Home Disneys schijnwereld is overal

Disneys schijnwereld is overal

Door Lambert Teuwissen op 04 januari 2018

Disneys schijnwereld is overal
Cover van 01-2018
01-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

Walt Disney wilde volmaakte werelden en ervaringen creëren. Filosofen vonden het maar gevaarlijk. Intussen wordt Disneys werkwijze in elke koffietent toegepast.
 

In de 25 jaar dat Disneyland Parijs bestaat, is één winkel in het park nog nooit open geweest: het fietsenwinkeltje aan het begin van Main Street, de centrale winkelboulevard van het park. Drommen toeristen lopen er dagelijks achteloos langs, maar het gesloten winkeltje is een verborgen verrassing voor wie er oog voor heeft. De namen Orville en Wilbur op een uithangbord verklappen het: de bescheiden façade moet de winkel voorstellen van de gebroeders Wright, de luchtvaartpioniers. Een bordje aan de deur vertelt zelfs waarom de winkel gesloten is: Closed for flight testing. Ogenschijnlijk zijn de broers dus bezig met hun legendarische vlucht. 

Tekst loopt door onder afbeelding

Beeld: Disneyland Parijs
 

Dat het park zoveel moeite steekt in een obscure kwinkslag die veel van de bezoekers over het hoofd zullen zien, zegt veel over hoe Disney bezoekers verleidt. Al vanaf de aanleg van het eerste park, in 1955 geopend in Californië, werd er zorgvuldig nagedacht over hoe een coherente droomwereld kon worden geschapen. In dienst van de bezoekers – en natuurlijk de dollars, euro’s of yens die ze meebrengen – werd er een Gesamtkunstwerk geschapen. Over alles is nagedacht, van hoe het park is opgezet tot waar de afvalbakken werden geplaatst en hoe de medewerkers zich dienden te gedragen. Het wordt geprezen als magisch koninkrijk en verguisd als dystopie van oppervlakkige massaconsumptie. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ongure types

Disneyland ontstond uit onvrede. Walt Disney voelde zich verloren als zijn dochters in de attracties van een pretpark zaten. ‘Ik zat op een bankje pinda’s te eten, keek om me heen en zei tegen mezelf: verdorie, zijn er geen leukere plekken waar je met je kinderen naartoe kunt? Ik wil een plek maken waar ouders met hun kinderen naartoe kunnen gaan en het dan ook naar hun zin hebben.’ 
 
Attractieparken en kermissen waren tot dan toe maar ‘vieze plekken, nep, uitgebaat door ongure types’, oordeelde Disney. Om mensen op hun gemak te stellen moest zijn park harmonie bieden, want chaos associëren we immers instinctief met gevaar en strijd, was de redenering. Het park werd daarom opgesplitst in verschillende coherente themawerelden waar alles op elkaar werd afgestemd: Fantasyland, Adventureland, Frontierland. De buitenwereld wordt totaal uitgebannen. Zo werd voor Disneyland Parijs een gebied van 20 vierkante kilometer aangekocht om zelfs de omgeving te kunnen bepalen; Walt had zich ooit gruwelijk geërgerd aan de beeldvervuiling van hotels, benzinepompen en souvenirwinkels die rond zijn eerste park in Californië waren opgezet. Binnen in het park loont het om op te letten: waar in andere parken de rafelrandjes van de illusie te vinden zijn, bedachten de ervaren setdesigners uit Disneys filmstudio details als het winkeltje van de Wrights. 
 
Al bij de entree maakt Disney de bezoeker rijp voor zijn bezoek. Het hele park is omringd door een spoorlijn, een fysieke grens die de bezoeker te kennen geeft dat hij een droomwereld binnengaat. Daarna volgt de straat met victoriaanse huizen in vrolijke pasteltinten. Ze zijn op vijf-achtste schaal gemaakt, zodat de bezoeker zich onwillekeurig machtiger voelt. Het nostalgisch optimisme van het Amerikaanse fin de siècle is onmiskenbaar; dit is een wereld die niet wordt verstoord door wereldoorlogen, crises of massamedia. De houding van de medewerkers wordt ‘agressief vriendelijk’ genoemd. ‘Het is essentieel om vriendelijk en hoffelijk te zijn naar het publiek’, valt te lezen in een lesboek voor medewerkers. ‘Zelfs als je een rotdag hebt, zie je er vrolijk uit. Als niks helpt, denk er dan maar aan dat je wordt betaald om te lachen.’ 
 
Doordat Disney trucjes uit de filmwereld combineerde met massapsychologie ontvouwt het park zich als een beeldverhaal aan de bezoeker. Op strategische plekken werden beeldbepalende trekpleisters geplaatst, weenies, want door mensen zo’n worst voor te houden kon de bezoekersstroom met zachte hand worden geleid. Wie aan het begin van Main Street staat, wordt onmiddellijk verleid naar het iconische kasteel aan het eind te lopen. Keuzestress wordt weggenomen door de bezoeker geen overdaad aan opties te bieden, maar geleidelijk de verschillende mogelijkheden te onthullen. Verdwalen is bovendien onmogelijk, omdat het sprookjeskasteel als een veilig baken boven alles uittorent. 

