Home Dick Pels: ‘Fortuyn democratiseerde het Führer-principe’
Politiek

Dick Pels: ‘Fortuyn democratiseerde het Führer-principe’

Door Leon Heuts op 13 maart 2013

08-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Pim Fortuyns flirt met fascisme maakt hem niet onmiddellijk ‘fout’. Intellectueel biograaf Dick Pels over het belang van populisme, de winst van de mediademocratie, en de innerlijke band tussen democratie en fascisme. ‘Op een bepaalde manier is het voor hem een zegen dat hij is vermoord.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Pim Fortuyn, wie was dat ook al weer? Nog geen anderhalf jaar na zijn dood is de man van de ‘nieuwe politiek’, die Den Haag compleet verraste met zijn dandyisme, gewiekste mediaoptredens en onversneden populistische standpunten, weggezakt uit het collectieve bewustzijn. Natuurlijk, er  resteren enkele oneliners – die zonder scrupules zijn overgenomen door politici van de gevestigde partijen: ‘Gevoelspolitiek’, ‘de straat op’. Wouter Bos bezoekt het Laakkwartier en drinkt een biertje met ‘gewone mensen’.

Maar het gemodder tijdens de formatiepogingen tussen CDA en PvdA verraadt dezelfde ‘achterkamertjespolitiek’ als altijd. Bovendien is de opluchting in Den Haag voelbaar, nu een ‘gewoon’ rechts-conservatief zakenkabinet-met-bezuinigingsobsessie ‘gewoon’ door een linkse oppositie wordt geattaqueerd.
Daarmee lijkt Fortuyn uiteindelijk tóch niet meer dan een total loss. Een verschijning die dermate on-Nederlands was, dat zijn kop bijna wel moest rollen. Zijn gedachtegoed draagt bovendien de stempel ‘twijfelachtig’ – of erger -, warrig, een ratjetoe, inconsistent.
 

Dick Pels kijkt vanuit zijn woonboot naar buiten over een Amsterdamse gracht. Vrienden van de Groningse universiteit waren aanvankelijk sceptisch over zijn voorgenomen boek De geest van Pim – Het gedachtegoed van een politieke dandy. Zou je de man niet te veel eer doen met een intellectuele biografie? Waarom méér maken van iemand wiens academische kwaliteiten niet uitzonderlijk waren, en wiens politieke carrière vooral dreef op populistische standpunten en een mediahype? Tegelijkertijd was Pels gefascineerd door Fortuyn. Op de eerste plaats vanwege een gedeelde achtergrond. Beiden babyboomers (‘Fortuyn is precies een week ouder dan ik’), beiden een katholieke jeugd en een marxistisch verleden, en beiden keerden een academische carrière de rug toe. Pels verruilde vorig jaar de zekere positie van hoogleraar voor de onzekere van publicist – een intellectueel in de marge zoals ook Fortuyn dat – ondanks zijn populariteit – uiteindelijk was. Pels kende Fortuyn weliswaar oppervlakkig, maar kan zich herinneren hoe zij beiden in het Groningse eetcafé De Drie Gezusters de academische kaasstolp hekelden.
 
Dat was eind jaren tachtig – vijftien jaar later werd het fortuynisme op onverwacht gewelddadige wijze de mond gesnoerd.  Het drama liet Pels niet los; hij móest daarover wel een boek schrijven. Bovendien – en dit is de belangrijkste reden –  is Fortuyn in zijn ogen uiteindelijk meer dan een komeet. Nee, Pels is het niet in alles met hem eens, soms is hij het absoluut oneens, maar sommige thema’s die Fortuyn aanroerde zijn volgens Pels dermate belangrijk dat een ‘denkbiografie’ hoogstnoodzakelijk is. Want Fortuyns gedachtegoed gaat verder dan wat goedgeplaatste soundbites. Pels’ boek laat zien dat Fortuyns intellectuele levenswandel, die hem voerde naar marxisme, sociaal-democratie, neoliberalisme en ‘volksnationalisme’, wel degelijk ook constanten had.
 

Dynamiet

@plat = Wát Fortuyn, al dan niet bewust, oprakelde liegt er niet om: de vervaging van de links- rechtstegenstelling, het dandyisme en de politieke bohème, de cultuur van de celebrity in de politiek, het verdwijnen van de geïnstitutionaliseerde partijendemocratie ten faveure van een vluchtige personendemocratie, de noodzaak van een bepaalde vorm van populisme – ook al wordt daarmee het volksressentiment bespeeld…  Het zijn gevaarlijke thema’s, ‘dynamiet volgens pessimisten’, zegt Pels. Mensen als Marcel van Dam, of PvdA-ideoloog Bart Tromp, die volgens hem vasthouden aan de klassieke, rationele opvatting van politiek. Populisme is daarbij per definitie een teken van romantische verdwazing.
‘Het ís ook dynamiet’, beaamt Pels. ‘Maar niet zo verontrustend als Tromp en de zijnen willen doen geloven. Tenminste, niet per se. Het is gevaarlijker om vast te houden aan een autistische politiek, die zich vervreemdt van de kiezer. Een politiek die uitsluitend rationeel is, doet aan uitsluiting.’

