Home Diep luisteren en democratie

Diep luisteren en democratie

Politiek filosofen zien het belang van luisteren vaak over het hoofd, stelt ­­Eva Meijer. Meijer onderzoekt hoe we al luisterend ruimte kunnen maken voor wezens die tot nu toe buiten de politieke gemeenschap vallen, zoals kinderen, niet-menselijke dieren, planten en ecosystemen.

Door Eva Meijer op 25 augustus 2022

Diep luisteren en democratie

Politiek filosofen zien het belang van luisteren vaak over het hoofd, stelt ­­Eva Meijer. Meijer onderzoekt hoe we al luisterend ruimte kunnen maken voor wezens die tot nu toe buiten de politieke gemeenschap vallen, zoals kinderen, niet-menselijke dieren, planten en ecosystemen.

wijsgerig perspectief 03 2022
Wijsgerig Perspectief nr 3/2022 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de politieke filosofie speelt taal een belangrijke rol. Politiek filosofen zien spreken vaak als noodzakelijke voorwaarde om politiek te handelen en om deel uit te maken van de politieke gemeenschap. Dit idee heeft diepe wortels in de geschiedenis van de filosofie. Aristoteles schreef in de Politika bijvoorbeeld al dat mensen de enige politieke dieren zijn omdat ze kunnen spreken, logos bezitten, en daarom een onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad. Andere dieren hebben stemmen, phonè, maar missen rationele taal. Daardoor kunnen ze niet alleen geen politieke actoren zijn, ook vallen ze buiten de demos, het volk.

In de hedendaagse politieke filosofie worden taal en politiek nog steeds met elkaar verbonden. Denkers die zich bijvoorbeeld bezighouden met de filosofie van het sociaal contract of de deliberatieve filosofie beschouwen taal als een noodzakelijk ingrediënt voor politiek actorschap. Net als Aristoteles verbinden zij spreken met rationaliteit en het vermogen belangen te articuleren. Ook in de politieke praktijk speelt spreken een belangrijke rol. In de officiële politiek, zoals de Tweede Kamer en de gemeenteraad, staat spreken centraal in besluitvorming tijdens bijvoorbeeld debatten en overleg. Op een vergelijkbare manier leggen protestbewegingen tijdens demonstraties of in hun activisme op het internet veel nadruk op standpunten uitspreken. Sociale bewegingen zoals het feminisme of antiracisme wijzen erop hoe belangrijk het is om politiek mee te kunnen praten en een politieke stem te hebben.

Momenteel gaat de nadruk op spreken in de politieke filosofie ten koste van luisteren. Dat is problematisch, omdat spreken en luisteren twee kanten van dezelfde medaille zijn en luisteren een belangrijke rol te spelen heeft in democratische communicatie.

Het belang van spreken kan niet worden overschat. Wie meespreekt, kan niet alleen bepalen wat er wordt besloten binnen gegeven politieke systemen, maar ook invloed uitoefenen op die systemen. Spreken alleen is echter onvoldoende. Om een zinnig politiek gesprek te voeren is luisteren net zo belangrijk; politiek meepraten heeft pas nut als er ook wordt geluisterd. De Amerikaanse politiek filosoof Susan Bickford wijst erop dat we een gedeelde politieke ruimte nodig hebben om politiek met elkaar te kunnen spreken en het met elkaar oneens te kunnen zijn. Voor de instandhouding van die ruimte moet er worden geluisterd. Luisteren vereist bovendien dat we ons tot de ander wenden. Zoals ik straks uitgebreider zal bespreken, kunnen we de grote problemen van deze tijd alleen het hoofd bieden als we een houding aanleren die gericht is op de ander.

