Home De schaduw van de islam maakt verzoening onmogelijk

De schaduw van de islam maakt verzoening onmogelijk

Door Afshin Ellian op 13 maart 2013

07-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Verscheidene tirannen in de islamwereld zijn gevallen of onzichtbaar, maar nog steeds werpen ze hun schaduw over landen als Irak en Afghanistan. Een machtsvacuüm dreigt, met totale anarchie als gevolg. Kan de politieke eenheid worden hersteld, door middel van een Waarheids- en Verzoeningscommissie naar Zuid-Afrikaans voorbeeld? Afshin Ellian is zeer pessimistisch. Islamitische landen houden ongelooflijk weinig van waarheid, concludeert hij. Alleen in Iran gloort hoop.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bin Laden, Mullah Omar of Saddam Hoessein, de tirannen zijn onzichtbaar. Alleen de verwoestende sporen die ze hebben achtergelaten, zijn nog altijd en overal te vinden. De islamwereld weet zich geen raad met zijn massagraven. Moet men de politieke misdadigers berechten voor een Straftribunaal om in het reine te komen met het verleden? Of zou een Waarheids- en Verzoeningscommissie naar het voorbeeld van Zuid-Afrika in een islamitisch land mogelijk zijn?  Deze vraag vereist een politiek-culturele analyse van de islamitische wijze van samenleven, én een onderzoek naar de factoren die de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika mogelijk maakte. Zo niet, dan dreigt een groot gevaar. Als gevallen tirannen sneuvelen, maar niet worden begraven – bijvoorbeeld door een waarheidlievend en op verzoening gericht onderzoek naar het verleden, dan dreigt een machtsvacuüm, met anarchie als gevolg.
Systematische vernietiging dan wel manipulatie van waarheid was en is zowel het doel als het middel, waarvoor en waarmee een totalitair regime zich in stand houdt. De poging om in waarheid te leven is de weg naar verzoening.  Desmond Tutu, de voorzitter van de Waarheids- en Verzoeningscommissie van Zuid-Afrika (TRC), had de politieke moed om de apartheidsleugens genadeloos te ontmaskeren. In zijn voorwoord bij het eindrapport van de Commissie velt hij  het oordeel over de historische wortels van het racisme en de apartheid, die verder reiken dan de infame ‘Land Act’uit 1913, waarbij blanken vrijwel het hele land in bezit kregen. ‘Racism came to South Africa in 1652; it has been part of the warp and woof of South African society since then. It was not the supporters of apartheid who gave this country the 1913 Land Act which ensured that the indigenous people of South Africa would effectively become hewers of wood and drawers of water for those with superior gun power from overseas’. Afrika was tot diep in de negentiende eeuw een niemandsland, een leeg en open continent: res nullius. De Apartheidsstaat trachtte de geschiedenis van Zuid-Afrika zodanig in te kleuren alsof daar nooit en nimmer de oorspronkelijke bewoners (de Afrikanen) zouden hebben gewoond. Ze beweerden dat Zuid-Afrika in het algemeen een onbevolkt gebied was, dat tegelijkertijd vanuit twee richtingen door zwarte en blanke kolonisten bevolkt werd – daarom ook dat de Land Act een min of meer natuurlijk en ‘rechtvaardig’ gevolg was van blanke kolonisatie. Maar in werkelijkheid was de Apartheid een aaneenschakeling van politieke en juridische gebeurtenissen die al vanaf 6 april 1652 met de komst van Jan van Riebeeck zijn begonnen. De rechtvaardigheidsgronden voor onteigening via de Land Act berustten op een leugen. Al voor de komst van Jan van Riebeeck hadden de Portugese zeevaarders in dit gebied schipbreuk geleden en maakten ze al melding van hun ontmoeting met de Ngoeni.

In werkelijkheid – en Tutu had tijdens het Apartheidsregime al de moed om dit te zeggen – hadden de zwarten nooit een kans tegen het Europese vuurwapen. En nog erger: ze hadden geen enkel referentiekader op grond waarvan ze de Europeanen konden begrijpen. Wanhoop kenmerkte daarom de strijd die de zwarten hebben gevoerd om een gemeenschappelijk referentiekader te vinden of zelfs te scheppen, waarin een geschiedenis, en mede daardoor, een politieke strijd kan plaatsvinden. Want – en dat is de kern van dit verhaal – zonder een geschiedenis kan er nooit een politieke strijd om rechten plaatsvinden.