‘In onze samenleving is sociale cohesie niet meer vanzelfsprekend. De kerk garandeert geen sociale eenheid, laat staan ideologische beginselen van politieke partijen. Fortuyn zocht daarom naar nieuwe vormen van politiek bedrijven – bijvoorbeeld door handig gebruik te maken van televisie. Het is immers het beeld dat meer dan ooit het brandpunt waaromheen zich publiek verzamelt. We moeten de politieke betekenis van het beeld op waarde weten te schatten – de intieme band die het kan creëren tussen politicus en stemmer. Die is vluchtig, dat klopt. In de sociologie spreekt men van neo-tribes – een groep die zich vormt rond, bijvoorbeeld, een aansprekende politicus, en al snel weer uit elkaar valt. Is dat oppervlakkig? Ik betwijfel het. Misschien gaat hierdoor het klassieke partijenstelsel op de helling, omdat uiteindelijk de personen naar voren treden. Maar is dat niet veel democratischer dan een klassieke partijendemocratie, waarbij iedere politicus zich bij voorbaat moet conformeren aan de partijpolitiek?’
 

‘Moralisten spreken dan van een theatermaatschappij, waarin het alleen maar gaat om de vorm en niet om de ideeën. Achter dergelijke opvattingen schuilt  minachting voor de kiezer. Alsof dat iemand is die zich gemakkelijk laat beïnvloeden door plaatjes en geen interesse heeft in inhoud. Men vreest deze beïnvloedbare kiezer. Men is bang, in de woorden van Fortuyn, dat het volk met geheven rechterarm achter een leider aan gaat lopen. Die angst blijkt uit de manier waarop de gevestigde politici het succes van Fortuyn probeerden te stuiten. Hij werd een fascist genoemd. ‘“Nederland wordt wakker”, riep Melkert. Jan Blokker noemde hem een polder-Mussolini.’

Is Fortuyn dus gedemoniseerd? Pels: ‘Ik vind die vergelijking met Mussolini niet demoniserend, eerder intrigerend. De vergelijking van Blokker is niet eens zo slecht. Fortuyn is door zijn mediaoptredens, zijn geflirt met leiderschap en kunstenaarschap, maar ook omdat stijl en inhoud niet meer te onderscheiden waren, met Mussolini te vergelijken. Zij het op Hollands-pragmatische wijze. Mussolini met een spruitjeslucht.
Hij flirtte ook met het fascisme: denk aan zijn “at your service”-gebaar. Een columnist, die hem een “fascist in een Armani-pak” had genoemd, werd door hem gebeld. Hoe die columnist erbij kwam dat hij Armani-pakken droeg, hij kocht zijn pakken uitsluitend bij Oger. Dat hij daarnaast een fascist werd genoemd… ach, dat was ook niet leuk, maar ach…’
 

Demonisering van het fascisme

‘Maar moeten we daarover zo verkrampt doen? De huidige mediademocratie heeft zonder twijfel elementen in zich die doen denken aan het fascisme. Zie bijvoorbeeld de verschuiving van partijen- naar personendemocratie. Je kunt dat zien als een soort democratisering van het Führer-principe. Dat is wat Fortuyn deed: hij democratiseerde het fascisme.’ Dat betekent niet automatisch dat de democratie geperverteerd raakt, aldus Pels. Het bewijst wél dat fascisme en democratie een bepaalde innerlijke band hebben.
Pels beschrijft, in een hoofdstuk getiteld ‘De demonisering van het fascisme’, revisionistische historici die ervoor pleiten het fascisme uit zijn historische context te bevrijden en het te plaatsen in een bredere intellectuele en sociaal-politieke context. Daarbij wordt het fascisme niet langer gezien als het ‘foute andere’, en ook niet als uniek ‘beschavingsongeluk’, een fatale ontsporing van de westerse rationaliteit, maar als een stroming die – louter al om de intellectuele betekenis – een plaats krijgt ín de ideeëngeschiedenis. Pels noemt de Duitse Historikerstreit als voorbeeld, alsmede Renzo de Felice, de belangrijkste revisionistische biograaf van Mussolini. De Felice bepleit, tegenover het ‘gemakzuchtige antifascisme’ een serieuze bestudering van het fascisme als een authentiek revolutionaire en intellectueel respectabele links-totalitaire beweging.
 