In wat volgt ga ik eerst in op de samenhang tussen spreken en politiek handelen, aan de hand van het werk van de Amerikaanse politiek filosoof Iris Marion Young. Daarna bespreek ik Susan Bickfords opvatting van politiek luisteren. Bickford laat zien waarom luisteren politiek belangrijk is en hoe het werkt, maar richt zich vooral op luisteren binnen een gegeven politieke gemeenschap. Dat is echter niet genoeg. Wie tot de politieke gemeenschap behoort staat door de geschiedenis heen niet vast. Om erachter te komen wie er tot de politieke gemeenschap kan behoren, moeten we luisteren. Recent onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat veel niet-menselijke dieren talen en culturen hebben, wat consequenties heeft voor hun politieke positie (Meijer 2019). Ook planten en schimmels drukken zich op complexere manieren uit dan we altijd dachten. Verschillende wezens uit deze groepen hebben politieke belangen, die vaak met de belangen van mensen verweven zijn. Daarnaast zijn er menselijke groepen met politieke belangen zonder officiële politieke stem, zoals kinderen. Ik zal laten zien hoe het begrip ‘diep luisteren’ van de Amerikaanse componist Pauline Oliveros een ingang biedt om – over de grenzen van de democratische gemeenschap heen – na te denken over luisteren. In het laatste deel van dit stuk onderzoek ik hoe filosofische inzichten over luisteren naar de politieke praktijk kunnen worden vertaald.

Politiek spreken

In Inclusion and Democracy (2002) laat Iris Young zien hoe onze opvattingen over taal, politiek handelen en democratie met elkaar verweven zijn. In veel hedendaagse democratieën wordt taal alleen instrumenteel ingezet: om een boodschap te verkondigen of om iets te bereiken. Dit instrumentele taalgebruik is verbonden met een beeld van politiek handelen en burgerschap waarin het individu centraal staat. Stemmen tijdens verkiezingen wordt gezien als de belangrijkste politieke daad, en belangen en identiteiten gelden als vaststaand. Politiek, stelt Young, draait dan om uitrekenen hoe vooraf opgestelde belangen zich tot elkaar verhouden. Deze opvatting van politiek hangt samen met een atomistisch mensbeeld en een opvatting van de rede als rekenmachine.

Tegelijkertijd bestaan er in hedendaagse democratieën al andere praktijken die gericht zijn op de toekomst, de dialoog, wederzijds begrip of het leren kennen van andere perspectieven. Deze praktijken gaan niet uit van atomistische individuen met vooraf opgestelde belangen, maar van relaties en mogelijkheden tot verandering. Wanneer mensen die van elkaar verschillen politiek in gesprek gaan, stelt Young, is er de belofte van iets nieuws of iets beters. Momenteel zijn bestaande politieke gesprekken echter vaak ongelijkwaardig en worden bepaalde stemmen minder gehoord dan andere.

Om ongehoorde stemmen aan het woord te laten is het onvoldoende om formeel gelijke rechten te waarborgen: er moet ook aandacht zijn voor hoe machtsrelaties politieke en sociale gesprekken structureren. Invloedrijke politieke denkers zoals Jürgen Habermas en John Rawls leggen veel nadruk op de uitwisseling van rationele argumenten in machtsvrije ruimtes, waarin mensen samen tot een beter oordeel komen. Feministen en dekoloniale denkers wijzen er echter op dat hun ideeën over rationaliteit en subjectiviteit niet universeel zijn, maar gestoeld op een beeld van de mens als autonoom en rationeel wezen. En dat beeld weerspiegelt bestaande machtsverhoudingen.

Dit is terug te zien in de taal. Manieren van spreken die als neutraal worden gezien, zoals een afstandelijke wijze van argumenteren, horen bij de sociale klasse die van oudsher de dienst uitmaakt. Mensen uit historisch gemarginaliseerde politieke groepen, zoals vrouwen of niet-witte mensen, drukken zich soms op andere manieren uit – emotioneler of met meer gebaren. Ook worden de manieren waarop zij zich uitdrukken anders gelezen; als een vrouw haar stem verheft in de Tweede Kamer wordt daar anders op gereageerd dan als een man dat doet. Dat kan leiden tot subtiele en minder subtiele vormen van uitsluiting. Ook mensen die de taal niet goed machtig zijn of in dialect spreken hebben minder of geen politieke stem omdat ze zich anders uitdrukken dan de norm. Hetzelfde geldt voor wezens als niet-menselijke dieren. Hen serieus nemen vraagt om een herziening van politieke taal.

