappelijke methode niet vaststaan, wegen allerlei belangenoverwegingen mee die ogenschijnlijk niets met wetenschap van doen hebben. Putnam: 'Een goed voorbeeld is het klimaatdebat. Heb je geen zin om iets aan het broeikaseffect te doen, dan huur je gewoon een expert die zegt dat het broeikaseffect niet bestaat. Aan iedere kant van ieder issue wordt expertise regelmatig gecorrumpeerd door klassenbelangen. Dat is niets nieuws. Zo is het altijd gegaan. Maar ook hier geldt niet anything goes; de ergste uitwassen die niets meer met normaal onderzoek van doen hebben moet je voorkomen. Je kunt het onderzoek en onze besluitvorming verbeteren door het aspect van geld en macht terug te brengen. Dat voorkomt dat mensen bewust leugens vertellen of onbewust hun ogen voor bepaalde dingen sluiten.'
Ligt het niet voor de hand om corruptie in het onderzoek te voorkomen door een objectieve methode op te stellen die vrij is van politieke machtsspelletjes? Nee dus, want dan trap je volgens Putnam weer in de valkuil van het realisme.
 
Spinoza trok dat realisme tot in zijn uiterste consequentie door. Net zoals Putnam was de zeventiende-eeuwse denker iemand die de sprong maakte van filosoferen over wetenschappelijke theorievorming naar uitspraken over de samenleving. Maar de manier waarop hij dat doet, heeft voor Putnam alle kenmerken van een nachtmerrie. Spinoza dacht dat de expertise die mogelijk was in de wetenschap, ook kan worden toegepast om tot definities van het goede leven en deugdelijke politiek te komen. Spinoza ging zelfs zo ver om regels te ontwerpen die zouden leiden tot de bevordering van het menselijk geluk. Daar begint volgens Putnam een onacceptabele dictatuur van de wetenschap. Waar Spinoza dacht dat je via wetenschap de samenleving kon verbeteren, daar draait Putnam, een socialist, de zaken om: je kunt onderzoek slechts verbeteren door de samenleving te verbeteren. 'Je moet de klassenverschillen terugbrengen, want verschillen in macht en welzijn vertroebelen. Het komt erop aan om onderzoek te democratiseren. Daarmee bedoel ik dat je de machtsverschillen zo klein mogelijk maakt en dat je ervoor waakt dat wetenschappers zelf een bevoorrechte klasse met te veel macht worden. Als je wetenschappelijke experts de dienst laat uitmaken, iets wat Plato bijvoorbeeld wilde, dan worden zij de bevoorrechte klasse. Als zij eenmaal de verantwoordelijkheid hebben gekregen om beslissingen te nemen, dan worden zij een nieuwe regerende klasse en dan begint het probleem weer van voor af aan.'
 
Experts horen alleen de bron van informatie te zijn. Niet de expert, maar de burger moet beslissen, vindt Putnam. 'Mijn streven naar een democratisering van het onderzoek houdt daarom ook in dat burgers worden opgeleid om expertkennis op te sporen, te wegen en toe te passen. Het is niet genoeg dat experts informatie verschaffen die bruikbaar is, je moet burgers leren voor zichzelf te denken. Dus niet “De leraar heeft altijd gelijk”, maar “Waar kan ik heen om bepaalde informatie te achterhalen en wat is de status van die informatie?”'
Omdat onze kijk op de wereld altijd van onze invalshoek afhangt, verwerpt Putnam het onderscheid tussen de feitgerichte harde wetenschap en de waardegerichte ethiek. Alle harde wetenschap is afhankelijk van waardeoordelen en omgekeerd is het mogelijk onderzoek te doen naar definities van het goede leven. Je kunt onderzoeken welke waarden werken en welke niet. Let wel, ook hier zijn geen criteria te vinden. 'Volgens Aristoteles houdt oordelen op bij aesthesis. Dat is een heel breed woord. Aan de ene kant wordt het vaak vertaald als waarneming, aan de andere kant is het de herkomst van ons woord “esthetica”. Kant maakt hetzelfde punt in zijn Kritik der Urteilskraft: iemand kan een prachtige verbale beschrijving van de goede manier om te leven uit zijn hoofd leren en tegelijkertijd volkomen onbekwaam zijn om dat leven te leiden. Ook met betrekking tot het goede leven, zegt hij, is er behoefte aan oordeelsvermogen. Noem het wijsheid. Dat is iets anders dan expertise, dat veel meer op kennis en criteria is gericht.'
 

Drug

Putnams alternatief voor het anything-goes-relativisme is het pluralisme. De vraag naar wat het goede leven is, doet er wel degelijk toe, maar er zijn meer wegen die naar Rome leiden. 'Er was een tijd dat de filosofie veel weg had van een drug. Men was bedwelmd door de ervaring van het filosoferen. In die tijd zag men het beste leven als een leven waarin er zoveel mogelijk tijd was om te contempleren. Als ik er toen voor koos dokter te worden, dan was dat misschien het beste leven dat ik kon leiden, maar het was niet het beste leven überhaupt, want ik had ook filosoof kunnen worden. Die opvatting hebben we, denk ik, terecht opgegeven. We zijn pluralisten geworden ten aanzien van het goede leven. Er bestaat niet zoiets als het goede leven.'

Omdat er geen criteria zijn voor het goede leven, kun je er ook geen expert in worden. Maar je kunt wel levenservaring opdoen, en enige kennis is daarbij niet onbelangrijk. 'Je hebt concepten nodig waarmee je over je mogelijkheden kunt nadenken, concepten als “geven om” en “de ander”. Al die woorden die door de ethiek via rationele debatten zijn geproduceerd, blijken van groot belang. Ik zou daarom ook niet willen zeggen dat ethiek pre-rationeel is. Als je een rijk vocabulaire ontwikkelt, dan krijg je ook een veel rijker begrip. Eén ding dat ethiek – de hele filosofie eigenlijk – altijd heeft gedaan, is mensen leren dat er meer mogelijkheden zijn dan ze denken. De kunst is om zinnige mogelijkheden onder woorden te brengen. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om te voorkomen dat slechte ideeën die verdedigd worden met slechte argumenten, simpelweg dwingend worden door gebrek aan beter.'

Er zijn meerdere waardevolle levenswijzen, ook hierin is Putnam pragmatist, geen relativist zijn. Sommige definities van het goede leven werken, en andere niet. Maar hoe kom je daar achter? Putnam: 'Dat is een kwestie van experimenteren zoals een goede schilder experimenten doet. Daar zit intelligentie achter, zoals er intelligentie zit in alle goede kunst. Een kunstenaar heeft misschien geen criteria waarop hij schilderijen beoordeelt, maar hij heeft wel zo zijn redenen om bepaalde schilderijen te maken. Er zijn dus verschillende definities van het goede leven mogelijk en wenselijk, als ze maar met redenen zijn omkleed. Ethiek is wat dit betreft als een tafel met een heleboel poten. Hij wankelt omdat de vloer ongelijk is, maar hij is moeilijk om te gooien.'