Home De turbulente levensloop van woorden

De turbulente levensloop van woorden

Door René Gude op 11 oktober 2000

09-2000 Filosofie magazine Lees het magazine

Het Historisches Wörterbuch der Philosophie biedt een verzameling van 2000 fantastische romans en novellen over woelige episoden uit het leven en werk van invloedrijke woorden. De tien banden zijn onbruikbaar als bedlectuur en bovendien helemaal niet gratis. Maar zij belonen de lezer honderdvoudig voor de inspanningen. Onlangs verscheen deel 10 (St-T).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Je ziet een goudgele M met afgeronde hoeken in een rood veld en je denkt: hamburgers en kinderziekenhuizen. Is dat een efficiënte manier van communiceren of niet? Die M is een ‘logo’, een simpel beeldmerken of monogram, waarin een enorme hoeveelheid waarneming, denkwerk en doelmatigheid is samengebald.
Woorden zijn dat ook. Het zijn klank- en beeldmerken en ze hebben dezelfde functie als logo’s: je begrijpt onder één teken heel veel dingen tegelijk. In het uitgesproken of opgeschreven woord ‘bank’ is een onvoorstelbare hoeveelheid informatie samengevat. Het is letterlijk een concept, een samenvatting. Dat is al heel mooi, maar het wordt nog mooier als je bedenkt dat hetzelfde woord ‘bank’, in een context van andere woorden, een totaal andere stand van zaken kan aanduiden. Soms is het de driezits-chesterfield waarop je zat toen je je hypotheek afsloot. Soms ook is het de financiële instelling waarin je op een chesterfield zat toen je je hypotheek afsloot.
Wij kunnen met losse concepten heel veel tegelijk zeggen, maar we kunnen ook nog door verschillende woorden grammaticaal te combineren met gelijkluidende en gelijkogende concepten heel verschillende dingen bedoelen. Dat is de grandeur van redelijke dieren en ik wens dan ook iedere diersoort dit vermogen toe. Laatst dook er een papegaai op die helemaal geen naprater bleek te zijn. Die mag wat mij betreft graag meepraten over de toekomst van het publieke bestel, om maar eens wat te noemen. Als hij er maar niet bij vloekt.
Bij ons mensen is dit vermogen relatief hoog ontwikkeld en we werken er heel veel mee, ook in situaties die er echt op aan komen. Stel ik heb nog nooit een grizzly gezien, maar ik zet argeloos mijn airmiles om in een reisje naar het Yellowstone National Park. Dan kan de medewerker van het reisbureau mij zeer adequaat waarschuwen voor een dier dat lijkt op een flinke koe die op haar achterpoten staat, maar dan grijs, zonder uier en met hele grote tanden en sterke klauwen. I get the picture en ik weet onmiddellijk dat ik een set tupperware bakjes mee moet nemen om etenswaren in te verstoppen. Ik tel voor twee.
Tot zover het goede nieuws, want er is een inktzwarte schaduwzijde aan het begripsvermogen. De misère is dat je ook vreselijke misverstanden kunt krijgen. Je leent het begrip van iets van iemand anders, maar je begrijpt het net verkeerd of je wordt genadeloos voorgelogen. Dan sta je in levensbedreigende situaties volkomen op het verkeerde been. Of, en dat komt nog veel vaker voor, de ooit begrepen werkelijkheid is dezelfde niet meer. De wereld is voortdurend in beweging. Het zou niet de eerste keer zijn dat de werkelijkheid onder de betekenis van woorden uitschuift. Dat betekent dat we voortdurend in ons taalgebruik eenzelfde dynamiek moeten nastreven als die van de werkelijkheid zelf.
Sommige woorden kunnen lange tijd heel adequaat zijn, bijvoorbeeld ‘jampotje’, maar bij complexere termen zoals ‘humanitaire interventie’ blijkt vaak al na korte tijd dat de woorden de dingen niet zijn. Die uitdrukking gebruiken we nu al een paar jaar. Het woord- en klankbeeld is niet veranderd, maar de zaken die ermee bedoeld worden zijn aan voortdurende wisseling onderhevig. In Genève hebben juristen hun handen vol aan het zodanig invullen van ‘humanitaire interventie’ dat iedereen snapt wat ermee bedoeld wordt. Dat is nodig als je er geallieerde acties mee wilt ondernemen. Een ongelofelijk zware klus, waarbij zelfs spraakmakers als Hugo de Groot, Immanuel Kant en Von Clausewitz weer als hulptroepen worden ingeroepen. Bij taalstrijd denken zelfgenoegzame Nederlanders abusievelijk alleen maar aan de ruzie tussen splinterpartijen in België, over de vraag of je buitenlanders in het Waals of in het Vlaams de deur moet wijzen. Dat is heel bekrompen van ons, want in Zwitserland kan het bijvoorbeeld ook in het Retro-romaans. Taalstrijd is een universeel fenomeen, een vast onderdeel van het dagelijks leven. Het is de eeuwigdurende heroïsche strijd, om woorden van toepassing te laten blijven op de veranderlijke dingen die wij ermee aanduiden. Het juiste woord in de juiste situatie kan het verschil uitmaken tussen terecht of onterecht uitgevoerde van precisie-bombardementen. Wij doen of laten dingen met cruise-missiles. De begrippen die wij bij de planning vooraf en de verantwoording achteraf hanteren, spelen een doorslaggevende rol. Onze humaniteit hangt veel minder af van de precisie van de bombardementen dan van de trefzekerheid van de termen die wij gebruiken als wij met overleg te werk willen gaan.

