Home De tragedie van politieke schilderkunst

De tragedie van politieke schilderkunst

Door Marianne van Dijk op 29 oktober 2012

Cover van 11-2012
11-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Het lijkt een CSI-scène avant la lettre. Maar schilder Jacques-Louis David doet hier meer dan het lijk en de plaats delict vastleggen, aldus filosoof Johan Hartle.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Als je een held bent en wordt vermoord, is het minste waar je op mag hopen toch wel een fijn standbeeld of portret als trots aandenken voor je nageslacht. Het is Jean-Paul Marat niet gegund. Deze in Zwitserland geboren sociaal filosoof, politicus en journalist is afgebeeld niet op het moment dat hij fier boven op een paard zit, maar als hij nog net niet omvalt nadat hij in zijn eigen badkamer is neergestoken. Het bad herinnert ook nog eens aan zijn huidziekte, die hem een jeuk bezorgde die alleen te verlichten was door in het water liggen.

Marat werd vermoord omdat hij als voorstander van de Franse Revolutie gehaat werd door de girondijnen. Een van de aanhangsters van deze groepering, Charlotte Corday, liet Marat op 13 juli 1793 een brief lezen waarin ze deed alsof ze aan zijn kant stond. Terwijl Marat de brief nog vasthad stak ze hem neer. De Franse schilder Jacques-Louis David werd gevraagd de begrafenis te organiseren en een schilderij ter nagedachtenis aan Marat te leveren: De dood van Marat. Johan Hartle, als kunstfilosoof verbonden aan de UvA: ‘Ik houd erg van het schilderij, omdat Marat herinnert aan een tijdperk van politieke passies.’

Had David niet een wat eervoller moment kunnen kiezen om Marat vast te leggen?
‘Het is wel eervol, maar niet op de traditionele manier. Je ziet dat houten kistje naast het bad staan. Dat is een omvorming van de meer gebruikelijke marmeren sokkel; dit blok maakt hem tot een monument. En het licht in het schilderij doet denken aan hoe Christus doorgaans wordt geschilderd, alleen zouden kunstenaars hem niet zo snel in zoiets gewoons als een bad afbeelden. Er is zeker sprake van waardering, maar in een profane context. De reden hiervoor is dat hij een “vriend van het volk” was – dat was zijn bijnaam en ook de titel van de krant die hij uitgaf. Je ziet ook nog de tekst “A Marat” op het houten kistje staan. Dat is een inmenging van de schilder in het beeld; hij laat zo zien dat hij aan Marats kant staat.’

Wat doet het lege vlak boven Marats hoofd?
‘Het legt tezamen met de sterke geometrie van rechte lijnen de nadruk op de compositie van het schilderij. Het maakt dat ik langer naar het werk blijf kijken dan naar een gewone krantenfoto. Naast de zorgvuldig gekozen vorm heeft dit werk echter ook een belangrijke inhoudelijke strekking, namelijk dat Marat vermoord is. Er is daardoor een spanning tussen het realistisch afbeelden van de werkelijkheid enerzijds en het creëren van een nieuwe kunstvorm anderzijds.’

‘Bovendien wil David een punt maken over de werkelijkheid die hij afbeeldt, namelijk dat Marat ten onrechte vermoord is. Zo’n politiek statement is lastig te verenigen met een vernieuwende vorm creëren in een kunstwerk. Het is een spanning in de kunst die de filosoof en letterkundige Friedrich Schiller al in zijn Brieven over esthetische opvoeding noemt. Voor Schiller is kunst een spel met de werkelijkheid, dat echter nooit onmiddellijk politiek relevant is. In dezelfde tijd dat Schillers werk verscheen werd deze kwestie met dit schilderij als eerste in de beeldende kunst getoond.’

Niet onmiddellijk politiek relevant?
‘In de kunst is het lastige dat een beeld, omdat het uiteindelijk schijn is, niet à la minute kan ingrijpen in de werkelijkheid. Als kunst blijft het schilderij gescheiden van de werkelijkheid. Daaruit bestaat zowel de kracht alsook de zwakte ervan. Marat kan, aangezien hij dood is, ook niets meer doen. En omdat er een monument is opgericht, wordt er in het moment van het verlies nog eens aan het idee van revolutionaire politiek herinnerd. Het schilderij vertelt iets tragisch zowel over de schilderkunst, die nooit op een toereikende manier politiek belangrijk kan worden, als over de revolutionair, van wie slechts een monument overblijft. In deze tragische structuur bestaat de schoonheid van het schilderij.’