Young maakt een onderscheid tussen mensen die formeel tot de politieke gemeenschap behoren maar toch worden buitengesloten, en mensen die geen burgerschapsrechten hebben. In relatie tot de eerste groep stelt ze dat we ons begrip van de officiële politieke taal moeten oprekken. Dit kunnen we doen door bijvoorbeeld groeten, verhalen vertellen en retoriek serieus te nemen in de politieke communicatie. Dat de politieke stem van de tweede groep niet wordt gehoord stelt ze niet ter discussie. Als deze mensen recht hebben om deel uit te maken van de demos, zouden ze volgens Young rechten moeten krijgen en moeten kunnen meepraten, als ze dat niet hebben niet. Toch zijn vragen naar politieke stem ook in relatie tot deze groep van belang, zoals ik straks zal laten zien.

Aristoteles stelde al dat mensen de enige politieke dieren zijn omdat ze kunnen spreken

Young stelt dat vragen naar politiek spreken verbonden zijn met de manier waarop we democratie opvatten. Als we democratie begrijpen als een systeem dat gericht is op verschil en pluraliteit, heeft dat niet alleen betekenis binnen het bestaande systeem; dit beeld van democratie kan ook een verandering bewerkstelligen van monologen naar dialogen of polylogen, gesprekken tussen meerdere gesprekspartners. Andersom kan meer nadruk op gesprekken leiden tot een andere houding ten aanzien van verschil. Een gesprek vereist namelijk aandacht voor de sprekende ander. Spreken alleen is niet voldoende: er moet door beide gesprekspartners ook worden geluisterd. In vragen stellen en luisteren ligt net als in groeten een erkenning van de ander als ander besloten, hoe minimaal ook.

Young noemt het belang van luisteren meerdere malen, maar omschrijft niet wat dit kan inhouden of waar dit moet plaatsvinden. Deze omissie in haar werk is geen uitzondering: ondanks het belang van luisteren voor politieke communicatie is dit onderwerp nog grotendeels afwezig in de politieke filosofie, zelfs in de deliberatieve filosofie.

Politiek luisteren

De deliberatieve filosofie is de tak van de politieke filosofie die zich richt op de verbinding tussen taal en democratie. Deliberatiefilosofen wijzen erop dat de legitimiteit van politieke besluitvorming samenhangt met wie erover mee heeft kunnen spreken. Ook onderzoeken ze hoe politieke gesprekken kunnen worden verbeterd.

Luisteren wordt in verschillende opvattingen van deliberatieve democratie als noodzakelijk beschouwd voor het slagen van politieke beraadslaging, maar zelden uitgewerkt als een op zichzelf staande praktijk. De Amerikaanse filosoof Michael Morrell schrijft dat het belang van luisteren vaak wel wordt genoemd of verondersteld, maar dat verder vooral de afwezigheid van luisteren – niet luisteren – wordt onderzocht, bijvoorbeeld in analyses van silencing. Er zijn een aantal uitzonderingen. Sommige milieufilosofen, zoals Andrew Dobson en John ­Dryzek, schrijven over belichaamd luisteren naar de natuur als noodzakelijke stap in deliberatie over die natuur. Morrell wijst zelf op het belang van meer empirisch onderzoek naar luisteren. Maar de belangrijkste uitzondering in de politieke filosofie is Susan Bickford, die luisteren centraal stelt als democratische praktijk.

Volgens Bickford maakt luisteren politieke interactie mogelijk. Luisteren houdt namelijk de publieke sfeer in stand waarin mensen die verschillend zijn zich aan elkaar kunnen tonen. Mensen betreden de publieke sfeer om gepassioneerd hun ideeën te verdedigen, maar als er niet wordt geluisterd is er alleen conflict. Om dat te vermijden hebben we volgens Bickford aandachtige relaties nodig, gericht op pluraliteit. Luisteren is de uitdrukking van die aandachtige houding en vormt bruggen tussen mensen die anders zijn. Politiek luisteren is volgens Bickford geen poezelige praktijk die gericht is op empathie, zorg of vriendschap. Luisteren, stelt ze, maakt collectieve oordeelsvorming mogelijk, die weliswaar een agonistisch karakter heeft maar zich ook rekenschap geeft van relaties en de gemeenschappelijke wereld.

