Home De vervelende middagduivel

De vervelende middagduivel

Door Leon Heuts op 28 november 2012

05-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Waarom het geval van een krankzinnige monnik uit de vierde eeuw veel zegt over hedendaagse verveling en paniek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘De schuimende mond, de stomme en angstaanjagende klanken, het trillende lichaam, en dan zijn dromen over een met modder bedekt, woedend wild zwijn dat op hem af stormt en bezit van hem neemt.’ De heilige Johannes Chrysosthomus (Sint-Jan Guldenmond), een van de kerkvaders uit de vierde eeuw, beschreef in Exhortaties aan Stagirius de waanzin die zijn vriend Stagirius overviel nadat deze, net als hij, zijn bevoorrechte maatschappelijke positie had opgegeven om in de woestijn van Egypte een leven te wijden aan God. Wie het ziektebeeld van Stagirius in ogenschouw neemt, kan bijna niet geloven dat Chrysosthomus verveling noemt als de veroorzaker van deze wanen. Hoe kan verveling leiden tot een panische angst? Je zou eerder het omgekeerde verwachten: verveling leidt tot dufheid. Tegenwoordig denken we aan een puber die lusteloos op de bank ligt, aan lange wachtrijen voor de kassa, of aan landerige zomerdagen waarop we stiekem alweer verlangen naar het kantoor, maar zeker niet aan de grote innerlijke onrust die Stagirius overvalt.

Toch zou die paniek meer actueel kunnen zijn dan we denken. Paniek en verveling zijn niet toevallig twee manieren om deze tijd te duiden; Awee Prins noemt, in navolging van Martin Heidegger, verveling de ‘grondstemming van deze tijd’ (zie interview). In de verstrooiing biedende 24-uurseconomie lijkt verveling niet te bestaan, maar in feite – zo luidt de stelling – schuilt achter de nieuwste modes, de nieuwste realityshows, en de nieuwste uitgaans- en vakantietips een diepe verveling. Paniek is een woord dat onder andere de Duitse filosoof Peter Sloterdijk gebruikt om de hedendaagse media, in de essaybundel Mediatijd, te beschrijven – een ‘voortdurende rampencultus’, die voornamelijk door het voortdurend exploiteren en uitvergroten van gevaar en vijandbeelden het eigen bestaan probeert te rechtvaardigen.
 
Kan een woestijnheremiet uit de vierde eeuw wiens hersenen in de hitte van zijn cel zijn overgekookt, iets vertellen over de moderne samenleving, die volgens velen wordt gekenmerkt door zowel verveling als bij tijd en wijle emotionele erupties? Een hachelijke vraag, aangezien Stagirius’ geval op zichzelf lijkt te staan. Maar uit de beschrijvingen van Chrysosthomus van Stagirius’ toestand blijkt dat in de vroege Middeleeuwen een vorm van psychologie werd bedreven die de tand des tijds heeft doorstaan. De ascese en abstinentie waaraan de woestijnmonniken zich overgaven, gecombineerd met de bijna ondraaglijke hitte, leidde tot psychische druk in diverse vormen en gradaties, en voor elk van die gradaties was een passende beschrijving. De grootste druk, die in de kloosters voelbaar aanwezig was, was de voortdurend knagende verveling. Alle stadia van de zich vervelende geest werden eveneens uitgebreid beschreven en geduid; er waren onder andere pigritia (luiheid), siccitas (uitdroging van de ziel), en desidia (verlamming van de wil), maar het algemene begrip was acedia – dat wel met ‘schuldige traagheid’ wordt vertaald.

Schuldige traagheid doet ons, behept met het kapitalistische arbeidsethos, vooral denken aan ‘je taken niet uitvoeren’ – zoals die dringende e-mails niet beantwoorden. Maar dit is slechts een flauwe afspiegeling van de beroering die de monniken beschrijven. Chrysosthomus wijt de toestand van zijn vriend aan een in die tijd al veel beschreven vijand: de daemon qui etiam meridianus vocatur – de demon die verschijnt op het middaguur. Deze demon wordt in de Bijbel (Psalmen 91: 5-6) beschreven als ‘het verderf dat op de middag verwoest’. In het standaardwerk The Demon of Noontide beschrijft Reinhard Kuhn hoe gevaarlijk acedia en de middagdemon voor de woestijnvaders waren. Daar is een naturalistische verklaring voor: tijdens het middaguur is de heremiet het meest verzwakt van het vasten, terwijl de onbarmhartige Afrikaanse zon op z’n felst schijnt en er bijna geen schaduw is. Maar er is volgens Kuhn ook een meer diepgaande reden: ‘Het middaguur is vaak beschouwd als een moment van crisis. De zon heeft zijn zenit bereikt en lijkt te stagneren; de naakte, schaduwloze wereld lijkt ontdaan van zijn fysieke realiteit en ligt braak voor ons.’ Het licht schijnt letterlijk genadeloos op de wereld; de wereld is totaal ontbloot en kent geen genade meer. Dit is het moment waarop de heremiet, die sublieme gelukzaligheid en totale verlossing zocht, in feite wordt geconfronteerd met grote leegte en zinloosheid. De middagdemon verricht zijn verwoestende werk, schrijft de hedendaagse Italiaanse filosoof Giorgio Agamben in Stanzas, op het moment dat de monnik beseft dat zijn object van verlangen – God – onbereikbaar is. En het ergste is: de middagzon is er het symbool van dat hij voor dit besef niet kan wegvluchten of zich verstoppen. Het zonlicht dringt overal door, de oplichtende leegte van de wereld is absoluut en onontkoombaar. Totale paniek en verlamming kunnen het gevolg zijn, of zelfs krankzinnigheid.

