Home Druk, druk, druk…

Druk, druk, druk…

Door Svenja Flaßpöhler op 17 december 2013

Druk, druk, druk…
01-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat is het goede leven eigenlijk? Steeds meer mensen hebben het te druk om zich dat af te vragen. Volgens de Duitse socioloog Hartmut Rosa moeten we op zoek naar een warmere band met onze omgeving. Hij pleit voor een ‘antwoordende wereld’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Ons leven wordt niet meer gestuurd door de vraag wat we belangrijk vinden, maar door “verhaastingsprocessen”. Die horen bij de moderne samenleving. Daarom mislukken pogingen door tijdmanagement vat op het leven te krijgen ook steeds’, zegt Hartmut Rosa. Rosa is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Jena en gasthoogleraar aan de New School University in New York. Hij schrijft veel over ons gehaaste leven.

Wie spreekt over het hoge levenstempo heeft het over drie verschillende zaken, meent Rosa. Om te beginnen over technische verhaasting. Iedereen probeert alles zo snel mogelijk te doen. ‘Wij lopen nergens meer heen; we nemen de trein, de auto of het vliegtuig. We sturen geen postduiven of koeriers te paard, maar telefoneren of sturen een e-mail.’ In de tweede plaats merken we dat sociale veranderingen steeds sneller gaan. ‘We wisselen vaker van partner en van baan. We ervaren de wereld als instabiel. In dit verband komt Hermann Lübbes begrip “verschrompeling van het heden” van pas: het verleden is de tijd die niet meer bestaat, de toekomst is de tijd die nog niet bestaat, en het heden is de tijd waarin alle dingen blijvende waarde hebben – deze tijd verschrompelt. De wereld om ons heen verandert in een toenemend tempo en we moeten steeds harder lopen om haar bij te houden.’

Maar ook ons eigen leven verloopt steeds jachtiger – en dat is de derde ontwikkeling die Rosa constateert. ‘Het is als een roltrap die naar beneden gaat. Als ik niet naar boven loop, brengt de roltrap mij naar beneden. Neem de mail: als ik alle berichten heb afgehandeld, komen er nieuwe binnen – en de roltrap naar beneden begint weer te lopen. Bovendien bevind ik me niet alleen op deze ene roltrap, maar op verschillende afdalende roltrappen tegelijkertijd. Dat zorgt voor een gevoel van tijdgebrek. We reageren hierop door steeds meer te willen doen en te beleven.’
 
Eigenlijk zou de technische vooruitgang ons meer tijd moeten opleveren. Want de utopie was toch dat we door automatisering meer vrijheid zouden krijgen?
‘Moderne, kapitalistische samenlevingen worden gekenmerkt door een stijgingslogica: ze moeten groeien, verhaasten en informatie samenpersen om te blijven bestaan. Voortdurend moet het tempo hoger. We zijn veel mobieler dan vroeger – we gaan met de auto of we vliegen, maar de weg die we afleggen wordt ook steeds langer. Of neem de wasmachine. Die bespaart veel tijd, maar we wisselen nu wel dagelijks van kleding. Het is niet alleen het kapitalisme dat deze stijgingslogica afdwingt. Moderne samenlevingen functioneren dankzij concurrentie. De positie die iemand in de wereld inneemt is niet vastgelegd bij zijn geboorte, maar wordt bereikt in een dynamisch systeem. De concurrentie slaapt nooit. Je moet er op het moment dat je uitrust van uitgaan dat de anderen je alweer een stap voor zijn. Onze samenleving is zo georganiseerd dat steeds meer plaatsen waar we even tot rust kunnen komen verdwijnen.’
 
Hoe bereiken we dan het goede leven?
‘De vraag naar het goede leven is in moderne samenlevingen moeilijk te beantwoorden. Omdat het gevaar bestaat dat de ene sociale groep de andere een bepaalde opvatting van het goede leven opdringt, heeft men op een gegeven moment besloten deze vraag te privatiseren. Het idee was dat iedereen zelf maar moet beslissen wanneer hij zijn leven geslaagd vindt. Maar we zien nu dat moderne mensen vaak geen opvatting van een geslaagd leven meer hebben. Door de privatisering van het goede zijn we de collectieve voorwaarden voor een geslaagd leven uit het oog verloren. Dat bij onze levenswandel dwang komt kijken – zoals de “verhaastingsdwang” – zien we niet meer, omdat we hebben gezegd dat iedereen zelf moet weten wat hij van zijn leven maakt.

Lange tijd werd vooral gedacht dat mensen vrij moesten zijn en dat dwang moest worden beperkt. En dat spreekt ook voor zich. Als je bijvoorbeeld homoseksueel bent, is het belangrijk dat niemand je vertelt hoe en met wie je seks mag hebben. Maar ik geloof dat vrijheid alleen niet genoeg is. Er moet ook aan een aantal collectieve voorwaarden worden voldaan. Het belangrijkste is dat we een geslaagde relatie met de wereld ontwikkelen. Mensen moeten het gevoel hebben dat ze worden erkend. De signalen van erkenning die we overdag ontvangen bepalen of we ons ’s avonds gelukkig voelen of niet. Maar ik denk dat ook andere ervaringen een centrale rol spelen: hoe je relatie tot de wereld er in haar geheel uitziet bepaalt of je je leven als geslaagd ervaart. Iedereen heeft van die dagen waarop hij het gevoel heeft dat de wereld hem vijandig gezind is, dat alle relaties slechts mechanisch zijn. Daartegenover staat de ervaring van een antwoordende wereld.’
 
