Home Een wereld van woorden

Een wereld van woorden

Door Leon Heuts op 13 mei 2002

04-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

“Wil je meedoen aan de eindeloze gesprekken van onze beschaving, dan moet je iemand zijn”, daar is Somoza van overtuigd. Maar wat in Het raadsel van de filosoof van deze Spaanse schrijver vooral duidelijk wordt, is dat niemand ooit weet wat ie is. Een gesprek over de “duistere waarheid” op de vooravond van De Nacht van de Filosofie in Amsterdam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


“Ik geloof niet in de mogelijkheden om de waarheid te beschrijven. Iedere tekst, hoe goed geschreven ook, is uiteindelijk een leugen. Dat geldt niet alleen voor literatuur, maar ook voor filosofie. Wat literatuur dan wel doet? Spelen.”
De schrijver José Carlos Somoza (1959) wordt een ‘postmoderne’schrijver genoemd. Zoals een postmodernist betaamt, herkent hij zich in aspecten van het postmodernisme, maar ontkent postmodern te zijn – etiketjes zijn er om verscheurd te worden. Somoza zit in de barokke lounge van een hotelletje aan de Amsterdamse Keizersgracht, enkele uren voor zijn optreden op de Nacht van de Filosofie in Felix Meritis. Spanjaard, hoewel zijn opmerkelijke kledingkeuze – paarse shirt, bordeauxrode jasje, zalmroze stropdas – zou kunnen verwijzen naar zijn geboorteplaats Havana (Cuba).
Tot dusverre is de achtergrond van de schrijver nagenoeg onbekend in Nederland. Zijn eerste in het Nederlands vertaalde boek, Het raadsel van de filosoof, zal daar weinig aan veranderen. Uitgeverij Byblos heeft er voor gekozen om op het boek geen portretje af te drukken. Informatie over de auteur is in het Spaans. Doelbewust? – vroeg Vanno Jobse zich in Het Parool af. Het past immers bij één kenmerk van de postmoderne kunstenaar: de liefde voor het raadsel. Waar de modernist gelooft in geleidelijke vooruitgang door het oplossen van alle puzzels die de wereld ons biedt, noemt de postmodernist dat een illusie.
Het antwoord van Somoza op de vraag ‘wie hij is’ helpt ook al niet. “Woorden kunnen bedriegen. Iedereen kan ze weer anders interpreteren. Daarom kan een schrijver altijd iemand anders zijn dan je verwachtte.”
Wat te doen? Doorvragen? Het geldt sowieso al als een doodzonde om een schrijver aan de hand van zijn boek allerlei biografische details te ontfutselen. Het boek is een kunstwerk op zich, en moet zo worden begrepen. Bovendien is dit boek zeer vermakelijk, wellicht wat gekunsteld maar zeker fascinerend. Vragen dus beperken tot het boek – waar Somoza gelukkig uitgebreid antwoord op geeft zonder al te veel enigmata.

Whodunit
In Het raadsel van de filosoof staan twee verhalen. Ten eerste dat van een oud manuscript, waarin het draait om beestachtige moorden op studenten van de Academie van Plato. De mentor van de studenten, Diagoras, huurt, om de moorden op te lossen, een raadseloplosser in, Herakles Pontor. De karakters van het tweetal refereren aan een lange traditie: de ietwat naiëve idealist Diagoras en de scherpzinnige, nuchtere Herakles Pontor doen denken aan Don Quichotte en Sancho Panza, maar volgens Somoza ook aan Plato en Aristoteles. De twee reuzen van de Oudgriekse filosofie staan voor de tegenstelling tussen rationalisme en empirisme. In het platoonse rationalisme zijn de dingen om ons heen, ook de woorden die we lezen, slechts afbeeldingen van de werkelijkheid. Pas als we met onze geest de ideeën achter de woorden ontdekken, kunnen we een werkelijkheid – los van het waarneembare – leren zien. Het aristotelische brein van Herakles Pontor heeft geen boodschap aan dergelijk gemijmer, Hij gelooft alleen wat hij ziet en richt zich op de feiten. Iedere aanwijzing brengt hem dichterbij de oplossing van de moorden, zonder evenwel die te vinden. Somoza: “Want daarvoor mist hij het visionaire, de bereidwilligheid het onmogelijke te denken dat Diagoras weer wel bezit. Bijvoorbeeld de optie dat hij niet bestaat, maar slechts een personage is.”

“Ik geloof dat de wereld van de woorden de enige wereld is die we hebben. Daarachter is er niets.”


Daarnaast staan in het boek lange voetnoten van een naamloze, hedendaagse vertaler. Deze herkent steeds meer van zichzelf in de Oudgriekse tekst. Hij wordt uiteindelijk zelfs persoonlijk in de tekst aangesproken, en dreigt hetzelfde lot te ondergaan als de gedode studenten. Een verrassende epiloog biedt de uiteindelijke oplossing.
Hoewel: deze whodunit waarin de speurders stuiten op hun eigen fictie sleept ook de lezer en de auteur mee in een spel met de werkelijkheid. Iemand die het boek tot zijn uiterste conclusie doordenkt, moet twijfelen aan zijn eigen bestaan.