Het gaat Pels niet om een verdediging van het fascisme – want ook Fortuyns ‘democratisering van het Führerprincipe’ wordt twijfelachtig naarmate hij meer een volksnationalisme gaat omarmen, en de islam mythiseert tot de grote bedreiging voor de Nederlandse cultuur. ‘Maar ik wil aangeven welke rol populistische elementen spelen in de democratie. De strijd om media-aandacht en het gescherm met onderbuikgevoelens leggen iets bloot dat lang is bedekt. Namelijk dat politiek in wezen een geritualiseerde strijd is om de macht, en de gunsten van de kiezer. Die strijd is soms keihard – maar ook levendig en aantrekkelijk. Dat betekent niet automatisch vervlakking: de kiezer wil van Wouter Bos uiteindelijk een goed verhaal, en niet zijn lekker kontje. Fortuyn had een goed verhaal. Hij had zelfs een Groot Verhaal, en hield vast aan de klassieke maakbaarheidsgedachte. Hij was absoluut een idool met ideeën.’

“De paradox wil’, schrijft Pels, ‘dat er gedeeltelijke rehabilitatie van het fascisme nodig is om het werkelijk te kunnen begrijpen en overstijgen. Dat is een onmogelijke en verdachte paradox voor al diegenen die niet durven te beseffen hoe dicht wij allen bij het fascisme staan’. Wie wél durft, verlaat het ééndimensionale schema van goed-kwaad, of van links-rechts. Hij komt uit bij een meer gemêleerd model, waarin ook emoties en revolutionair élan een belangrijke rol spelen. Het geeft inzicht in één van de mysteries van de laatste eeuw: hoe kan het dat in respectabele democratieën populisten soms zoveel stemmen trekken? Of: hoe bestaat het dat veel traditionele PvdA-stemmers en zelfs een deel van het SP-electoraat op nota bene een dode Fortuyn stemmen? 



In zijn boek beschrijft Pels intellectuelen die gemakkelijk overstaken van de ‘linkse’ kant van het politieke spectrum naar de ‘rechtse’, en daardoor onverwachte ideologische combinaties beproefden. Pels noemt Oscar Wilde, Georges Sorel, Hendrik de Man en Benito Mussolini; de laatste was ooit marxist, die het werk kende van alle Marx-kenners uit zijn tijd en socialistische literatuur vertaalde uit het Frans en Duits. Deze figuren, die net als Fortuyn behoren tot de ‘politieke bohème’,  laten zien hoe dicht links en rechts bij elkaar kunnen zitten. ‘Juist deze revolutionaire, non-conformistische denkers kunnen zo gemakkelijk “overlopen” omdat links en rechts in feite dezelfde logica hanteren. En dat geldt zéker voor de extremere vormen van links en rechts; waarbij revolutie en emotie een belangrijke rol spelen.’

‘Die “zelfde” logica  is het “wij-tegen-zij denken”, dat aan de uiterste linkerkant de vorm aanneemt van strijd tegen het kapitaal, terwijl de uiterste rechterkant strijd voert tegen cultuurvreemde elementen. Revolutionaire, politieke bohèmes zien bovendien in de gevestigde politiek  (‘Ons Soort Mensen’, aldus Fortuyn), een tegenstander. Die gevestigde bovenlaag wijst op haar beurt de revolutionaire onderlaag af als niet rationeel, als non-politiek. Pels: ‘Maar dat neemt niet weg dat de roep om verandering grote groepen mensen kan mobiliseren, die zich niet gehoord voelen. Van het linkse én rechtse kamp, want deze mensen willen verandering. Het wij-tegen-zij heeft voor hen een wezenlijke politieke betekenis.’
 

Spruitjesnationalisme

Pels: ‘Maar dat wij-tegen-zij-denken is natuurlijk uiterst dubbelzinnig. Daarom ook dat ik een gedeeltelijke rehabilitatie van het fascistisch denken beschrijf. Verzet tegen de gevestigde – zo niet verstarde – orde, kan de democratie alleen maar verdiepen. Maar politieke bohèmes hebben de neiging zich te conformeren en te identificeren met het volk. Fortuyn deed dat uiteindelijk ook: van anarchist werd hij zo nationalist. Het is een kleine stap – hoe bizar ook.’

‘Maar om je te gaan vereenzelvigen met het Nederlandse volk… zo veel grootsheid heeft onze geschiedenis niet te bieden.  Ik noem dat Fortuyns spruitjesnationalisme. Het is een beetje lachwekkend. En het is precies datgene wat hij de gevestigde orde verweet: een vorm van politiek essentialisme, die haaks staat op het individualisme van een personendemocratie.’

Is dit het lot van de eenling die zich buitenstaander voelde, en daarom – niet vrij van narcisme – fantaseert dat iedereen dan maar hem moet volgen? ‘We zullen het nooit weten, want Fortuyn kreeg uiteindelijk niet de kans zich te bewijzen. Misschien dat hij zijn nationalistische standpunten had aangepast, onder druk van de dagelijkse politieke sores. Hoewel, hij was geen man die zich aanpaste of concessies deed. Op een bepaalde manier – louter vanuit het oogpunt van de libertaire anarchist en non-conformist – is het voor hem een zegen dat hij is vermoord.’
 
De Geest van Pim. Het gedachtegoed van een dandy, door Dick Pels. Uitg. Anthos, Amsterdam, 313 blz, € 19,90