Home Droomexperiment

Droomexperiment

Door Leon Heuts op 13 november 2012

02-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

Critici noemen haar 'de nieuwe Connie Palmen', maar dat ziet ze zelf niet zitten. Wie is ze wel? Iemand die geraf­fineerd speelt met droom en werkelijkheid. Floor Haakman: 'Ik wist dat ik een goed boek had geschreven.'

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ze praat zacht. Ze heeft de neiging nog zachter te praten als ze iets belangrijks zegt. Het geroezemoes in café Kroon over­stemt haar dan. Madonna – Borderline – zingt over haar heen. 'Waarom-dingen vind ik vaak zo moeilijk', zegt ze bijna onver­staanbaar. Lastig, want interviews be­staan uit veel waarom-vragen. Ze heeft er moeite mee. Antwoor­den op waarom-vragen staan zo stellig. 'Iets wat stellig is, is vaak heel dom.' Het is één van de redenen waarom ze zoveel houdt van de droom. In een droom vraag je ook niet naar het waarom van dingen. En in een droom is niets stellig, omdat de droom een loopje neemt met de wetten van oorzaak en gevolg.

Floor Haakman (27) debuteerde onlangs met de bundel Oneetbaar brood. Literatuurcritici zijn vol lof over de manier waarop ze droom en realiteit in het boek door elkaar heen laat lopen. Ze doet dat uiterst gewiekst. Als lezer word je voortdurend op het verkeerde been gezet. Wat 'echt' is en wat niet, blijft vaak onduidelijk. Critici spreken lovend over haar raffine­ment. Sommigen vinden het een 'volwassen debuut', anderen noemen haar een veelbelovend talent. Haar schrijfstijl is los, heeft een verfrissende speelsheid zonder dat het lichtzinnig wordt. Want hoewel in het boek weinig voorvalt, is er een voortdurende, zeer verontrustende spanning. Bovendien geeft het zichzelf niet eenvoudig prijs; secuur lezen is vereist.

Haakman wist dat het boek een succes zou zijn. Zo zelfverze­kerd is ze wel. Ze lacht: 'Ik wist dat het een goed boek was. Waarom? Omdat ik ben geslaagd in wat ik wilde.'

Geveinsd

Wat critici knap vinden, is het filosofisch gehal­te van het boek. 'Een cerebrale filosofische oefening in schijn en wezen', schrijft NRC Handelsblad. Volgens de Volks­krant staat het als 'een paal boven water' dat Haakman ver­stand heeft van filosofie. De critici hadden het kunnen weten, bij iemand die er zo goed in slaagt schijnwerkelijkheid te schep­pen. Ze heeft namelijk, zoals ze zelf zegt, haar zogenoemde wijsgerige kennis ge­veinsd. 'Ik ben er schijnbaar in geslaagd met louter vorm inhoud te veinzen.' Ze schrikt er wel van, dat men vooral het filosofisch gehalte uit het boek heeft opge­pikt. Alsof ze een expert is, 'net als Connie Palmen', met wie ze al wordt vergeleken. 'Alle kennis die ik heb van de filoso­fie, deed ik op tij­dens de middelbare school. Dat is een basis, meer niet.'

Daarna begon ze wel aan de propedeuse wijsbegeerte, zoals ze in enkele jaren tijd verschillende propedeuses probeerde,  maar verder dan een paar weken kwam ze niet. Studeren was niets voor haar, alle studies die ze startte flopten. Hoe ze erin slaagde een filosofische roman te veinzen? Deels door intu­tie, deels omdat haar uitgeverij, Bert Bakker, adviseerde om meer filosofisch jargon in het boek te stoppen. Zodat het 'echter' zou lijken. Dus stopte ze Plato's metafoor van de grot in het boek. Over mensen die in een grot naar schaduwen kijken, die op een wand worden geprojecteerd. Hoewel Plato die grot bedoelt als een allegorie van de dagelijkse werkelijk­heid, is voor hem die werkelijkheid slechts schijn.
 