Tekst loopt door onder afbeelding

Beeld: Disneyland Parijs

 

Doordat Disney er zo goed in slaagde een schijnwereld te creëren trok het park al snel de aandacht van cultuurfilosofen en marxistische denkers. Voor hen was het park een metafoor voor de machtsstructuren die ook buiten het park ongemerkt worden opgelegd aan de bevolking. In Travels in Hyperreality analyseerde Umberto Eco hoe bezoekers in Main Street tot consumenten verworden. ‘Disneyland is de kwintessens van consumptimse’, schrijft Eco. ‘Onze wil om te kopen wordt vervalst, maar we denken dat het echt is.’ Gewend als de bezoekers zijn om mee te doen aan de ritjes die Disney biedt, gaan ze daar slaafs mee door als de attractie een winkel is geworden. ‘De façades van Main Street worden gepresenteerd als een speelgoedhuis, maar het interieur is een vermomde supermarkt waar mensen obsessief kopen in de overtuiging dat ze nog steeds spelen.’
 
Eco vreesde ook dat mensen aan de Disney-versie de voorkeur zouden geven boven het origineel. Het gevolg van de Amerikaanse obsessie met reproductie is dat men genoegen neemt met een kopie. ‘De filosofie is niet: we geven een kopie zodat je het origineel wilt zien, maar juist: we geven een kopie zodat je niet meer de noodzaak voelt het origineel te zien.’
 
‘ Disneyland produceert niet alleen een illusie, maar door dat toe te geven stimuleert het een verlangen daarnaar. Een echte krokodil kun je vinden in de dierentuin, maar in de regel zit hij daar verscholen of slaapt. Disney leert ons dat nepnatuur beter aansluit bij onze dagdromen. Hij leert ons dat technologie ons meer werkelijkheid kan geven dan de natuur.’ 
 
De Franse filosoof Baudrillard gaat nog een stap verder. ‘Disneyland bestaat om te verbergen dat het park het “echte” land is (een beetje zoals gevangenissen bestaan om te verbergen dat de maatschappij in zijn geheel, in zijn banale alomtegenwoordigheid, als een gevangenis is)’, schrijft hij in Simulacres et simulation . In de hyperwerkelijkheid van de moderne tijd, waarin tekens zo vaak herhaald worden dat ze losgezongen raken van een eenduidige betekenis, is de schijn van Disneyland eerlijker dan de buitenwereld. ‘Disneyland wordt gepresenteerd als denkbeeldig om ons te doen geloven dat de rest echt is, terwijl Los Angeles en de rest van Amerika niet meer echt zijn, maar tot een hyperwerkelijheid behoren, een simulatie. […] Deze wereld wil kinderachtig zijn, om ons te laten geloven dat de volwassenen elders zijn, in de “echte” wereld. Zo wordt verhuld dat de ware kinderachtigheid overal is.’
 
Voor Baudrillard is Disneyland een microkosmos van de samenleving, waarin de bestaande culturele hegemonie op haast religieuze wijze wordt bekrachtigd. ‘Al zijn waarden worden in miniatuur gevierd. Gebalsemd en van bedreigingen ontdaan.’
 

Bordkarton

Het is verleidelijk de woorden van Baudrillard te leggen naast die van de marxistische cultuurfilosoof Walter Benjamin over het Parijs van de negentiende eeuw. Hij zou over Disneyland ongetwijfeld een uitgesproken oordeel hebben gehad (hij zag in de filmpjes van Mickey Mouse in elk geval een voortzetting van de oude volkssprookjes). In Das Passagen-Werk, onvoltooid door zijn zelfmoord in 1940, gebruikt hij de Parijse arcades om zijn punt te maken over massacultuur en de betovering van het kapitalisme. De teksten zijn ook van toepassing op de Disney-parken. Die bieden net als de arcades van het negentiende-eeuwse Parijs balsem voor de ziel die de hedendaagse mens meent nodig te hebben, een plek waar hij door ‘warenfetisjisme’ denkt zijn vervreemding van de ander en zichzelf te kunnen bestrijden. 
 
Maar juist die kleinburgerlijke, weelderige luxe verstrikt de mens verder. ‘Comfort leidt tot isolement, maakt anderzijds de gebruiker afhankelijk van het mechanisme’, concludeerde Benjamin. Hij onderschreef de woorden van Marx dat ‘de Londenaren het beste deel van hun menselijke aard moesten opofferen om al die wonderen der beschaving voort te brengen waar hun stad vol van is. Talloze vermogens die in hen sluimerden bleven ongebruikt en onderdrukt.’
 
