Home Denker des Vaderlands René ten Bos: ‘In de grot is het goed toeven’

Denker des Vaderlands René ten Bos: ‘In de grot is het goed toeven’

Door Lieke Groen op 20 maart 2018

Denker des Vaderlands René ten Bos: ‘In de grot is het goed toeven’
Cover van 04-2018
04-2018 Filosofie magazine Lees het magazine

René ten Bos schopte het als arbeiderszoon tot Denker des Vaderlands. In zijn nieuwe boek neemt hij het op voor ‘het volk in de grot’, de mensen die niet verlicht willen worden. 

Op een winterse vrijdagochtend betreedt de Denker des Vaderlands quasinonchalant een Utrechts café, op zijn exclusieve zwartleren cowboylaarzen, die bijna een handelsmerk beginnen te worden. ‘Vroeger was ik een volkse jongen’, zegt René ten Bos, zoon van een textielarbeider en een magazijnmedewerkster. Dat hij filosoof zou worden, lag niet bepaald voor de hand. Met een knipoog: ‘Nu behoor ik tot de top van de elite.’

Tekst loopt door onder afbeelding​

Fotografie: BMFotografie

Hoewel zijn moeder hem op haar sterfbed nog op het hart drukte nooit te vergeten waar hij vandaan komt, wordt Ten Bos tegelijkertijd gedreven door wat hij oikofobie noemt: een afkeer van het eigene. Een afkeer dus van het volkse milieu waarin hij is opgegroeid. ‘Het eigene heb ik vaak als een slangenhuid van me af willen werpen.’ Desondanks voelt hij nog altijd een sterke verwantschap met het volk. 

De spanning tussen volk en elite vormt niet alleen een rode draad in Ten Bos’ persoonlijke leven, maar ook in zijn nieuwste boek Het volk in de grot. In het boek neemt hij het op voor het volk, dat door de grote filosofen uit het verleden vaak met de nodige minachting tegemoet getreden is. We beginnen bij waar het volgens Ten Bos begon: de grot van Plato. 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Schijnwereld

Stel je voor dat er op een goede dag iemand je leven binnenstapt die je komt vertellen dat alles wat je ziet een illusie is. Dat het slechts afspiegelingen zijn van een ‘echte wereld’ en dat je al die tijd in feite in een schijnwereld hebt geleefd. Dat moet wel een idioot zijn, toch? Zo schetst René ten Bos de situatie in de grot van Plato.

‘Plato gebruikt de allegorie van de grot in zijn boek De Staat als metafoor voor de schijnwereld waarin veel mensen volgens hem leven. Hij stelt de mensen voor als gevangen in een grot, zo geketend dat ze alleen maar kunnen kijken naar de wand recht voor zich. Op de wand worden schaduwen geprojecteerd door mensen die zich hogerop in de grot bevinden. Dat de schaduwen slechts nabootsingen zijn van echte objecten, is iets waar de gevangenen niet achter komen en waar ze dus ook niet zo mee zitten. Voor hen voelen de schaduwen immers gewoon als de werkelijkheid.’

Tekst loopt door onder afbeelding​

Fotografie: BMFotografie

Er lijkt een probleem te ontstaan wanneer Socrates op een dag zijn ketens afgooit en de grot uit loopt en aldaar geconfronteerd wordt met de echte werkelijkheid. Hij snelt terug de grot in om zijn bevindingen te delen en de geketende mensen de uitgang te wijzen. ‘Wat er dan gebeurt is interessant. De mensen zijn helemaal niet zo enthousiast over de boodschap waarmee Socrates thuiskomt. Die denken: wat een lul de behanger! Die komt even vertellen dat wat wij zien alleen maar een illusie is.’

Alsof hij ze de les wil lezen. 
‘De grot is voor mij een toonbeeld van minachting voor mensen. Plato snapte niet dat de mensen in de grot de boodschap van Socrates niet zonder meer voor waar aannemen. Ook bij veel filosofen na hem zie je een bodemloze minachting voor de demos, het volk in de grot. Filosofen kunnen niet omgaan met de onwil van het volk om iets op te steken. In mijn boek betoog ik dat deze houding tegenwoordig ook door menig journalist en wetenschapper is overgenomen. Ik verzet me tegen die minachting door de vraag te stellen of het volk niet gelijk heeft om Socrates te verketteren, om vraagtekens te plaatsen bij de relevantie van de informatie die de grot in wordt gestuurd. Heeft het volk niet goede argumenten om zich af te keren van de werkelijkheid en in een schijnwereld te leven?’ 