Nou zou het van een naïef soort rationalisme getuigen als ik zou willen beweren dat wij ons taalgebruik eerst helemaal op orde moeten hebben voor we nog enige actie kunnen ondernemen. Dat schiet niet op. Als we het over de nooit geheel voorspelbare toekomst hebben, ben ik net zo empiristisch en pragmatisch als u. Doe zo het zo verantwoord mogelijk en de democratie zegene de greep.
Maar we kunnen wel degelijk rationeel naar ons taalgebruik kijken. Ja, maar hoe dan? Wel, in retrospectief. Dankzij onze de schriftcultuur kunnen we kijken naar de levensloop van een woord, dat 2500 jaar geleden al in dezelfde gedaante over de wateren zweefde. Wat heeft dat woord in de tussentijd allemaal betekent? Wat bedoelen wij er eigenlijk mee? En gebruiken wij de term nu beter of waren onze voorouders adequater dan wij? Wij kunnen naar de belevenissen van woorden kijken, daarin een zekere dynamiek vaststellen en vervolgens hypotheses opstellen over de algemeenheden in al die betekenisverschuivingen.
Iemand die daar voor het plezier eens ernst mee wil maken, moet het Historisches Wörterbuch der Philosophie raadplegen. Van dat monumentale werk, waarvan in 1971 na tien jaar voorwerk de eerste band uitkwam, verscheen onlangs het tiende deel. En dan zijn ze nog maar gekomen van St van Standpunkt tot en met de T van Talent, Treue en Trunkenheit. Honderden woordhistorici hebben de geboorte, bloeitijd, ouderdomkwaaltjes, de dood en de wedergeboorte van ruim tweeduizend woorden onderzocht. Het Historisches Wörterbuch der Philosophie biedt een verzameling van tweeduizend fantastische romans en novellen over woelige episoden uit het leven en werk van invloedrijke woorden.
Inzicht in het proces van opbloei, verval en nieuw leven toont de dynamische krachten in ons taalgebruik. Bovendien krijg je gratis een helder perspectief op ontwikkeling en ‘inwikkeling’ in de cultuur, op de opkomst en ondergang van hele werkelijkheden. Wie sterk wil staan in de eeuwigdurende taalstrijd van allen tegen allen, doet er goed aan zich te verdiepen in de levensloop, de genealogie van woorden.

@eind = Historisches Wörterbuch der Philosophie, herausgegegeben von Joachim Ritter+ und Karlfried Gründer, Band 10, uitg. Schwabe & Co Verlag, Basel, 1654 blz., DM 420,-.

@kadblok = Als voorbeeld van de werkwijze in het Historisches Wörterbuch der Philosophie volgt hier een facsimile van het lemma ‘Standpunkt; Gesichtspunkt’. Een willekeurig voorbeeld, maar aardig tegen de achtergrond van al het gekrakeel over onze progressieve opinie-bladen. Welk standpunt hebben die eigenlijk? En wat mag dat wel wezen, een standpunt?
In de schilderkunst – en daar duikt het woord ‘gesichts punct’ voor het eerst op – duidde het zo’n beetje op de plek waar de schilder het ezeltje neerzette. Dat wordt vervolgens de beeldspraak voor de veelheid van ‘gezichtspunten’ over allerlei maatschappelijke kwesties die zelfs Magritte niet zou kunnen schilderen. Geleidelijk ontstaat de aanname dat er een voor iedereen juist gezichtspunt zou moeten zijn, het ware standpunt. Op een gegeven moment betekent ‘standpunt’ zelfs de samenvatting van die omstandigheden waarom wij iets zo en niet anders kennen. Hoogtepunt van de zoektocht naar het objectieve standpunt.
Als die betekenis eenmaal gemunt is, ontstaat er natuurlijk een oorverdovend gekrakeel over talloze strijdige, hoogst subjectieve standpunten, zodat het ultieme-standpunt-optimisme een stevige knauw krijgt. De een stelt zich in reactie daarop tevreden met ‘uitstekende standpunten’. Een ander waarschuwt zelfs tegen iedere pretentie dat je op enig moment het ware standpunt gevonden zou kunnen hebben. Navolgers van die voorzichtige figuur gaan echter toch weer onverdroten op zoek naar ‘het enig mogelijke standpunt’. Een volgende grootheid probeert dat tij weer te keren door te stellen dat een ‘standpunt’ juist de resultante is van het spanningsveld tussen subjectief en objectief in ieders bewustzijn, maar diens navolgers kunnen de verleiding toch niet weerstaan en menen het standpunt de absolute opheffing van die gespletenheid betekent.
Natuurlijk komen er dan weer een paar die zich onttrekken aan de algemene tendens om een of ander standpunt definitief in te nemen, maar die hebben de verwording van de term ‘standpunt’ tot loze kreet niet kunnen voorkomen.