Iemand met een beetje common sense raakt daarmee niet in een existentiële crisis – hoewel Somoza meent dat geen enkele filosofische theorie kan bewijzen dat je bestaat. Maar daar gaat het niet om. Het is vooral leuk om er over na te denken, je in te leven in het spel van het niet-bestaan. Volgens Somoza is literatuur ook niet meer dan een spel, waaraan auteur, personages, als de lezer meedoen. “In tegenstelling tot de meeste auteurs heb ik tijdens het schrijven de lezer nadrukkelijk in mijn hoofd. Als ik speel met de werkelijkheid, wil ik dat hij meespeelt en zich vermaakt. Ik wil dat hij passie voor het lezen voelt. Daarom misschien dat de lezer niets over mij vindt op het boek. Ik wil dat hij het boek oppakt, zonder enige achtergrondinformatie, dat hij het openslaat, zich begint te verbazen, deel uit gaat maken van de structuur, erin opgaat – als een ritueel.”
Maar de opzet is meer dan een spel. Somoza wil laten zien dat de werkelijkheid principieel onbeschrijfbaar is. Sterker nog: “Ik geloof dat de wereld van de woorden de enige wereld is die we hebben. Daarachter is er niets.” Er zijn slechts taalspelen, zegt Somoza met een verwijzing naar Wittgenstein. “Sommige taalspelen pretenderen de waarheid in pacht te hebben, maar dat is een fout. Secundaire literatuur is een voorbeeld van die pretentie. Er wordt daarin de schijn gewekt dat ze meer ‘waar’ is dan het origineel, meer begrippelijk zijn, maar dat is onzin. Daarom dat ik een vertaler in mijn boek heb verwerkt, die in zijn pogingen de tekst in voetnoten tot begrip te brengen tot de schokkende conclusie komt dat hij zelf niet bestaat. De voetnoten verklaren de tekst niet, alhoewel dat op het eerste gezicht wel zo lijkt simpelweg omdat we gewend zijn te denken dat het zo is.”
Ook filosofie, de meest waarheidminnende discipline die de mens ooit heeft bedacht, schiet tekort in zijn missie. “Eén van de meest objectieve filosofen, naast wiskundige, was Kurt Gödel. Hij veranderde het concept van logica – maar zijn boeken zijn het werk van een machine. Zijn formele taal, die de waarheid op tafel zou moeten leggen, is eigenlijk alleen toegankelijk voor een computer.”

“De aarde is slechts een voetbal in een oneindige donkere ruimte. Licht is de uitzondering, duisternis de norm”


Creatio ex nihilo
Het postmodernisme is de laatste decennia fel bekritiseerd. Velen zien in het credo ‘het einde van alle grote verhalen’ van grondlegger Jean-François Lyotard het begin van het einde. Intellectuele uitverkoop, op zijn best onzinnig gefröbel dat leidt tot een “spookhuis van relativisme” – de waarheid versplintert in kleine aanwijzingen naar, ja naar wat?, uiteindelijk naar niets. De ‘horror vacui’, de leegte, de stilte, zou dreigen als we de mogelijkheid van waarheidsvinding opgeven. Somoza gebruikt in zijn boeken regelmatig de metafoor van het masker – waarachter na verwijdering niemand of niets schuilgaat.
Somoza: “ Daaruit blijkt dat het om meer gaat dan een spel. De ironie gaat gepaard met een dodelijk ernst. Wie meent dat er geen waarheid is, moet toegeven dat er uiteindelijk slechts leegte is. De astronomen kunnen het weten. De aarde is slechts een voetbal in een oneindige donkere ruimte. Licht is de uitzondering, duisternis de norm. Goede kunst hoort daar altijd over te gaan. Kunst is een creatio ex nihilo: een overwinning van de verbeeldingskacht op het niets. Maar tegelijkertijd laat goede kunst ons beseffen dat er niet meer is dan leegte. ”
Daarom is er naast Diagoras en Herakles Pontor een derde sleutelfiguur in de tekst: Krantor met aan zijn voeten het afzichtelijk hondje Kerberos – verwijzend naar de driekoppige hond die volgens de Griekse mythologie de bewaker van Hades was. Krantor, relativist, initiator van dionysische riten, brengt de jonge studenten van de Academie het hoofd op hol met zijn beloften van roes en zelfverlies. Waarom storten jonge studenten, die worden doordesemd met de aristocratische geest van Plato en een gouden toekomst voor zich hebben als leiders van de Atheense beschaving, zich in riten waar zelfs mensen worden geofferd? De studenten ondervragen levert niets op: ze hullen zich in stilzwijgen. “De invloed van Krantor zorgt voor stilte”, zegt Somoza. “stilte staat voor het kwaad – de satan in Dante’s La Divinia Commedia zwijgt.”
“Misschien lokt zelfverlies vanwege de belofte van vrijheid. Wil je meedoen aan de eindeloze gesprekken van onze beschaving, zoals ook de dialogen tussen Herkales Pontor en Diagoras eindeloos zijn, dan moet je iemand zijn. Een individu dat ergens voor staat, dat zich mengt in – ik zeg dit met enig cynisme – het geblaat, in de eeuwige ruis van onze samenleving. De riten verlossen hen van dit lawaai.”
Maar waarom zou je daar verlost van willen worden? Somoza: “Dat vraagt de vertaler in het boek ook: ‘Waarom…? Waarom…? Waarom…?’”
Het gevolg: “De ruimte die voor mijn woorden bestemd is wordt kleiner. Ik word net zo marginaal als mijn noten. Hier besluit de auteur een einde aan me te maken.”