De 'echte' werkelijkheid is buiten de grot, maar het vereist doorzettingsvermogen om daar een kijkje te nemen. De metafoor past goed in het verhaal, omdat er ook hierin twee werkelijk­heden zijn: de droom en de wereld die ons dagelijks omringt. Hoofdpersoon is Nadar, een begiftigd filosoof. Hij is over­tuigd dat de droom een weg opent naar een werkelijkheid die groter is dan wat wij in het dagelijks leven voor de werke­lijkheid aanzien. Nadar wil uit die platoonse grot van schadu­wen klimmen, naar een realiteit die hoger is. Een plek waar tijd en ruimte geen belemmering zijn. In zijn droom ziet hij bijvoorbeeld een nieuwe primaire kleur, en kan hij met stiften in de lucht tekenen. Dat is allemaal niet erg, ware het niet dat Nadar droom en realiteit met elkaar verwart.

'Nadar leeft in een leugen', zegt Haakman. Dat is wrang voor een filosoof, die juist hoort te zoeken naar de waarheid. Maar Nadar is niet alleen filosoof, hij is bovenal zo gek als een deur. De dagelijkse realiteit is voor hem ondraaglijk gewor­den, en om daarmee om te gaan, veinst hij dat hijzelf die realiteit heeft verzonnen.

Alle personages in het boek zijn verzinsels van Nadar, en hij bestuurt ze als in een computerspelle­tje. Maar als hij in zijn klas de jonge studente Osten-Sibel ontmoet, begint de droom spaak te lopen. De droom vervalt in een nachtmerrie, omdat hij Osten-Sibel gaat verwarren met een ander meisje. Een meisje dat hij ooit heeft liefgehad, maar is kwijtgeraakt. Waarom is onduidelijk, maar je voelt op je klompen aan dat er iets afschuwelijks moet zijn gebeurd. Iets wat Nadar zwaar heeft beschadigd en wat hij heeft verdrongen. Nadars waanbeel­den doen hem vluchten naar Parijs. Maar juist in die stad ligt de gruwelijke oorsprong van Nadars krankzinnigheid. Verdringen lukt niet langer, zijn vlucht is ten einde. Nadars herinnering aan de werkelijkheid komt resoluut boven. Aan het einde van het boek moet hij zijn toestand onder ogen zien – 'ik ben een beetje gek' – en tekent daarmee zijn ondergang.

Haakman geeft toe wat van Nadar weg te hebben. Ze gebruikt het woord 'toegeven', want ze houdt er niet van om in het boek te speuren naar allerlei autobiografische zaken. Dat is weer vragen naar het waarom. Bovendien, lijkt niet iedereen een beetje op Nadar? Is niet iedereen 'een beetje gek'? Droom en werkelijkheid zijn bij niemand duidelijk gescheiden. Door­gaans levert dit geen problemen op. De meeste mensen doorstaan de werkelijk­heidstoets. Haakman: 'Dat geldt ook voor mij. Ik heb een dochtertje van zeven maanden oud. Dan moet je wel met de realiteit bezig zijn.'
 

Het alfabet

Maar iedereen kent het gevoel dat hij of zij wakker is, ter­wijl hij of zij slaapt. Dromen kunnen soms levensecht zijn. Dat vindt Haakman fascinerend aan dromen. Ze is er altijd veel mee bezig geweest, las er boeken over. Geen Freud, maar meer van die occulte droomboeken, met titels die ze nu liever niet herhaalt. Van jongs af aan droomt ze bijzonder levendig, en kan ze haar dromen goed herinneren.

Dagdromen zijn, als het gaat om de grens tussen waan en werke­lijkheid, verraderlijker dan dromen in de nacht. Die laatste zijn vaak zo absurdistisch dat het duidelijk is dat ze niet echt zijn. 'Maar overdag kun je indommelen en denken dat je wakker wordt in je eigen kamer, terwijl je droomt. Alle meu­bels staan dan op de juiste plek. Er gebeurt niks abnormaals. Vaak lopen dergelijke dromen uit op een nachtmerrie. Bijvoor­beeld dat je opeens ziet dat er iemand in je kamer staat. Je wilt dat hij weggaat, maar dat doet hij niet. Of dat je opeens ziet dat de deur wagenwijd openstaat en er komen allerlei mensen binnen. Je wilt het niet, maar ze komen toch.'

Volgens Haakman kun je die dagdromen sturen. 'Je kunt jezelf aanleren dat je in de droom weet dat je droomt. Je moet leren inzien dat het absurd is dat allerlei mensen je kamer komen binnen­wandelen. Lukt je dat, dan weet je terwijl je slaapt dat je alleen maar droomt. Het is dan geen nachtmerrie meer, de scherpe kantjes zijn er van af.'
 