Boeren

De geschiedenis geeft ipso facto aan alle volkeren mogelijkheden om na een langdurig conflict tot een vorm van verzoening te komen. Daarvoor is wel een gemeenschappelijk geschiedenis nodig. Die geschiedenis startte voor de zwarten op een onverwacht moment: tijdens de annexatie van Zuid-Afrika in 1795 door Groot-Brittannië. Tegelijkertijd betekende die annexatie vrijwel het einde van een heerschappij zonder een daadwerkelijk dynamische culturele geschiedenis: de ‘Boeren’, of blanke Afrikaners. Zij waren heer en meester over de ontdekte gebieden. De Boeren waren misschien de enige grote groep die werkelijk lange tijd afgesneden was van hun herkomst: de Europese cultuur en politiek.  Ze leefden geïsoleerd en ze waren bijna in de natuurtoestand teruggeworpen. De Boeren moesten letterlijk leven van wat ze zelf produceerden en bewerkten, er was geen industrie of een ruilhandel met de wereld daarbuiten. In feite leefden ze zoals de Afrikaanse stammen. In deze natuurlijke economie waren slaven heel belangrijk. Hannah Arendt analyseert in The Origins of Totalitarianism, deze situatie en komt tot de conclusie dat ‘it was this absolute dependence on the work of others and complete contempt for labor and productivity in any form that transformed the Dutchman into the Boer and gave his concept of race a distinctly economic meaning’. De Boer en Afrikaan werden een deel van de natuur zonder een gemeenschappelijke publieke ruimte. Deze dehumanisering is ook mede veroorzaakt door het gebrek aan historische wortels.
Een ‘verzoening’ tussen Boeren en Afrikanen zou ook nooit tot de mogelijkheden hebben behoord. Hoe zouden Boeren zich kunnen identificeren en onderscheiden van Afrikanen? Hoe zouden ze überhaupt met de Afrikanen in gesprek kunnen treden wanneer ze zelf geen historie bezitten? Hoe kan men ik zo’n situatie ‘boven’ de eigen groep, het eigen ras, denken? Arendt verwoordde deze diepgewortelde tragedie: ‘Mankind remembers the history of peoples but has only legendary knowledge of prehistoric tribes. The word ‘race’ has a precise meaning only when and where peoples are confronted with such tribes of which they have no historical record and which do not know any history of their own. (…) Rootlessness is characteristic of all race organisations’. Ras was, vanuit het individuele perspectief van een boer, een onontkoombare referentie, omdat Afrikaners geen macht, kennis en vooral historische realiteit hadden om hun wereld tot een geciviliseerde wereld te doen veranderen. Het beeld van het ‘zelf’ dat de hoogste waarde representeerde, was het ras.

Dit is een tragedie, omdat tijdens de Boerenoorlogen deze Afrikaners ook op geen enkele manier konden onderhandelen met de Britten. Het drama van De Boeren drong ook op geen enkele manier door tot de Britse gezaghebbers. De gevolgen waren verwoestend.

De ironie wil dat diezelfde Britse annexatie kansen bood aan de zwarten. De Britse wereldpolitiek was gebaseerd op drie C’s: Commerce, Christianity en Civilization. De veroverde wereld moest voor deze drie heilige C’s veranderen. De zwarten komen daardoor voor de eerste keer, op een serieuze en grootschalige wijze, in aanraking met taalcultuur, politiek, recht en literatuur van de veroveraars. De tragedie van de Boer impliceerde het begin van de zwarte bewustwording, waardoor er een kans was een eigen plaats in de geschiedenis te verwerven.

Een leger van Methodische missionarissen bracht de Bijbel, het Engels en de daaraan gerelateerde civilisatie. De zwarten ontdekken Shakespeare, Messias, Bill of Rights, en hun eigen positie als rechteloze subjecten. Weliswaar hebben de Engelsen de grondslagen van de segregatie van rassen, grond, rechten en plichten gelegd, toch wilden de Engelsen van de Afrikanen “zwarte Engelsen”, “Black Gentleman” maken. Terwijl de Afrikaners in de zwarten nog steeds die kaffers zagen, zagen de Engelsen in hen de nieuwe politieke Butlers. Nog steeds geen benijdenswaardige positie, maar wél een waarbij onderdrukkers en onderdrukten een gemeenschappelijk kader delen. De zwarten kwamen uit een a-historische verhouding met de onderdrukker in een geschiedenis terecht waarin en waardoor naar universele principes en waarheden gezocht kon worden. De zwarte politieke bewustwording was sindsdien een pijnlijk proces. Daarin zochten de zwarten wanhopig naar een discours dat licht kon werpen op de relatie tussen de zwarte en witte mensen.