Wat zijn die argumenten?
‘Plato’s allegorie van de grot is ook een verheffingsfantasie. Het gaat ook over het idee dat je mensen uit die grot moet kunnen bevrijden door middel van opleiding, ofwel paideia. Maar die verheffingsfantasieën zijn al sinds Plato op een bepaalde manier gewelddadig. Zo’n fantasie gaat altijd uit van een bevoorrechte groep mensen die denkt iets te weten wat zo waardevol is dat een ander dat – met alle geweld – moet en zal leren. Ik snap wel dat mensen zich daartegen verzetten. Plato beschrijft ook hoe pijnlijk dat leerproces kan zijn, hoe pijnlijk het is om los te komen van je ketens. Paideia wordt vaak romantisch geschetst als iets fijns en moois. Het wordt als inspiratiebron gebruikt voor opleidingen en organisaties: “Ontwikkel jezelf!”, en: “Leer je leven lang!” Maar vaak is het gewoon klote. Dat zie ik ook vandaag de dag terug. Hoeveel kinderen hebben er wel niet een hekel aan om naar school te gaan? En waarom moeten al die kinderen koste wat kost zo hoog mogelijk worden opgeleid? Zij hebben misschien wel betere redenen om zich te verzetten dan leraren en pedagogen denken, en daar moeten we niet met minachting naar kijken.’

Tekst loopt door onder afbeelding​

Fotografie: BMFotografie

 

Zelfvoorzienend

Het leven in de schijnwereld is volgens René ten Bos zo gek nog niet. De grot is ‘theoretisch zelfvoorzienend’: Plato zag al in dat de grotbewoners, zelfs al zien zij slechts schaduwen, een bepaalde vorm van kennis over die schaduwen konden hebben. Ze voorspelden de volgorde van de schaduwen en beschreven hun geschiedenis. Die kennis is voor hen voldoende om in tevredenheid te leven.

‘Een van de achterliggende vragen die in de grotmetafoor een rol spelen en die ik ook in huidige discussies terugzie, is de vraag hoeveel waarheid een samenleving nodig heeft om te functioneren. In mijn boek haal ik de Duitse filosoof Hans Blumenberg aan, die stelt dat je helemaal niet precies hoeft te weten hoe de vork in de steel zit om toch lekker verder te kunnen leven. Socrates kon wel terugkomen met kennis over de sterren, maar wat hadden mensen in de grot daaraan? Daarin zie ik een analogie met vandaag de dag: je kunt het wel hebben over klimaatverandering, maar is dat wel relevant voor mensen in de Schilderswijk die heel andere dingen aan hun hoofd hebben en voor wie die misschien wel helemaal geen prioriteit heeft? In mijn boek neem ik het op voor het volk en sympathiseer ik met de keuze om in de grot de blijven zitten.’

Maar is dat wel een bewuste keuze? Volgens Plato zijn de mensen in de grot letterlijk geketend. Het voelt een beetje als zeggen dat een verslaafde elke keer weer ‘kiest’ voor een sigaret. Maar is dat wel een autonome keuze?
‘De een wil roken, de ander wil zuipen, een derde wil wat anders. Mensen hebben het recht om dat zelf te bepalen. Ik ben zelfs van mening dat ieder mens recht heeft op zijn eigen gif. Je kunt mensen wel bevoogdend toespreken en vanuit een wetenschappelijk perspectief vertellen hoe slecht roken is, maar mensen hebben nu eenmaal redenen om het toch te blijven doen. Dat kunnen voor jouw criteria niet rationele redenen zijn, maar er zijn meer redenen voor mensen om dingen te doen dan alleen rationele.’ 

Dat betekent niet dat René ten Bos tegen voorlichtingscampagnes is, maar we moeten volgens hem beseffen dat wat je wilt zeggen niet altijd overkomt zoals je dat voor ogen hebt. Dat de boodschap niet altijd doordringt tot in de krochten van de grot. Volgens Ten Bos maken zulke voorlichters, maar ook wetenschappers en journalisten, dezelfde fout als Socrates wanneer ze denken dat de feiten die ze de grot in sturen vanzelf overtuigend zijn. ‘Ze begrijpen maar niet dat hun waarheden niet zonder meer overgenomen worden. Maar in waarheid en feitelijkheid schuilt niet automatisch een prestatie waar iedereen blij mee is.’