Ennui

Het is fascinerend dat zowel acedia als de middagdemon én Stagirius tot in deze tijd dichters, filosofen en schrijvers heeft geïnspireerd. Kuhn beschrijft hoe acedia door moderne Franse schrijvers als Balzac en Flaubert is vergeleken met ennui: de diepe verveling die de door God verlaten, moderne tijd treft. Baudelaire, de dichter bij uitstek van de ennui, refereert in De bloemen van het Kwaad aan een ‘krankzinnige monnik’, terwijl hij in de onvoltooide essaybundel Mon coeur mis à nu de naam van Stagirius expliciet noemt. Kuhn noemt vele bronnen, waar in ieder geval uit blijkt dat het niet zo vergezocht is om de verveling en paniek van Stagirius als metafoor te gebruiken voor deze tijd. De Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven legt bijvoorbeeld – in de tekst ‘Middagduivel en siësta’ uit Inleiding tot de verwondering – een direct verband tussen de middagdemon en de hedendaagse Verlichting. Verhoeven schrijft hoe wij de dubbelzinnige betekenis van ‘licht’ niet meer begrijpen. Het licht en de zon zijn louter symbolen geworden voor de redelijkheid. We weten niet, zoals de heremieten, dat de zon ook ‘de koperen ploert is die evenzeer dodend als levenwekkend is’. We weten niet dat het licht ook kan overbelichten, dat we kunnen worden ‘overgeleverd aan dit absolute licht en zijn dodelijke helderheid’.

Wat dodelijk helder wordt belicht, is dat de wereld naakt, schaduwloos en schijnbaar zinloos voor ons ligt. Dat lijkt voor moderne mensen geen probleem; wat kan ons immers die zinloosheid schelen? Wij verlangen niet meer naar God, noch naar verlossing. Toch, wie kijkt naar de snel groeiende zingevingsindustrie of de bedrijfstak van de plastische chirurgie, vraagt zich af of verlossingsverlangens daadwerkelijk zijn verdwenen, of eerder naar het ondermaanse zijn gehaald. We willen wel degelijk worden verlost – sterker nog: we willen het meteen. Waarvan dan? Van onze psychische belemmeringen, onze diepste angsten en onze lelijke lichamen. De middagdemon laat onbarmhartig zijn licht schijnen op onze imperfecties; over alles moet worden gepraat, over onze diepste gevoelens, onze grootste geheimen, ons falende seksleven, ons wantrouwen ten opzichte van medemensen met onbekende gewoonten. Het enige verschil met de middeleeuwse zon is dat die van boven kwam, terwijl we nu elkaar beschijnen; we zijn elkaars middagdemonen geworden. Meer dan ooit, door moderne media, bekijken en objectiveren we elkaar.

Natuurlijk levert dat niet de verlossing op waar we naar op zoek zijn. Eerder leidt het tot een verlammende verveling, afgewisseld met een panisch inspringen op een hype of trend om de verontrustende, zinloze werkelijkheid niet onder ogen te hoeven zien. Dit escapisme is niet nieuw. Agamben beschrijft hoe in de Middeleeuwen deze vlucht voor de middagdemon evagatio mentis (‘dwaling van de geest’) werd genoemd: de vlucht van de geest voor zichzelf, waarbij ze rusteloos van fantasie naar fantasie springt. Het gevolg daarvan is onder meer curiositas, een nieuwsgierigheid louter om de nieuwsgierigheid, en verbositas (praatzucht), het verspreiden van ijdele en saaie praatjes. Wie naar een slaapverwekkende spelshow kijkt, weet zo ongeveer wat de middeleeuwers daarmee bedoelden.