Ubuntu, communisme en Gandhi

Waarop moesten ze deze strijd baseren? Moest de strijd gebaseerd worden op het Afrikanisme waarbij het nationalisme van Afrikaners met een vorm van het zwarte nationalisme zou worden bestreden? Of moest de bevrijdingsstrijd gebaseerd worden op een nog in te nemen politiek-juridisch (ook moreel) standpunt dat hoger is dan de normen van de tegenpartij?
Het ANC groeide in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw snel tot de algemene bevrijdingsorganisatie van Zuid-Afrika. Hiermee groeide een gevoel van leiderschap en dus ook verantwoordelijkheid voor de toekomst van Zuid-Afrika: een multiraciale maatschappij. In de Zuid-Afrikaanse politieke cultuur waren de volgende belangrijke elementen aanwezig: het grondbeginsel van de Afrikaanse cultuur vervat in het woord Ubuntu (mensen zijn mensen door andere mensen), het christendom, het rechtstatelijk denken dankzij de juridische opleiding van de leiders van het ANC,  niet te vergeten Gandhi’s onuitwisbare invloed op de geschiedenis van Zuid-Afrika en ten slotte de unieke persoonlijke ervaring van een aantal ANC-ers met de blanke universalisten (de communisten). Deze factoren hebben ertoe geleid dat Mandela en andere leiders van de zwarte bevolking hun politieke opvattingen hebben veranderd. Ze verwierpen het zwarte nationalisme als gezichtspunt voor de bevrijdingsstrijd. De zwarte leiders aanvaardden dat elke mens, ongeachte zijn huidskleur erkend dient te worden als de mens in de meeste universele betekenis. Dus is zelfs de onderdrukker de drager van het universele begrip de mens.

Jacques Derrida schrijft over Mandela, zijn terechtzitting en verdediging dat: ‘In all senses of this term, Mandela remains, then, a man of the law. He has always appealed to the law even if, in appearance, he has to oppose himself to such-and-such specific legality, and even if certain judges have made of him, at certain moments, an outlaw’. Ja, deze bevrijdingsstrijders waren letterlijk de mensen van het recht. Mandela sprak namens het recht dat nog moest komen en gelden. Op 26 juni 1955 werd The Freedom Charter door het ANC afgekondigd: “We, the people of South Africa, declare for all our country and the world to know: that South Africa belongs to all who live in it, black and white, and that no government can justly claim authority unless it is based on the will of all the people; that our people have been robbed of their birthright to land, liberty and peace by a form of government founded on injustice and inequality(…)’. Hier zien we de eerste verzoeningsacte in de geschiedenis van Zuid-Afrika.

De verzoening was een noodzakelijk proces voor zover men wilde streven naar het stichten van een rechtsstaat en rechtsvrede. Het was echter niet vanzelfsprekend dat dit doel ook bereikt zou worden, omdat de conflicterende partijen het zelf moeten willen. Verzoening is immers niet afdwingbaar. Een Waarheids- en Verzoeningscommissie is niet het doel van dat noodzakelijke proces van verzoening, het is slechts een weg, een manier waarop men bij het stichten van een rechtsstaat in Zuid-Afrika kan afrekenen met de politieke misdrijven die in het verleden zijn gepleegd. Een andere manier om af te rekenen met het verleden zou een Straftribunaal zijn geweest, maar Zuid-Afrika koos voor een Waarheids- en Verzoeningscommissie. Waarom?

