Home De mens terugvinden in de straten van Mechelen

De mens terugvinden in de straten van Mechelen

Door Ann Meskens op 07 november 2005

09-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

Immanuel Kant riep de mens op zich te bevrijden van zijn ketenen van onmondigheid. Wat is daar tweehonderd jaar later van terechtgekomen? Volgens Baudrillard is de verlichte mens verdwenen in de zwijgende massa, een griezelig 'ze'. Ann Meskens wandelt in deze nieuwe serie Stadsberichten door de straten van Mechelen, en vindt de mens terug in de massa.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Weekend

Binnenshuis. Ik lees. En durf niemand te bekennen wat ik lees. Wie durft te zeggen dat hij vrijdagavond Immanuel Kant openslaat, nota bene de klassieke tekst uit 1784 Wat is Verlichting? En wie waagt te verklaren dat hij zaterdag Jean Baudrillard uit de kast haalt, het boekje In de Schaduw van de Zwijgende Meerderheden uit 1978? Kant en Baudrillard – twee eeuwen moderniteit in een weekend. Ik zal de zondag nodig hebben om uit te rusten. De chaotische hedendaagse Fransman Baudrillard lijkt prettiger dan de ernstige Duitse Verlichtingsdenker Kant. Dat valt tegen. Zo lees ik eerst Kants geruststellende verlichte filosofie. Wat Baudrillard schrijft, leunt dichter tegen ons leven aan, maar wat een duister en verontrustend denken, toch!

Buitenshuis ligt Mechelen. Een stad met eigen bewoners maar ook met forensen en toeristen. Een stad met geklasseerde panden, nieuwbouw en neonreclame, voetbal en pornografische kunst. Wie de deur uit gaat, ziet de eenzame jogger, de migrant, de vermoeide moeder, de onverschillige of opgewonden massa en veel extreem rechts. Ik weet het. Ik moet eerst de straat op. Mijn blik verruimen, mijn gehoor scherpen, naar buiten durven gaan. Er wordt gewinkeld, gevoetbald, gewandeld. Er wordt gevochten en gestreeld. Er gebeurt nog zoveel meer. Ik moet de flard van een gesprek beluisteren, een pertinente vraag stellen, de mensen in het gezicht durven kijken, een voor een. Hun naam vragen, de mijne noemen. Wie zijn wij?

Vrijdagavond
Van Kant wordt gezegd dat hij zo’n nauwkeurig dagschema had, dat als hij ’s middags Köningsberg inwandelde, de mensen hun horloge op hem gelijk konden zetten. Ook zijn filosofisch werk kende orde, regelmaat en een logisch verloop. Het oude verhaal welt in mij op wanneer ikzelf door de vrijdaggekte van mijn stad struin, die inmiddels de postmoderniteit werd ingejaagd. Wie kent nog het opstel Wat is Verlichting?, de meest aangehaalde beginselverklaring uit een voorbije periode? Een tekst vol pertinente, redelijke en hoopvolle zinnen. ‘Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft.’ Dat zou wel in orde komen, meende Kant, als er maar meer vrijheid was. Kant gaf toe dat het aanlokkelijk was zich te wentelen in onmondigheid. Dat mensen er niet aan toe kwamen voor zichzelf te denken, kwam echter vooral doordat ze bevoogd en beknot werden. Koningen en kerken hielden het volk als dieren in het gareel. Voor de Verlichting was slechts vrijheid en onverschrokkenheid vereist. ‘Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!’ Oh, het optimisme van de uitroeptekens in deze tekst. Wat als ik die vermetele opdracht op vrijdagavond mijn stad in schreeuw? Zou men mij een optimistische humanist noemen, vertrouwende op de menselijke natuur, een toekomstgerichte verlichtingsfilosoof? Ik hou mijn woorden in.

Kant vroeg zich aan het einde van dat opstel af of hij en zijn tijdgenoten al in een verlichte tijd leefden. Dat was zelfs voor hem wat té positief gesteld. Hij meende wel dat het proces van de Verlichting was ingezet en niet meer te stoppen viel. Maar er was tijd voor nodig en ook ruimte: ‘De mensen bevrijden zichzelf geleidelijk van hun primitiviteit, wanneer men maar niet met opzet van alles probeert om hen daarin te houden.’ We moesten slechts ons best doen. Ze moesten ons slechts de vrijheid geven. Het kwam wel goed met de mens. Als hedendaagse lezer heb je zin om Kant te omarmen, zelfs al kreeg hij minder gelijk dan hij hoopte. Vanavond op straat heb ik zin om de mensen te vragen of ze zich intussen mondig en verlicht wanen, of ze zich redelijk gelukkig voelen. Het merendeel van hen doet boodschappen. De koningen en kerken lieten ons meer ruimte, maar je moet opletten, want het gat is door andere veeleisende meesters weer onmiddellijk gedicht. Kant overschatte ons, denk ik nu. Er is en blijft zoveel duisters in ons. En we hebben werk uit te voeren, kinderen te verzorgen, liefde te bewijzen en angsten te beteugelen. We moeten veel informatie verzamelen. En nog meer zien te negeren.
We moeten winkelen.
En uitrusten.
We zijn ook zo moegepraat.
Het is gelukkig weekend.