Het onbevredigende en repetitieve werk van de Industriële Revolutie maakt het noodzakelijk om de arbeider een uitlaatklep te bieden, redeneert Benjamin verder. Maar dan wel een die de bestaande orde niet bedreigt, of liever nog: bekrachtigt. Films zijn voor Benjamin bijvoorbeeld ‘het antwoord op een nieuwe en dringende behoefte aan stimulerende indrukken’. Ook het lunapark behoort tot die categorie. ‘De massa vermaakt zich in pretparken met hun achtbanen, hun draaimolens en rupsbanen, en is hierin geheel reactief. Zo traint ze zich in de onderworpenheid waarop zowel de politiek als de industriële propaganda moet kunnen rekenen.’ 
Benjamin spoort zijn lezers aan zich te ontworstelen aan de massa-badauds, toeschouwers die het leven gewillig ondergaan. Hij geeft hun de flaneur als voorbeeld, omdat die met ongedwongen indolentie een lange neus trekt naar degenen die hem alleen in termen van economische waarde zien. ‘De gewone flaneur beschikt altijd over zijn volle individualiteit, terwijl die van de badaud verdwijnt. Hij wordt door de buitenwereld geabsorbeerd. De dingen om hem heen bedwelmen hem zozeer dat hij zichzelf vergeet. Hij is menigte geworden.’
 
Dergelijke kritiek klonk ook door in de reactie van veel Franse intellectuelen toen Disneyland Parijs in 1992 opende. Het was ‘de laatste fase in een vervreemdingsproces dat de mensen ontredderd zal achterlaten’. Een reuzenstap in wereldhomogenisering. Een cultureel Tsjernobyl. ‘Een gruwel van bordkarton en plastic in afschuwelijke kleuren, bouwwerken als opgedroogd kauwgum en idiote folklore rechtstreeks uit stripverhalen voor dikke Amerikanen.’ Slechts een enkeling merkte op dat Disney de sprong over de oceaan kon maken omdat er wel degelijk vraag naar is. ‘Het is niet dat Amerika ons bezet, wij aanbidden het juist, wij nemen hun gebruiken en bovenal woorden over’, wierp filosoof Michel Serres tegen. 

 

Manipulatie

Disney valt inderdaad niet meer uit te bannen. Al zou het park bij Parijs er nooit gekomen zijn, onze samenleving blijft doordesemd van de methoden die Walt bedacht voor zijn park. Bedrijven weten dat ze geld kunnen verdienen door klanten niet simpelweg een object of dienst te verkopen, maar een ervaring te bieden. In een wereld waar bij fastfoodrestaurants en luchtvaarmaatschappijen steeds meer bezuinigd wordt op immateriële zaken, loont het om je in te leven in de reactie van de klant op jouw gedrag. Consumenten worden psychologisch rijp gemaakt om te genieten (en meer te betalen) met hun pavlovreactie op de futuristische Apple-winkels, quasihippe Starbucks-bars of het geluid van een Harley-Davidson.

Tekst loopt door onder afbeelding

Beeld: Disneyland Parijs

 

Economen Pine en Gilmore legden het fenomeen uit in hun boek The Experience Economy aan de hand van een kopje koffie. Als bulkgoed is het bij de boer maar een paar cent waard, verwerkt door de industrie wordt dat al een paar dubbeltjes en in de dienstensector kost het enkele euro’s om het voor je te zetten. Maar voor een espresso op het San Marco-plein in Venetië betalen mensen grif 10 euro vanwege de ervaring. ‘Een consument die een beleving koopt, betaalt om tijd te besteden aan het genieten van een reeks memorabele gebeurtenissen.’ 
 
Volgens Pine en Gilmore wordt het product dat een bedrijf levert zo niets meer dan een rekwisiet en de dienst die hij verleent een toneelstukje. Disney had door dat de omgeving ondertussen belangrijker wordt. Door alle zintuigen aan te spreken wordt de ervaring meer memorabel en dus meer waard. Vandaar de geur van snoep in de lucht, het muziekje op de achtergrond en het obsessief groetende personeel in Disneyland. ‘Hoewel het werk van degene die voor een belevenis zorgt op het moment zelf alweer vergaat, blijft de waarde hangen in het geheugen.’ Het publiek koopt graag Disneys luchtkastelen.
 
Over hoe kwalijk de dienstvaardige manipulatie van Disney is voor de samenleving zullen cynici en Disney-fans het nooit eens worden. De waarheid hangt af van hoe graag je Mickey wilt omhelzen met handen plakkerig van de suikerspin, het deuntje van ‘It’s a Small World’ in je hoofd. De Amerikaanse schrijver Ray Bradbury wist in welk kamp hij het liefst vertoefde. ‘Bij Disney vind je geen onderkoelde mensen die doen alsof het hun niks kan schelen, waardoor ze zichzelf de kans om te leven ontzeggen. […] In Disneyland voel je je weer als op die eerste dag van de lente van dat bijzondere jaar waarin je besefte dat je echt leefde. Je keert terug naar die ochtenden van je kindertijd dat je in bed lag en dacht: mijn vrienden kunnen hier elk moment zijn. Daar draait Disneyland om. Ik ga erheen. Wedstrijdje?’