Recent onderzoek laat zien dat veel niet-menselijke dieren talen en culturen hebben

Luisteren is voor Bickford een belichaamde ervaring en een politieke houding, gericht op de ander en de gemeenschappelijke politieke wereld. In haar beschrijving van die belichaamde ervaring verbindt Bickford luisteren met aandachtig en stil zijn. Om naar een ander te luisteren, moet je zelf een stap terug doen, stelt ze. Ze verwijst naar de Franse filosoof Simone Weil, die schrijft dat alles wat ‘ik’ is passief moet worden om aandachtig te kunnen zijn naar de ander. Maar politiek luisteren vereist volgens Bickford ook aanwezigheid. Hier gaat Bickford te rade bij de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty. In politiek luisteren wordt de luisteraar volgens ­Merleau-Ponty idealiter de achtergrond waartegen een ander kan spreken. De luisteraar blijft gesitueerd, verdwijnt niet, maar richt haar aandacht op de spreker, die zo op de voorgrond kan treden. In een gesprek wisselen spreker en luisteraar elkaar af.

Volgens Bickford begint luisteren als politieke houding met aandacht. Aandachtig zijn, stelt ze, betekent niet alleen dat je gericht bent op de concrete ander in de publieke arena. Aandachtig zijn houdt ook een houding in die gericht is op anderen in het algemeen. Bickford bespreekt aandacht in relatie tot zowel Aristoteles’ ideeën over deliberatie als Hannah Arendt’s werk over politiek handelen en pluraliteit. Voor Aristoteles ligt conflict aan de basis van politiek handelen. Om toch in staat te zijn om met elkaar te beraadslagen moet er sprake zijn van aandachtigheid. Die aandachtigheid is geen vriendschap maar eerder een welwillendheid om het politieke in stand te houden, een vorm van respect. Ook bij Arendt staat verschil centraal in politiek handelen. Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in haar opvatting van pluraliteit.

Bickford benadrukt dat er een kader nodig is om dit verschil te articuleren, een wereld waarin dat verschil kan landen. Aandacht en luisteren zijn volgens haar nodig om dat kader in stand te houden. Op die manier verbindt Bickford luisteren terecht met de mogelijkheid om verschil politiek te articuleren en om de gemeenschappelijke wereld die politieke communicatie überhaupt mogelijk maakt in stand te houden. Ze erkent ook dat luisteren altijd gesitueerd is, en dat machtsverhoudingen een rol spelen in wie wordt gehoord.

Toch is Bickfords bespreking van politiek luisteren net als die van Young gericht op een democratische gemeenschap waarvan de leden al gegeven zijn. Dat is problematisch, want dat veronderstelt dat de grenzen van de politieke gemeenschap vastliggen en rechtvaardig zijn, terwijl deze altijd ter discussie staan. Bovendien hebben ook wezens die geen deel uit willen maken van de menselijke politieke gemeenschap, zoals sommige dieren, politieke belangen die verbonden kunnen zijn met die van burgers. Juist in relatie tot deze wezens zijn aandacht en politiek luisteren cruciaal. Zo kunnen we erachter komen wat hun belangen zijn en hoe die zich verhouden tot die van bestaande politieke gemeenschappen. In sommige gevallen kan duidelijk worden of deze wezens zelf deel uit zouden moeten maken van de politieke gemeenschap.

Luisteren naar niet-burgers

De grenzen van de politieke gemeenschap veranderen door de tijd heen. Aristoteles zag alleen vrije mannen als politieke actoren; vrouwen, slaven, barbaren, kinderen en dieren vielen buiten de demos. Young wijst erop dat vragen over rechtvaardigheid de grenzen van de natiestaat overstijgen en stelt daarmee de afbakening van de politieke gemeenschap ter discussie. Toch schrijft ze niet expliciet over politieke actoren die buiten de politieke gemeenschap vallen en niet over dieren en andere niet-menselijke entiteiten als politieke actoren. Voor Bickford geldt dat ook, en hoewel Bickford benadrukt dat politieke actoren allemaal anders zijn, lijken ze in hun vermogen tot spreken en luisteren hetzelfde.