Nationale eenheid

Mandela was vrij. De politieke transitie was wel op gang gekomen maar nog niet voltooid. De wereld hield zijn hart vast. Zou een vreedzame transitie in Zuid-Afrika ná eeuwenlang oorlogen, onderdrukkingen, en talloze daders en slachtoffers lukken? Wat moest er gebeuren met de slachtoffers en de daders uit de apartheidstijd? Hoe zou de nieuwe constitutie eruit moeten zien? Moest er een Neurenberg-tribunaal opgericht worden om de daders van de grove mensenrechtenschendingen te berechten? Het Apartheidsregime heeft uiteindelijk gecapituleerd via een onderhandelingsproces waarin politiek-juridische conditionering van twee tijdzones centraal stonden: het verleden en de toekomst. De basis voor beide perioden wordt gelegd in de Interimconstitutie van 1993. In het postscriptum van deze constitutie onder de titel nationale eenheid en verzoening worden deze belangwekkende en ongewone woorden neergeschreven: ‘Deze grondwet vormt een historische brug tussen het verleden van een diep verdeelde samenleving gekenmerkt door strijd, conflict, onnoembaar lijden en onrecht, en een toekomst gebaseerd op de erkenning van mensenrechten, democratie en vreedzame coëxistentie en ontwikkelingskansen voor alle Zuid-Afrikanen, ongeacht huidkleur, ras, klasse, geloof of geslacht. Het nastreven van nationale eenheid, het welzijn van alle Zuid-Afrikaanse burgers en vrede vereist verzoening onder de bevolking van Zuid-Afrika en wederopbouw van de samenleving. De aanvaarding van de grondwet legt de veilige basis voor de bevolking van Zuid-Afrika om de verdeeldheid en strijd van het verleden te overstijgen, die ernstige schendingen van de mensenrechten, overschrijding van humanitaire principes in gewelddadige conflicten en een erfenis van haat, angst, schuld en wraak hebben teweeggebracht. Deze kunnen thans aan de orde worden gesteld met als uitgangspunt dat er behoefte is aan begrip (understanding), maar niet aan vergelding, aan schadeloossteling maar niet aan represailles, een behoefte aan ubuntu maar niet aan slachtofferen (victimisation)’.
De constitutie schept een historisch perspectief waaruit de verzoening ontstaat. Zo kunnen we de Interimconstitutie ook de Interimverzoening noemen die nog een constitutioneel kader voor oneindig veel verzoeningen moet creëren.  De constitutie zelf, als resultaat van een stichtingsacte is een brug in de geschiedenis van een natie.  Een stichtingsacte kan nooit uit het niets komen. Een schepping uit het niets, een creatio ex nihilo, is een revolutionaire daad. In een acte van creatio ex nihilo is de voorafgaande geschiedenis een absolute fout die volledig ongedaan gemaakt moet worden. Maar revoluties eindigen vaak in bloedbaden,  burgeroorlogen, of totalitarisme. En dat moest hier worden voorkomen.

Een sociaal-politiek stichtingsacte is daarentegen een historisch, bijna mythisch moment dat een voortvloeisel is van vele voorafgaande (weliswaar nog niet geslaagde) stichtingshandelingen. Denk hierbij aan de mensenrechtenverklaring van het ANC in de jaren vijftig; de strijd van Steve Biko voor de bewustwording van zwarten en blanken of de religieus democratische strijd van de kerken onder leiding van Desmond Tutu voor de menselijke waardigheid. Deze stichtingshandelingen waren weliswaar niet gerealiseerd, maar ze hebben de voorbereidende functie ingenomen voor de nog tot stand te brengen definitieve acte. De constitutie als een plechtig maatschappelijk contract is de realisatie van de stichtingsacte van het democratisch Zuid-Afrika. Het maatschappelijk contract omvat ook de beloftes van de stichters aan de toekomst en toekomstigen. De toekomst als een open ruimte bevindt zich in tweeërlei bewegingen: enerzijds zijn er de mensen die zich telkens, na alle tegenslagen toch weer opnieuw naar het mogelijke willen begeven, en anderzijds is er altijd een horizon die door de menselijke bewegingen steeds dichterbij komt. Deze dubbele openheid van de mens en zijn horizon brengt de geschiedenis voort. De totalitaire regimes hebben juist geen geschiedenis omdat de totalitaire toekomst een gesloten geheel van een reeds vastgestelde werkelijkheid is. Totalitaire regimes hebben bijgevolg evenmin een toekomst.

