‘Vaderlandse denkers’ schipperen en polderen, schrijft Erno Eskens. Tegelijkertijd hebben ze een neiging tot streng moralisme.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Waar handelsschepen aanmeren, komt vreemd volk aan land. Wie handelspartners tevreden wil houden, komt uiteraard zo veel mogelijk aan hun wensen tegemoet. Prostitutie wordt daarom oogluikend toegelaten en vreemde geloven krijgen een onopvallend kerkje toegewezen. Ook wetenschappelijke en filosofische ideeën die de vreemdelingen meebrengen, krijgen een plaats in de cultuur, zelfs als de autochtone inwoners daar weinig voor voelen. Die passen zich schoorvoetend aan om de handel niet te frustreren. Daar kennen ze in de Hollandse handelssteden een nautisch woord voor: ‘schipperen.’
Waar mensen schipperen om de meningen niet al te ruw langs elkaar te laten schaven, ontstaat een nieuwe beschaving met een nieuwe filosofie. In Milete en Athene leidt dit rond 600 v.Chr. tot een eerste bloeiperiode van de filosofie. Een millennium later zien we ditzelfde gebeuren in de havensteden Parijs en Keulen, en vanaf de Renaissance zijn de havens van de Lage Landen aan de beurt. Daar wordt meer geschipperd dan waar ook. Dat komt doordat we niet alleen afhankelijk zijn van havens, maar ook gezamenlijk strijden tegen het wassende water. Ruziemaken in een polder is niet handig, want we moeten de polderdijken gezamenlijk onderhouden. Schipperen is hier dus van levensbelang.
Filosofie is een methodische manier van schipperen. Bestaat er een typisch Nederlandse manier van schipperen? Een eigen Nederlandse filosofie? Het antwoord is nee. Filosofie is per definitie niet nationaal, want het gaat haar om argumenten. Die verliezen hun geldigheid nu eenmaal niet bij de landsgrens. Toch zijn er wel typisch Nederlandse trekjes bij ‘vaderlandse denkers’ te ontwaren. Wie de belangrijksten op een rijtje zet, herkent de befaamde handelsgeest, de gedoogtraditie en de poldermentaliteit. Maar naast al dat geschipper bestaat er ook een niet-aflatende neiging tot streng moralisme. We houden niet van ons eigen geschipper en gesjacher met inzichten. We willen streng en rechtlijnig zijn. Dit is de Nederlandse zelfhaat.
Moderne Devotie
De eerste grote filosofische stroming in Nederland is de Moderne Devotie. Monniken uit Deventer, Zwolle en Zutphen keren zich in de vijftiende eeuw af van de corrupt geworden kerk. Ze vinden Rome niet streng genoeg. De kerk hoort niet te sjacheren in aflaten. Vooruitlopend op de Renaissance stellen de devoten voor om terug te keren tot de bron van het geloof. Lees de Bijbel en ontdek hoe je moet leven: als Jezus. De navolging van Christus van Thomas a Kempis is de eerste Nederlandse bestseller. Het boekje is sinds 1424 onafgebroken in de handel geweest.
Desiderius Erasmus (1466-1536) krijgt zijn opleiding bij de moderne devoten in Deventer. Ook hij wil Jezus navolgen. Hij gaat niet alleen op zoek naar de bronnen van het geloof, maar ook naar die van het denken in zijn algemeenheid. Niet alleen de Bijbel, alle teksten moeten worden gered uit de klauwen van corrupte tekstuitleggers. De kunst is om zélf te lezen wat er écht staat. Zeker als het om het woord van God gaat, kunnen we daarbij niet streng genoeg zijn.
Bij Erasmus zie je dat de neiging tot strengheid bevrijdend werkt. Als geen enkele tekstuitlegger streng genoeg is, is iedereen vrij om teksten zelf te interpreteren. Dezelfde paradoxale werking van het strikte denken zie je terug in de Nederlandse censuur. Vrijwel alle geloofsgemeenschappen in de Lage Landen – katholieken, mennonieten, protestanten, hervormden, gereformeerden, wederdopers, noem maar op – vinden de staatscensuur te mild. Het gevolg is dat ze zelf lijsten aanleggen met verboden boeken. De enorme hoeveelheid indexen zorgt er uiteindelijk voor dat vrijwel alles op een of andere wijze verboden is en niemand meer weet welk boek nu precies door wie op een index is geplaatst. Te veel censuur blijkt onwerkbaar en biedt kansen voor de Hollandse handelsgeest. Onder de toonbank is alles verkrijgbaar.
Dat alles wordt verhandeld geeft de Lage Landen een tolerant imago. Het lokt denkers als John Locke, Pierre Bayle en René Descartes naar Holland. Descartes merkt op dat je in Amsterdam onopgemerkt kunt leven – prettig voor een geleerde die vervolging vreest – doordat iedereen er louter met handel bezig is.
Internationale fruithandel
Ook Spinoza’s ouders komen op het tolerante handelsklimaat af. In Portugal zijn ze als Joden hun leven niet zeker. In Nederland beginnen ze een internationale fruithandel. Nederland gedoogt Joden, mits die zich niet met geloofszaken van andersgelovigen bemoeien. Spinoza (1632-1677) overtreedt dat gebod door te stellen dat de Bijbel en Thora vol leugens staan en dat God in werkelijkheid identiek is aan ‘de Natuur’. De Joodse gemeenschap verstoot hem en in Amsterdam kan hij niet langer aan het werk. Hij vlucht naar Rijnsburg. In navolging van de Haarlemse denker Coornhert bepleit hij een volledig tolerante samenleving, waarin allerlei geloven een plaats kunnen vinden en de censuur minimaal is. Een schippersparadijs. Maar in zijn radicale hoofdwerk, de Ethica, dat hij tijdens zijn leven niet durft uit te geven, vinden we die andere typisch Hollandse eigenschap terug: striktheid. Als het om ethiek gaat, wil Spinoza strenger zijn dan al zijn voorgangers bij elkaar. Hij bepleit een morele levenshouding die is gebaseerd op de strengste wetten die hij kent: die van de wiskunde.
Hugo de Groot (1583-1645) is net zo strikt: hij zoekt in zijn werken een ethiek die zo evident is dat alle landen zich er wel aan moeten houden. Hij vindt die in het natuurrecht. Iedereen heeft rechten omdat we allemaal eenzelfde natuur hebben. Daarmee loopt De Groot vooruit op de mensenrechten. Tegelijk schippert ook hij. Om de eigen handelsvloot te beschermen verdeelt De Groot de zee in internationale en kustwateren. En hij schippert wel heel letterlijk als hij op vijftienjarige leeftijd doorbreekt met een boekje over navigatie. Dat levert hem de bijnaam ‘het wonder van Holland’ op. Een typisch Hollands wonder, inderdaad.