Veel prangende politieke vragen in deze tijd wijzen er juist op dat het noodzakelijk is om de perspectieven van politieke actoren die niet tot het volk behoren of geen politieke stem hebben serieus te nemen. In de klimaatcrisis hebben kinderen andere belangen dan volwassenen, terwijl ze wel door volwassenen worden vertegenwoordigd. Voor niet-menselijke dieren geldt hetzelfde, terwijl zij momenteel op het land en in de oceanen al sterker worden getroffen door de teloorgang van ecosystemen dan mensen. Het Nederlandse consumptiepatroon leidt direct tot ontbossing in de Amazone en indirect tot opwarming van de aarde en zeespiegelstijging, waardoor er nu al menselijke klimaatvluchtelingen zijn. Ook naar hen wordt niet geluisterd in besluitvorming.

Politiek luisteren naar dit soort politieke actoren is om verschillende redenen van belang. Ten eerste vanwege rechtvaardigheid. Niet alleen mensen, ook dieren, kinderen en andere actoren hebben een eigen perspectief op de wereld en het recht om mee te spreken over kwesties die hun levens betreffen. Om dat mogelijk te maken moet de dominante groep gaan luisteren. Ten tweede is er een kennistheoretisch belang. Luisteren naar verschillende perspectieven beïnvloedt de inhoud van politieke discussies, en helpt om te bepalen wat er op het spel staat in besluitvorming of overleg. Ten derde zijn de belangen van wezens uit verschillende groepen met elkaar verweven. Verbindingen serieus nemen en luisteren naar anderen is onderdeel van de ontwikkeling van een nieuwe menselijke houding. De belangen van rivieren, bossen, planten, en ecosystemen zijn bijvoorbeeld vaak niet los te denken van de belangen van menselijke aardbewoners. Over veel van dat soort actoren weten we nog weinig. Om politieke verhoudingen beter te begrijpen en anders vorm te geven moeten we gaan luisteren.

Om te luisteren naar de stemmen van klimaatvluchtelingen, sommige kinderen en sommige dieren biedt het werk van Bickford een goed beginpunt. Dit geldt zowel voor haar beschrijving van luisteren als belichaamde en gesitueerde praktijk als voor haar opvatting van luisteren als politieke houding, die erop gericht is een gemeenschappelijk kader waarin politiek kan worden gehandeld in stand te houden. Maar voor luisteren naar andere actoren is haar opvatting van luisteren en politieke communicatie onvoldoende. Van veel dierentalen weten we bijvoorbeeld nog weinig. Veel dieren spreken bovendien niet alleen door geluid te maken; ook kleur, geur en bewegingen kunnen deel van hun manier van spreken uitmaken. Om te weten wat ze zeggen en hoe ze dat zeggen hebben we een andere houding en nieuwe vormen van luisteren nodig. Ook voor bepaalde menselijke actoren zoals mensen met een beperking zijn de gesprekken die Bickford beschrijft niet mogelijk of wenselijk.

Diep luisteren

Het begrip diep luisteren van de Amerikaanse accordeonist en componist Pauline Oliveros kan ons helpen om verder te denken over politiek luisteren naar wezens die nog niet erkend worden als politieke actor, van wie we de taal niet kennen of niet weten of ze taal hebben, en naar onbekende anderen. Diep luisteren is voor Oliveros in eerste instantie een muzikale aangelegenheid: het gaat om luisteren naar muziek, rituelen, improvisatie en omgevingsgeluiden. Maar ze omschrijft het ook als een politieke praktijk en als de basis voor oordeelsvorming. Oliveros denkt dat we beter kunnen leren luisteren en ontwikkelde composities en oefeningen die ons daarbij kunnen helpen. De bekendste zijn haar sonic meditations, een serie oefeningen of rituelen die mensen in groepen kunnen uitvoeren. Soms zijn ze heel verstild, zoals ­‘Native’: ‘Take a walk at night. Walk so silently that the bottoms of your feet become ears.’ In andere gevallen zijn ze luid, en vragen ze om het gebruik van grote speakers, dronegeluiden, gezang of geschreeuw.