In Het labyrint der eenzaamheid  schrijft Ocatvio Paz: ‘De mens is niet alleen het resultaat van de geschiedenis en de krachten die haar bewegen, zoals men tegenwoordig beweert; evenmin is de geschiedenis uitsluitend het resultaat van menselijke wil- een stelling waarop het systeem van het Noord-Amerikaans leven impliciet gebaseerd is. Mijn inziens is de mens niet in de geschiedenis: hij is geschiedenis.’ De mens is geschiedenis, omdat hij, en alleen hij kan spreken. De mens kan tevens worden aangesproken en om aangesproken te worden, moet er in de aanwezigheid van anderen gehandeld zijn. Om geschiedenis te blijven, moet hij telkens kunnen beginnen. Hij moet een onafgebroken begin zijn. De mens moet de eeuwige beginneling zijn. Het labyrint der eenzaamheid is de onverzoenlijkheid waarin de gesprokene, toegesprokene en aangesprokene wordt gedwongen in de stilte van alle stemmen, ronddwalend in niets te zwijgen. Het labyrint der onverzoenlijkheid heeft geen geschiedenis, ook geen mens.

Cynthia Negwu

De onverzoenlijkheid en de mogelijkheden van verzoening behoren misschien tot de meest cruciale elementen van het bestaan van mensen. Alleen al het feit dat de goden omwille van verzoening op het altaar van de mensheid gestorven zijn, heeft zelfs de godsdiensten van onverzoenlijkheid niet kunnen reinigen. Desondanks is het de mens altijd gelukt om de verzoeningen te bewerkstelligen. De hoorzettingen van de TRC waren  memorabele momenten waarop de daders en slachtoffers slechts door de grote tafel waaraan de Commissieleden zaten, van elkaar werden gescheiden. Tijdens één van die hoorzittingen vertelde mevrouw Cynthia Negwu, moeder van Christopher Piet die door de Apartheid was vermoord, het volgende: Dat wat ze verzoening noemen… als ik het goed begrijp… als het betekent dat zo’n dader, die man die Christopher Piet heeft vermoord, als het betekent dat hij weer mens wordt, die man, zodat ik, zodat wij allemaal, onze menselijke waardigheid terugkrijgen… dan ben ik het mee eens, dan heeft het mijn volledige steun’.

Verzoening bevordert de menselijke waardigheid en is afhankelijk van waarheid. Er bestaat ook een inherente relatie tussen waarheid en rechtvaardigheid. Dit is diep verankerd in de westerse cultuur. Aan de Romeinse of Griekse cultuur was evenmin vreemd dat er een relatie tussen recht, rechtvaardigheid en waarheid bestaat. Daar gold ook dat de rechtvaardigen waarachtig dienen te handelen. Nietzsche zag reeds in zijn essays over Nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven deze relatie tussen waarheid en rechtvaardigheid. Ondanks het feit dat volgens Nietzsche weinigen de waarheid waarachtig dienen, merkt hij op dat het streven naar waarheid in rechtvaardigheid wortelt.

Er zijn nu heel wat factoren beschreven die bijdroegen tot verzoening in Zuid-Afrika. Het oordeel of zoiets nu ook mogelijk is in de islamwereld, moet hard zijn.  De politieke en culturele omstandigheid waarin de volkeren van de islamwereld verkeren, verschilt nauwelijks van die van Zuid-Afrikaanse Boeren. Deze volkeren missen immers eveneens de verbondenheid met een geschiedenis die zich telkens naar rechtvaardigheid en vrijheid toebeweegt. Het drama van Afrikaners was de wortelloosheid; het drama van de moslimvolkeren is de bedorvenheid van de wortels. De Afrikaners konden niet voorbij ‘ras’ denken, waardoor  een verzoening met zwarten, en daarmee een deelname aan de geschiedenis, ondenkbaar was. De islamwereld kan niet voorbij Allah denken, waardoor verzoening al even onmogelijk is.  Beide volkeren waren of zijn kortom te statisch om deel te zijn van een bewegende en veranderende geschiedenis. Zij konden of kunnen niet – zoals Mandela of Cynthia Negwu aan die grote tafel – inzien dat ‘mens’ een universeel begrip is. Daarmee is  verzoening onmogelijk. Daarentegen waren de zwarten door de Britten wel een deel geworden van een stromende geschiedenis. Zij konden, hoe moeilijk en zwaar de strijd ook was, hun eigen lot bevechten. De zwarten werden door de Britten (uiteraard onbewust) tot de ware Afrikaanse erfgenamen van de Verlichting. De Verlichting moet nog ingang vinden in de islamwereld. De constitutie als een maatschappelijk contract, wat in Zuid-Afrika een wezenlijk element van verzoening bleek, ontbreekt in de Oriënt. Deze historische invaliditeit is een onoverkomelijke hindernis voor verzoening. Wat veel moslims rest is een ondraaglijke en vaak misdadige toestand, dorstend naar de Verlichting, naar de rede, naar een geschiedenisbesef zonder Allah als alfa en omga.