Wanneer kunnen we de wereld zo ervaren?
‘Ik gebruik hiervoor het begrip “resonantie”, dat stamt uit de muziek. Bijna iedereen heeft weleens een geluksgevoel ondervonden bij het luisteren naar muziek. Ik geloof dat het gevoel te worden aangeraakt van wezenlijk belang is voor een geslaagd of een mislukt leven. En in de muziek kan een mens zulke ervaringen van resonantie hebben. Neem zingen in een koor. Dat is een typische ervaring van resonantie, omdat je met anderen samenklinkt. Het indrukwekkendste daarvan is dat je, als je bent vervuld van de muziek, niet kunt zeggen of de resonantie uiterlijk of innerlijk plaatsvindt. Dit zorgt dat je je gedragen voelt, dat je wordt opgeheven door de wereld.’
 
Zo’n ervaring is bijna niet doelbewust tot stand te brengen.
‘Dat klopt. Ik kan de volgende dag dezelfde muziek horen of zingen zonder dat er iets met mij gebeurt. Daarom staat resonantie ook in tegenstelling tot de moderne beheersing van de wereld. Resonantie doet zich niet voor door iets te maken of te beheersen, maar door je ergens voor open te stellen. Bij gemeenschappelijk musiceren lukt het op de gelukkigste momenten moeiteloos om naar de ander te luisteren en op hem te reageren. Dat zijn raadselachtige ervaringen van anticipatie. Ieder wisselt gelijktijdig van ritme of akkoord zonder dat het afgesproken was, omdat zich een resonantiesysteem vormt. Zoiets gebeurt overigens ook bij teamsporten, bijvoorbeeld bij voetbal.

Resonantie in contact met anderen kosten altijd veel tijd. Je kunt mensen behandelen als auto’s en hen mechanisch verzorgen. Maar om werkelijke resonantie te bewerkstelligen, om een echte relatie met een ander mens aan te gaan, is tijd nodig. Extra tijd, die een surplus boven de functionele tijd inhoudt.

Het grootste moderne gevaar is het zwijgen van de wereld. Waarom worden mensen ziek van hun werk? Niet omdat ze simpelweg veel moeten werken. Dat moesten ze vroeger ook. Het ontbreken van resonantie maakt ziek. Dat zie je gebeuren als mensen zeggen: ik werk steeds meer en moet me steeds meer haasten, maar er komt niets naar me terug. Wat ik doe heeft geen resonantie. Wat hier ook mee te maken heeft, is dat we koptelefoons opzetten en ons overal met muziek overladen. In supermarkten, liften en stations moet er muziek zijn om maar het gevoel te hebben dat de wereld nog antwoordt. Ik geloof dat dit een reactie op de onzekerheid is of de wereld toch niet zwijgend en vijandig tegenover ons staat.’
 
Koptelefoons als een soort zelfresonantie. Dat klinkt bijna pathologisch.
‘De geschiedenis van de moderne filosofie is in feite een geschiedenis van de angst voor verstomming van de wereld. Dat is begonnen met Marx, die de vervreemding diagnosticeerde, en met Weber, die over onttovering sprak. Het is niet toevallig dat “onttovering” in het Engels disenchantment is. De wereld houdt op met zingen. Dat is het gevolg van de verdinglijking. De wereld wordt koud, een dood subject. De angst dat de wereld verstomt, dat onze relatie tot de wereld doof wordt, is een fundamentele ervaring van de moderniteit.’
 
Hoe kunnen we onze relatie met de wereld verbeteren?
‘Ten eerste door meer veiligheid te scheppen. In een situatie van voortdurende onzekerheid, van precaire levens- en werkverhoudingen, kunnen we onze relatie met de wereld niet als een van gedragenheid ervaren. We moeten op basale dingen kunnen bouwen. Daarom ben ik ook een aanhanger van het basisinkomen, omdat dat het signaal afgeeft dat je niet bang hoeft te zijn van de sociale hellingen in een diep gat te glijden. Ten tweede hebben we weer ruimte voor tijd nodig. En dat betekent: tijd en ruimte zonder die voortdurende druk, waarin je niet het gevoel hebt belangrijke zaken alweer mis te lopen.’
 
Denkt u dat een maatschappelijke verandering in deze richting realistisch is?
‘Ik zie twee mogelijkheden voor de toekomst. De ene is dat wij de menselijke grenzen overschrijden – en daarmee zijn we nu al bezig. Met behulp van psychofarmaca proberen we onszelf niet alleen nog sneller te maken, maar ook ’s morgens eerder op te staan en ’s avonds eerder weg te zakken. Bovendien experimenteren we met de versmelting van gen- en computertechnologie. Dat is het trans- of posthumanistische programma. Het alternatief is dat we de snelheid en de dynamiek van het sociale systeem verminderen tot een draaglijk peil. De vraag moet dus niet zijn: hoe snel kunnen we worden? Maar: wat is goed voor ons? Zo kan filosofische reflectie bijdragen tot een systeemverandering.’