We reageren anders als een vrouw haar stem verheft dan als een man dat doet

De sonic meditations zijn erop gericht zintuiglijk beter te leren luisteren en zo een andere verhouding tot de wereld te ontwikkelen. Het zijn politieke meditaties. Meditatie wordt vaak geassocieerd met naar binnen treden en dus uit de wereld treden. Oliveros stelt echter dat beter leren luisteren, als belichaamde ervaring, ons juist kan helpen om anderen beter te verstaan en eventueel te begrijpen. Je luistert naar anderen die al gegeven zijn, maar ontdekt ook nieuwe anderen. Hoe langer je luistert, hoe meer je namelijk hoort. Een opnametechnicus, componist, muzikant of vogelaar hoort om deze reden meer dan de gemiddelde mens. Door te oefenen met luisteren sla je een brug naar de concrete ander, maar ook naar nieuwe anderen.

Oliveros biedt in haar analyse meer ruimte voor verschil en het onbekende dan ­Bickford. Voor Bickford betekent luisteren dat twee wezens die op elkaar lijken afwisselend op de achtergrond en op de voorgrond staan. Door diep te luisteren wordt de luisteraar echter de achtergrond voor een ander die niet vaststaat en misschien wel of niet verschijnt, of pas na langere tijd verschijnt. De wereld die in Oliveros’ meditaties centraal wordt gesteld is bovendien niet de menselijke politieke wereld van Bickford of Arendt, maar de planeet aarde. Lichamen, stemmen, muziekinstrumenten, voetstappen, langsrijdende auto’s, vogels, herinneringen, bossen, oceanen, woorden, bandopnames en andere zaken kunnen er deel van uitmaken. Diep luisteren houdt zo een herziening in van de positie van de mens in het grotere geheel.

Op deze manier leren luisteren vraagt om oefening, en deze oefening is geen individuele aangelegenheid. Diep luisteren is een collectieve praktijk en de sonic meditations zijn dan ook bedoeld om uit te voeren in groepen. Het is politiek van belang om ons collectief te trainen in luisteren, omdat er vragen op het spel staan die niet alleen individuen maar ook en vooral de gemeenschap aangaan.

Politiek luisteren in de praktijk

Bickfords democratische luisteren en Oliveros’ diepe luisteren lijken haaks te staan op de hedendaagse politiek, waarin de nadruk op spreken ligt. Toch zijn er binnen bestaande politieke praktijken en instituties aanknopingspunten te vinden om luisteren serieus te nemen. Om te onderzoeken waar en hoe we politiek kunnen gaan luisteren moeten we eerst in kaart brengen waar politieke communicatie plaatsvindt en hoe verschillende sferen van deliberatie met elkaar verbonden zijn.

Een deel van de politieke communicatie vindt plaats in de officiële politiek, zoals het parlement of de gemeenteraad. Een ander deel in tegenbewegingen, zoals demonstraties, sociale bewegingen, burgerinitiatieven en kunst. Er vinden daarbuiten ook politieke gesprekken plaats, in de media, op universiteiten en andere plekken. Meer-dan-menselijke politieke gesprekken zijn eveneens buiten officiële instituties te vinden: in huizen, natuurgebieden, steden en parken. Deze verschillende manieren van politieke communicatie hebben hun eigen vormen van politiek luisteren. Hoewel meer luisteren over de gehele linie van belang is, is het niet mogelijk en wenselijk om overal op dezelfde manier te luisteren.