Wat daarbij ook meespeelt is dat de wetenschap, volgens Ten Bos, gegijzeld is door wat hij een ‘overgeïntellectualiseerd waarheidsbegrip’ noemt. ‘Bij Plato, maar ook bijvoorbeeld bij Descartes, zie je dat waarheid iets is wat je beredeneert, niet iets wat je waarneemt. Waarheid zit niet in de adaequatio rei ad intellectum, de overeenstemming tussen het ding en het verstand, maar eerder in een adequate opbouw van redeneringen –l’ordre des raisons. Binnen die traditie gaat waarheid dus niet over ervaren en waarnemen, maar over denken en redeneren – op de juiste manier. Dat is volgens mij heel problematisch. Het is een van de redenen dat het volk vervreemd raakt van de wetenschap. De feiten en waarheden waar de wetenschap mee schermt sluiten niet aan bij de ervaringen die mensen hebben.’

Tekst loopt door onder afbeelding​

Fotografie: BMFotografie

En dat brengt ons weer terug in de grot van Plato. Waar Socrates de geketende mensen ervan probeerde te overtuigen dat alles wat ze zagen in feite nep was, proberen wetenschappers de rokers ervan te overtuigen dat roken dodelijk is. Bij zowel Socrates als de moderne wetenschapper overheerst het onbegrip over het feit dat de mensen zich niet laten verlichten, met de vaak bijbehorende minachting. ‘Maar de feiten die zij brengen komen totaal niet overeen met wat mensen ervaren. Wetenschappers kunnen wel zeggen dat je van roken doodgaat, en dat is dan “de waarheid”, maar mensen ervaren elke dag weer dat ze van roken niet doodgaan. Zo kon Socrates wel zeggen dat de grotwereld een onwaarachtige was, maar de mensen zagen toch gewoon een wereld om zich heen? Het is dus belangrijk dat je nadenkt over hoe evident de boodschap is die jij hebt. Daarom roep ik wetenschappers op om aan te sluiten bij de belevingswereld van mensen en hun boodschap harder, toegankelijker en beter hoorbaar te maken.’

Wetenschappers moeten dus wel hun best blijven doen om het volk in de grot te bereiken, terwijl het volk van u ook in de grot mag blijven zitten. Moet het volk nou wel of niet verlicht worden?
‘Ik ben niet in de positie om te bepalen dat het volk in de grot mag blijven zitten of niet, dat is precies het soort arrogantie waar ik me tegen verzet. Ik zeg alleen dat ik sympathiseer met mensen die sceptisch zijn over wat hun door de wetenschap wordt aangeboden. En in dat opzicht kies ik wel partij voor wat je het volk zou kunnen noemen. 

Daarnaast vind ik dat wetenschappers en journalisten mensen moeten blijven verleiden als ze denken dat ze een belangrijke boodschap hebben. Maar dan moet je de inhoud zo verpakken dat die hoorbaar wordt. Dat heeft ook met valorisatie te maken: hoe maak je dingen maatschappelijk relevant? Dan is toegankelijkheid van de boodschap een vereiste, of je dat als wetenschapper nou leuk vindt of niet.’

In zekere zin bent u zelf ook uit de grot gekomen, als volkse jongen die professor werd. 
‘In feite heb ik inderdaad Plato’s verheffingsfantasie waargemaakt, zou je kunnen zeggen.’

U behoort als professor nu tot de elite, maar als Denker des Vaderlands bent u ook filosoof van het volk. Is dat een ingewikkelde positie?
‘Zeker, in die zin zit ik zelf midden in deze discussie. Ik doe altijd mijn stinkende best om een publieksfilosoof te zijn. Ik heb een fundamenteel geloof dat de kern van de filosofie in het leven zit, dus buiten de filosofie. Daarom probeer ik complexe boodschappen die ergens in de wereld van de filosofie circuleren ook bij Jan met de pet te brengen.’

Dat klinkt alsof u, net als Socrates, weer terug de grot in gaat.
‘Als je de allegorie zo wilt gebruiken, mag je dat doen. Maar het verschil met Socrates is dat ik me er heel bewust van ben hoe moeilijk dat is. Ik probeer complexe boodschappen zo interessant mogelijk te maken, maar ik heb niet de illusie dat die boodschap op een homogene manier in de hoofden van mensen aankomt.’

Ten Bos is ervan overtuigd dat we in wezen allemaal grotbewoners zijn. ‘De grot komt in allerlei gedaanten voor en iedereen zit er op een bepaalde manier in. Ik ook. Ik kan bijvoorbeeld niet tegen kritiek op mijn favoriete voetbalclub. Wij hebben allemaal recht op onze eigen versluiering en op onze eigen redenen om slechte gewoonten nog even voort te zetten. Om wat voor reden dan ook. Hoeveel mensen zouden er bijvoorbeeld wel niet depressief worden als ze niet af en toe een borreltje zouden mogen drinken? Ik in elk geval wel.’