De islam heeft helaas culturen voorgebracht waarin men zeer pragmatisch omgaat met de fundamentele politieke categorieën en beginselen. Waarheid, gerechtigheid of verzoening staan allemaal in dienst van de islam, ter meerder glorie van de islam. Alle politieke en juridische categorieën dienen dan het islamitische karakter van een samenleving te behouden en te beschermen. Alles in de Oriënt is verbonden met het lot van de islam. En alles wat tot de beschadiging van de islam kan leiden wordt systematisch geëlimineerd. Zodoende worden in de islamitische landen de meeste maatschappelijke tradities in bescherming genomen, omdat juist door deze tradities, ondanks het feit dat ze niet altijd religieus van aard zijn, gezag- en machtsstructuren in stand worden gehouden die voor het behoud en voortplanting van de islam noodzakelijk zijn. Alles is in dienst van Allah. Allah is aardig en vergeeft voor zover het subject daarvan zich tot Allah heeft bekeerd. Een drang tot vergetelheid waarbij de pre-islamitische cultuur tot een misvatting wordt verklaard, is eigen aan de islam. Immers de islam gaat ervan uit dat alle voorafgaande momenten uit de geschiedenis van de mensheid als een voorbereiding te beschouwen waren voor de komst van profeet Mohammed. Onophoudelijke kolonisatie van anderen volkeren gaf aan de islam twee tegenstrijdige kenmerken: de onverzoenlijkheid en pragmatisme. Dienovereenkomstig moet alles aan de islam onderworpen worden, maar als dat een onmiddellijk gevaar oplevert voor de bestaande islam, dan moet men het vermijden door het sluiten van compromissen en contracten. Dat deed Mohammed ook, hij sloot verdragen omdat hij zwak was, vervolgens schond hij verdragen omdat hij overwicht had. Al bij al is een islamitische samenleving gefundeerd op wantrouwen.

Waarheid

In de islamwereld vinden regelmatig regimewisselingen plaats. Daarbij worden  traditiegetrouw het staatshoofd, en sommige topambtenaren zonder een vorm van eerlijk proces terechtgesteld. Zo wordt de ene tiran met de andere verwisseld. Alleen in Iran heeft men, na de revolutie van 1979, zoals bij de communistische omwentelingen, de topfiguren van het ten val gebrachte regime, voor een revolutionaire rechtbank gebracht. In een showproces werden de vijanden van Uma (het islamitische volk) ter dood veroordeeld. Kortom: de islamitische landen hebben nooit geleerd op een eerlijke wijze met hun verleden om te gaan. De islamitische cultuur houdt ongelofelijk weinig van waarheid, laat staan  rechtvaardigheid. Zie Afghanistan. Daar heeft het Taliban-bewind grove mensenrechtenschendingen gepleegd. Toch lijkt het erop alsof de mensen geen belangstelling hebben om erachter te komen wie, waar, welke  misdaan heeft begaan. In zulke omstandigheden, waarin mensen zichzelf niet eens kunnen herkennen als individuen met rechten en geschiedenis,  is het – in tegenstelling tot Zuid-Afrika – op dit moment onmogelijk dat een Mandela opstaat.