Om binnen bestaande politieke praktijken en instituties ruimte te maken voor luisteren moeten we rekening houden met bepaalde tijds- en ruimteaspecten. Politieke besluitvorming is zoals Young beschreef nu sterk gericht op een meetbare uitkomst. Bijeenkomsten en vergaderingen zijn vaak duidelijk afgebakend in de tijd. In een bijeenkomst in de Tweede Kamer worden bijvoorbeeld verschillende posities gehoord of is er ruimte om op een voorstel te reageren, waarna er een stemming is. Er wordt instrumenteel geluisterd en in het overtuigen van de ander staat de koopwaar al vast. In maatschappijen die gericht zijn op efficiëntie wordt traagheid verfoeid. Maar snelheid opvoeren gaat ten koste van het vreemde, het nieuwe en de ander. Goed luisteren en nadenken vergt tijd. Door meerdere bijeenkomsten te houden, met tijd ertussen, kunnen we ervoor zorgen dat er een zorgvuldiger proces ontstaat. De tijd tussen bijeenkomsten biedt ruimte om naar elkaar te luisteren.

Meer tijd alleen is echter niet genoeg: als deelnemers alleen hun eigen positie blijven herhalen zou er zelfs minder geluisterd kunnen worden. Daarom moeten er nieuwe plekken en praktijken worden gecreëerd waarin degenen die besluiten nemen luisteren naar degenen die door deze besluiten getroffen worden. Nieuwe luistersessies kunnen in vergaderzalen plaatsvinden, maar ook in ziekenhuizen of huizen waar jongeren begeleid wonen. Ze kunnen plaatsvinden op boerderijen zodat boeren en koeien gehoord kunnen worden over stikstofproblemen, of in natuurgebieden waar de bewoners last hebben van vervuiling. Ook lenen sommige activiteiten, zoals wandelen, zich goed voor praten en luisteren.

Politiek luisteren naar andere dieren kan dus op een boerderij of in een natuurgebied. Toch is daar vaak sprake van een ongelijke machtsverhouding. In een artikel over deliberatie met dieren, ‘Animal Agora’, wijst de Canadese filosoof Sue Donaldson op het belang van bewegingsvrijheid om relaties en communicatie te verbeteren. Om bewegingsvrijheid te vergroten moeten mensen andere dieren meer vrijheid geven, de infrastructuur veiliger maken en nieuwe commons inrichten, ruimtes waartoe allerlei soorten dieren gelijke toegang hebben en waarin we elkaar in vrijheid kunnen treffen. Vervolgens kunnen we in maar ook over die ruimte met elkaar spreken.

Spreken met dieren is geen toekomstmuziek: er is al sprake van deliberatie tussen mensen en andere dieren. Helaas is die momenteel vaak gewelddadig. Ganzen worden bijvoorbeeld vaak gedood of verjaagd als mensen last van ze hebben, terwijl ganzen net zo goed recht hebben op het land. Maar gesprekken tussen mensen en ganzen kunnen worden verbeterd. Ganzen begrijpen mensentaal bijvoorbeeld vrij goed. Daarnaast zijn interventies in het landschap ook een manier om met elkaar te spreken. Mensen kunnen bijvoorbeeld wel of juist geen gewassen aanplanten die ganzen aanlokkelijk vinden (Meijer 2019, hoofdstuk 7). Ook objecten kunnen gesprekken structureren. Eten, speelgoed, de bank en de auto spelen voor veel huisdieren nu al een belangrijke rol in hun communicatie met mensen.

Voor ons mensen kost luisteren naar andere dieren meer tijd dan luisteren naar mensen. Omdat lang is gedacht dat niet-menselijke dieren niet spreken, is er geen gemeenschappelijke wereld zoals Bickford die voorstelt waarin we met elkaar kunnen praten. Aan de andere dieren zal het overigens niet liggen, die zijn over het algemeen erg aandachtig naar mensen (deels uit noodzaak, deels uit nieuwsgierigheid). Wanneer ze bewegingsvrijheid hebben kunnen dieren overigens ook beter ‘nee’ zeggen en ervoor kiezen om niet deel te nemen aan een gesprek.