Voor Nadar zou zoiets onmogelijk zijn, droom en reali­teit zijn bij hem niet te ontwarren. Hij is ongeneeslijk ziek. Haakman:  'Ik heb genoeg Nadar in me, om me in te beelden wat hij doet. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat het boek goed zou eindigen. Maar terwijl ik schreef, besefte ik dat dat onmoge­lijk was. Uit de nachtmerrieachtige wereld van Nadar is geen uitweg meer. De wegen van Nadar en mij gaan hier uiteen. Ik vind dromen mooi, maar zo gauw de droom de werkelijkheid gaat overheersen, word je dus gek.'

Er is nog een groot verschil tussen Nadar en Haakman. Zij is schrijver. Vanaf het moment dat ze zeven jaar oud was, en het alfabet van buiten kende, wist ze dat ze schrijver wilde worden. Ze schreef meteen een boek: Het monster en de kinde­ren. Zeventig uitgeschreven kantjes, 'da's veel voor iemand van zeven.'

Nadar schrijft ook veel, maar schrijver is hij niet. In zijn kamer liggen koffers vol met notitieboekjes, maar dat zijn slechts geheugensteuntjes. Haakman: 'Het is moeilijk om in een omgedraaide werkelijkheid te leven. Je moet dan een hele hoop noteren zodat je jezelf niet tegenspreekt.' Nadar schrijft als een neuroot. Hij doceert argumentatie­leer, maar het liefst zou hij aan de taal willen ontsnappen. 'De droom kent geen taal', zegt Haakman. 'Misschien soms een zin, verder zijn er slechts associaties. Taal past bij de dagelijkse werkelijkheid.'

Haakman zou best meer van het neurotische van Nadar willen hebben. Het lijkt haar zalig om oude notitieboekjes te lezen, om te kijken wat ze toen dacht. Maar ze heeft niet eens het 'lef' om en plein publique in een boekje te gaan schrijven. Haar neurose beperkt zich tot nauwgezet lijstjes maken met voornemens. Die ze doorgaans niet naleeft. Aan de taal ont­snappen – zoals Nadar – wil ze niet. Als ze iets wil beschrij­ven waarvoor geen woord bestaat, dan verzint ze iets nieuws. 'Brood dat je niet kan eten, heet dan Oneetbaar brood net zoals de titel van mijn roman.'

Ze herinnert zich een voorval toen ze klein was en nog maar net een beetje kon praten. Voor haar zegt het iets over het belang van taal in haar leven. 'Ik kan me herinneren dat ik naar mijn vader liep. Ik wilde iets zeggen, maar ik kende de woor­den nog niet. Ik zei een tijdlang niks, en begon heel hard te huilen terwijl ik riep: “kan niet zeggen”.'
 
Oneetbaar brood, door Floor Haakman uitg. Prometheus 2001, 182 blz., ¦ 31,95
 

Oneetbaar brood

Toen ik je leerde kennen ontwikkelde je de gedachte dat dingen gaan zoals ze gaan omdat we ervan uitgaan dat ze zo gaan. Je gaf het voorbeeld van brood dat altijd weer voedsel is, gege­ten kan worden, mits het gemaakt is van de juiste ingredi­nten. Daar gaan we van uit, en tot nog toe bleek het waar. Net zoiets als de zon die iedere avond ondergaat en iedere ochtend weer opkomt. We gaan ervan uit en het wordt ons beves­tigd. Maar worden deze zekerheden ons be­vestigd omdat het waar is, of worden deze zakerheden ons bevestigd omdat we ervan uitgaan dat het waar is.
Het zijn zekerheden in het leven die slechts zekerheden zijn omdat we hopen dat ze zeker­heden zijn. Omdat er, denken wij, niet valt te leven zonder deze zekerheden. Een heel inte­res­sant maar natuurlijk zeer onuitgewerkt idee waar je verder geen werk van hebt gemaakt. Trek je namelijk consequenties uit de vooronderstelling, dan ziet de wereld eruit zoals je vindt dat ze eruit moet zien: als je vindt dat brood morgen ook eetbaar moet zijn, of als je vindt dat de zon op moet komen en weer onder moet gaan, omdat je dat logisch vindt, dan wordt het bevestigd. 

Uit: Oneetbaar brood, door Floor Haakman