Zaterdagavond
‘Allemaal flauwekul, want de massa’s bieden op schandalige wijze weerstand.’ Jean Baudrillard is aan het woord in een boek dat bijna tweehonderd jaar na Kants Wat is Verlichting? verscheen. Het is getiteld In de Schaduw van de Zwijgende Meerderheden. Hij schrijft over ons, bedenk ik nu ik weer buiten ben, wij die opnieuw de stad inlopen, vanavond op zoek naar vermaak. Over Baudrillard wordt nog altijd geschamperd, omdat hij durfde te beweren dat de Golfoorlog niet werkelijk plaatsvond. Na het essay La Guerre du Golfe n’a pas eu lieu uit 1991 vond men dat hij maar moest gaan kijken. Hij kon dan ter plekke zien of het meer was dan mediavertoon. Men organiseerde een reis voor hem naar het oorlogsgebied. Het schijnt dat hij weigerde te vertrekken. Zijn werk vertoont eenzelfde grilligheid, tegendraadsheid, radicaliteit. Lezers worden gechoqueerd door zijn taal, struikelen in zijn denken, raken ontmoedigd door wat hij lijkt te zeggen en gooien soms zijn boeken na een tijdje weg. ‘De massa zwijgt net als de dieren en haar stilzwijgen is evenveel waard als het zwijgen der dieren. Zij zegt toch niet waar de waarheid ligt: links of rechts? of waar zij de voorkeur aan geeft: revolutie of repressie? Zij is zonder waarheid en zonder rede.’

Ik fluister de zinnen voor me uit, maar er is vanavond voetbal in mijn stad en de massa maakt behoorlijk wat lawaai. Van oudsher bestaan er twee ploegen: het chique KV Mechelen en het volkse Racing Mechelen. KV symboliseerde lang de rijken, Racing was er voor de arbeiders. Dat weet bijna niemand meer. Het is groen-wit tegen rood-geel. De strijd is er niet minder om. Bij derby’s willen ze elkaar het liefst dood, nog voor de wedstrijd begint. De massa bestaat en er bestaan massa’s, denk ik, je hoeft maar naar een voetbalwedstrijd om daarvan overtuigd te raken. Baudrillard ontkent dat niet. Toch is de term massa bij hem geen sociale realiteit, geen kritisch begrip, zelfs geen conceptueel begrip. Het is niemand en iedereen, het is leegte en zwijgen, het is een zwart gat dat alles wat ooit belangrijk voor ons was, opslokte. Wij zijn het, op ons zwartst afgeschilderd. Wanneer je Baudrillards tekst leest, is het alsof Kant nooit heeft bestaan, alsof elk geloof in de individuele en sociale mens maar een kortstondig kenmerk was van een toevallige verlichte periode in de geschiedenis. Een grapje uit het verleden. Baudrillard vindt dat we ons moeten verwonderen over het vreemde feit dat na twee eeuwen revolutie en scholing – met kranten, vakbonden, partijen en intellectuelen die het volk mobiliseerden en opvoedden – de meeste mensen passief zijn en blijven. Hij schrijft: ‘Dat de massa’s uit zichzelf het natuurlijke licht van de rede zouden nastreven, is altijd een hypocriete hypothese geweest, die dient om de intellectuele rust van de betekenisproducenten te verzekeren.’ Hij vindt dat verontwaardigde cultuurcritici de massa minachten als zij menen dat ze liever naar voetbal kijken en onverschillig blijven voor meer verlichte idealen omdat ze evengoed gemanipuleerd en gehersenspoeld blijven nu er geen kerken en vorsten meer zijn. Er is iets anders aan de hand, meent hij. Slimme, moedige, eigenzinnige Baudrillard, dacht ik terwijl ik dat las. Inmiddels bewonder ik een glansrijke neonverlichting die feestelijk blauw en rood over mijn stad strooit. Ik probeer uit de supportersmassa te blijven.
 