Is er dan geen hoop? In mijn pessimistische beschouwing vormt Iran wellicht een uitzondering. Omdat daar de pre-islamitische cultuur, namelijk de cultuur van de Perzische wijsgeer en profeet Zarathustra, nog steeds sterk aanwezig is. Het is de islam in Iran  niet gelukt deze Zarathustraistische traditie volledig te vernietigen. Zarathustra kenden drie basisgeboden: oprecht spreken, oprecht denken en oprecht handelen. Het vuur wat heilig is en nooit opzettelijk gedoofd mag worden, symboliseert bij Zarathustra het licht dat de duisternis moet verdrijven. Het principe van waarachtig denken, spreken en handelen is de verinnerlijking van het eeuwige licht. De wereld is een pluriforme beweging waarin Ahoera Mazda (de oppergod van lichtheid) ook in zijn strijd afhankelijk is van de mens die zich in het vuur van waarheid heeft gereinigd om tegen Ahriman ten strijde te trekken. De waarheid heeft vooral een feitelijk karakter. De waarheid wordt daar begrepen als tegenovergestelde van leugens. In het oude Perzië beval men zijn kinderen aan om nooit geld te lenen, omdat de schuldenaar  – in een zwakke positie – grote kans loopt ooit te gaat liegen. Dit is een andere wereld dan die van de islam of het christendom. De wereld van Zarathustra bestaat uit ‘arbeid, gezang en strijd’. Inderdaad, dit is de wereld van Nietzsche, die in Zarathustra een vroege geestverwant zag.

In tegenstelling tot deze waarheidsliefde bestaat het huidige Iran bij gratie van georganiseerde leugens. Als deze tegenstelling op de spits wordt gedreven, bijvoorbeeld als de huidige protesten zich uitbreiden, dan kan daaruit misschien een Waarheids- en Verzoeningscommissie worden geboren – in een proces wat filosofen ‘dialectiek’ noemen. En dit kan dan ook andere islamitische landen beïnvloeden. Een waarheidscommissie is tenslotte een onderdeel van het ontmantelingsmechanisme van een totalitair regime. Dus, de breidwilligheid van het heersende regime bij een zelfontmantelingsproces is de politieke voorwaarde voor het ontstaan van een waarheidscommissie a la Zuid-Afrika. Een dergelijk zelfontmantelingsproces zou de ‘creatio ex nihilo’ – een totale revolutie die kan uitlopen op een bloedbad – voorkomen.

Demon

Ooit zal Iran in politieke transitie terecht komen waar de macht volledig uiteen zal vallen. De macht is de zwaartekracht die de publieke ruimte rond de omloop van verhalen en werken van een taalcultuur behoedt en bijeenhoudt. Daarom moet de macht als een lege plaats en eeuwige kracht onsterfelijk blijven. Dat houdt in dat niemand zich de macht mag toe-eigenen. Een dergelijke bezetting van macht door de ideologie of een persoon is de eenvoudigste manier om haar van zichzelf te vervreemden. Deze vervreemding van macht metamorfoseert haar essentie (de onbepaaldheid) tot een demon (identificeerbaar, denk daarbij aan Stalin of Khomeini). Daar dreigt de tirannie.

Wanneer de macht sterft, sterft ook met haar de zwaartekracht van een wereld. Daarin verwordt de publieke ruimte tot een oord waar de oorlog van allen tegen allen woedt. Dit is ook onze angst voor de nabije toekomst van Iran, Irak en Afghanistan. Het lijk van de dode macht – gesymboliseerd door het omgevallen standbeeld van Saddam Hoessein – verkeert immers in de onmogelijkheid ter aarde besteld te worden door een proces van waarheid en verzoening. Dit is de duisternis die in de politieke overgangsperiode over de mensen van een taalcultuur valt. Men moet dit lijk en dit domein verlaten voordat het lijk het universum van Politiek totaal uiteen laat vallen. Verzoening gedurende een politieke overgangsperiode is een brug naar een opening, waar de macht van onsterfelijkheid de ruimte van het publieke bijeen zal houden. De waarheid van de verzoening biedt de mogelijkheid om in het voortbestaan van het historische besef, in de geschiedenis te kunnen geloven. En als de geschiedenis leeft, dan leeft de mens ook en als de mens leeft, leeft de altijd terugkerende mogelijkheid van het eeuwige begin voor deze kwetsbare unieke beginneling.

Afshin Ellian is strafrechtdeskundige, filosoof en dichter. Eerder dit jaar verscheen zijn proefschrift Een onderzoek naar de Waarheids- en Verzoeningscommissie van Zuid-Afrika bij uitgeverij Wolf Legal, Nijmegen.

Meer weten over Ubuntu? Kom naar het Ubuntu Filosofie evenement op 20 januari 2018 in TivoliVredenburg.