Diep luisteren draait voor Oliveros om muziek, rituelen en omgevingsgeluiden

In collectieve politieke rituelen kan luisteren ook een rol spelen. Zo beschrijft de Amerikaanse schrijver en bioloog Robin Wall Kimmerer in Braiding Sweetgrass (2013) hoe sommige inheemse gemeenschappen zoals de Onondaga hun bijeenkomsten beginnen met het danken van de natuurlijke wereld die hun bestaan mogelijk maakt. Daarmee geven deze gemeenschappen uitdrukking aan een wereldbeeld waarin mensen deel uitmaken van een grotere, levende, niet-menselijke wereld, en erkennen ze het actorschap van anderen. Net als groeten, dat zoals gezegd in de politiek als erkenning van de gesprekspartner als gesprekspartner kan functioneren, maken zulke rituelen andere vormen van interactie mogelijk. We zouden soortgelijke rituelen kunnen ontwikkelen waarin luisteren naar de niet-menselijke wereld centraal staat. Zo kunnen mensen nieuwe informatie krijgen over die wereld en oefenen met een andere houding, een houding van aandacht, waarin de mens niet de heerser is over andere wezens maar deel van het geheel.

Ook in concrete politieke besluitvorming kan luisteren naar de natuurlijke wereld van belang zijn. Wanneer er besluiten worden genomen over de Waddenzee, de Veluwe of een andere natuurlijke entiteit kan luisteren een beginpunt bieden. Menselijke vertegenwoordigers hebben in sommige gevallen ook een rol te spelen, bijvoorbeeld omdat ze wetenschappelijke kennis hebben over een situatie. Maar nu gaat alles via de mens en dat vertekent wat er op het spel staat.

Ruimte maken voor luisteren

Politieke systemen hebben de neiging bepaalde stemmen uit te vergroten en andere het zwijgen op te leggen. Nadenken over hoe degenen die zich anders uitdrukken mee kunnen spreken is van fundamenteel democratisch belang. Het is een project dat nooit af is: net als over de inhoud moeten we steeds het gesprek blijven voeren over de vorm die de politiek heeft. Dat er naar meer sprekers wordt geluisterd wil niet zeggen dat iedereen ook zal spreken, noch dat dat spreken effectief zal zijn. Er zullen altijd wezens zijn die zich liever verbergen, sommige belangen en ideeën zijn (nog) niet uit te drukken vanwege de vorm die de taal heeft, en niemand weet waar haar woorden in de toekomst zullen landen.

Zeker in deze tijd is het van belang om beter te leren luisteren naar kinderen, dieren, andere natuurlijke entiteiten en wie of wat zich verder politiek en sociaal aandient. Alleen maar praten houdt namelijk een houding intact die op het zelf gericht is. En die houding heeft mensen en anderen nu juist zo in de problemen gebracht. Het onderwijs kan ons wellicht helpen om beter te leren luisteren, net als kunst en literatuur. Maar daarnaast moeten we politiek meer over luisteren spreken. Luisteren is net als begrip niet af te dwingen, maar er expliciet ruimte voor maken en het belang ervan erkennen kan nieuwe verstandhoudingen mogelijk maken. Er is geen garantie dat luisteren de wereld zal redden, maar in het onbekende ligt wel de mogelijkheid tot iets nieuws besloten. Hoe dan ook zal beter luisteren politieke gesprekken mooier, moeilijker en rijker maken.

Literatuurlijst
Bickford, S. (1996), The Dissonance of Democracy: Listening, Conflict, and Citizenship. Ithaca, NY: Cornell University Press.
• Donaldson, S. (2020), Animal agora: Animal citizens and the democratic challenge. Social Theory and Practice 46 (4): 709-735.
• Meijer, E. (2019), When Animals Speak: Towards an Interspecies Democracy. NY: New York University Press.
• Meijer, E. (2022), Verwar het niet met afwezigheid. Over politieke stiltes. Amsterdam, Uitgeverij Cossee.
• Morrell, M. (2018), Listening and deliberation. In: André Bächtiger, John S. Dryzek, Jane Mansbridge, en Mark E. Warren (red.), Oxford Handbook of Deliberative Democracy. Oxford: Oxford University Press: 237-250.
• Oliveros, P. (1974), Sonic meditations. Baltimore, MD: Smith publications.
• Young, I. (2002), Inclusion and democracy. Oxford: Oxford University Press.