Wat gebeurde er met de wereld en de mens tussen de tijd van Kant en die van Baudrillard? Kants teksten spreken nog van licht, mondigheid en de mens, Baudrillard schrijft over schaduw, zwijgen en de massa’s. De wereld lijkt fundamenteel veranderd.
Nietzsche, Marx, Freud.
Wetenschap, techniek, wereldoorlogen.
Radio, televisie, internet.
Het angstaanjagende terrorisme en de politieke moord.
De ontwikkelingen in de genetica en de multiculturele samenleving.
De complexiteit.

Een orkaan is iets verschrikkelijks, maar zijn natuurlijke eenvoud doet bijna deugd. (Misschien eenzelfde eenvoud als op iemands gezicht slaan, omdat hij de verkeerde supporterssjaal aanheeft?) Politici, sociologen, journalisten, filosofen en cultuurcritici hanteren volgens Baudrillard nog altijd verouderde begrippen, verlangens en doelen terwijl de wereld onmiskenbaar veranderd is. Een soort van betekenisontwaarding door een te veel aan betekenis in moderne tijden. Onze wereld bestaat volgens hem nog slechts uit een ‘geheel van rondzingende tekens’ waar de politieke, culturele, commerciële wereld nog slechts het spelletje wereld speelt. Te veel stimuli van de media, de politiek, de economie.
Informatie, opvoeding, publiciteit.

Wat kan de massa nog tegenover al dat gebabbel stellen? Een verontrustend stilzwijgen? Dit zwijgen is volgens Baudrillard echter complex en tegenstrijdig en niet zonder mogelijkheden. Ik kijk om me heen. Wat wil de massa? Er valt allereerst niets over hen te zeggen, meent Baudrillard, en al willen velen het niet horen, de massa zelf is al lang gestopt met praten. We willen graag geloven, zegt hij, dat er nog een individu bestaat dat meer is dan een ‘kortstondige betekenisgeleider’ in de massa, maar ons geloof steunt op niets meer. Wat overblijft, is een zwijgende massa, een griezelig ze. Wie zijn ze? De vage benaming is het hem nu juist; er is geen antwoord te geven op de vraag wie ze zijn, de vraag zelf heeft zijn betekenis verloren. Maar nog even vinnig als Kant klaagt Baudrillard aan. De politici die hun eigen verlangens en dromen op de massa projecteren, de sociologen die voor de massa heldere begrippen en verfijnde categorieën bedenken, de economen die met hun technisch instrumentarium wanhopig feitjes proberen te ontlokken aan de massa. Baudrillard lacht om elk geloof in de massa. Zowel om het politieke wachten op de revolutie als om een wetenschappelijke verklaring voor de consumptie. En hij lacht met de reclamejongens die menen dat de consumenten hen geloven. ‘Er moet toch nog, hoe klein dan ook, een minimale kans bestaan dat de boodschap haar doel bereikt en overeenkomstig haar betekenis wordt gedecodeerd.’ Volgens Baudrillard bestaat dit geloof vooral uit vrees dat het tegenovergestelde ook waar zou kunnen zijn. De meeste publiciteit bijvoorbeeld bereikt volgens hem nooit haar bestemming, omdat niemand nog verschil maakt ‘tussen al die inhouden die in de leegte uiteenvallen.’ De wereld is veranderd, meent Baudrillard. Kaste, klasse, groep en ook individu werd massa of massa’s. En hij wijst op het gevaar te menen dat ze aanspreekbaar, definieerbaar, uitlegbaar, verstaanbaar zouden zijn. Hun zwijgen is fundamenteel paradoxaal. ‘Het is geen zwijgen dat niet spreekt, het is een zwijgen dat verbiedt dat er uit zijn naam gesproken wordt.’ Als je dit leest, geloof je niet meer dat deze dwarsdenker mensonvriendelijk zou zijn. Dit is immers een verdediging van de mens in de massa, toch?

Natuurlijk bestaan er massa’s, zeker op zaterdagavond. Toch onderschat Baudrillard ons, net als Immanuel Kant ons eerder overschatte. Natuurlijk zijn we meer dan ‘kortstondige betekenisgeleiders’ in de massa. De nacht kantelt. Het is bijna zondag maar er is nog volk op straat. Ik hoef slechts iemand aan te spreken, zijn naam te vragen, te luisteren naar zijn voorkeuren, verlangens, zijn angsten en liefdes. Ik hoef hem maar in de ogen te kijken. Elke voorbijganger is vol van betekenis, al keek hij nog pas naar een druk bekeken programma op televisie.
 
Ann Meskens beschrijft voor Filosofie Magazine het reilen en zeilen van de stad Mechelen met filosofische pen. In de boekenreeks De passie van verscheen van haar Tati. Uitgeverij Lemniscaat, Amsterdam, 224 blz., € 14,50