Home De macht van de verbeelding

De macht van de verbeelding

Door Leon Heuts op 19 mei 2008

05-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Verzonnen verhalen over helden die het onmogelijke presteren, over goden en halfgoden – zijn het door de wetenschap achterhaalde pogingen om de wereld te verklaren? Of zijn het eerder exemplarische verbeeldingen van onze menselijk-al-te-menselijke worstelingen? Een zoektocht naar de zeggingskracht van klassieke verhalen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Onze onverschrokken nationale held Hansje Brinker heeft nooit bestaan. Hij bestaat op papier, in ons nationale bewustzijn, en als beeldje in Madurodam. Meer niet. De overblijfselen van de Ark van Noach zijn al diverse keren ‘gelokaliseerd’, maar hoewel al deze claims later onwaar bleken, werd de kern van het bijbelverhaal er niet door aangetast. En wie denkt dat de homerische verzen uit de Ilias en de Odyssee een accuraat historisch verslag bieden van de Trojaanse Oorlog, zal teleurgesteld worden – de voetstappen van de Griekse held Odysseus zijn nergens te vinden. De vraag is: is dat relevant? Doet het iets af aan de kracht van het verhaal? Verhalen, mythen en romans – de producten van de verbeelding – geven inzichten die niet met alleen het logische denken kunnen worden verkregen.

Verhalen zeggen iets over ons leven ook al zijn naar de letter genomen ‘niet waar’. Om zin en onzin van elkaar te scheiden, spreekt de Griekse filosoof Plato daarom al resoluut van mythos en logos. Hoewel beide woorden in oorsprong hetzelfde betekenen – ‘verhaal’ of ‘woord’– is logos volgens Plato het terrein van de rede. Logos is het welgeordende verhaal, dat wil zeggen: op zo’n manier gestructureerd dat alle feiten elkaar logisch opvolgen en verifieerbaar zijn. Mythes zijn daarentegen verhalen die niet plausibel zijn, die handelen over oorlogen waarvoor geen enkel bewijs is, over goden wier bestaan allerminst zeker is, over helden die het onmogelijke presteren.

De logos is in onze samenleving – en niet zonder reden – van immens belang. Wetenschap en techniek hebben ons veel gebracht. Maar er is ook een gevaar. Het succes van de wetenschap kan ertoe leiden dat wat niet tot het terrein van de logos behoort, wat zich niet eenvoudig laat verifiëren, tot ‘slechts’ een verhaal wordt gedegradeerd. Leuk, maar niet waar. Waar tien jaar geleden het ‘levensverhaal’ nog alle ruimte kreeg in de psychotherapie, is het aantal sessies nu beperkt en wordt ons lijden in verband gebracht met een ‘stofje in ons hoofd’. En waar collectieve verhalen – Bijbel, Koran – ons vroeger leerden over het ontstaan van een samenleving en over de fundamentele uitgangspunten ervan, worden die verhalen tegenwoordig vaak afgedaan als achterhaalde pogingen om de wereld te verklaren. Ondertussen zou de wetenschap dat veel beter kunnen. Maar daarmee vergeten we dat verhalen iets openbaren over de kern van het menselijke.

Het typische

Aristoteles, leerling en later criticus van Plato, stelt zelfs dat de verhalende kunst (in zijn tijd vooral de dichtkunst en de tragedie) gewichtiger en voortreffelijker is dan de wetenschappelijke geschiedschrijving. Natuurlijk kan de historicus feiten opdiepen, en die – conform de logos – netjes ordenen, maar hij slaagt er nooit in het typische, het karakteristieke, het wezen van een bepaalde gebeurtenis of persoon uit te drukken. Daarvoor moeten we niet bij de logos zijn. Zo kunnen we tegenwoordig een stortvloed aan historische boeken lezen over Adolf Hitler, maar geen van die boeken brengt ons dichter bij zijn wezen dan de film Der Untergang. Biedt deze film een historisch accuraat beeld van de laatste dagen in de Führerbunker? Waarschijnlijk slechts ten dele, maar het is de regisseur niet primair om een historische reconstructie te doen. Is de film daarmee onwaar? Nee, Hitler wordt getoond op een manier die zelfs meer recht doet aan de werkelijkheid dan de feiten zelf. De film is daarmee – in lijn met Aristoteles – gewichtiger: we kijken verontrustend diep in de ziel van een krankzinnige dictator.

Spotpret

Volgens Aristoteles stelt het goede verhaal een voorbeeld, en daarom hoeft het zich niet strikt aan de feiten te houden. Vergelijk het met een goede spotprent. ‘Dat is hem! Helemáál!’, zeggen we. Hoewel het beeld feitelijk niet klopt, is het toch exemplarisch. Treffend. Dat voorbeeldige heeft een groot voordeel, want voorbeelden kun je van een afstandje bekijken. Hoezeer we ook meeleven met het verhaal, het is ‘daar’ – op de pagina’s van een boek, op het witte doek, op de planken van het theater. En hoezeer we ons ook herkennen in de hoofdrolspeler, het is een ander – een acteur bovendien. Daarnaast heeft het verhaal een begin en een einde. Het zijn allemaal zaken die ervoor zorgen dat de tentoongestelde emoties ons niet volledig overweldigen. Sterker nog: verhalen bieden verlichting bij emoties die het leven tekenen, en waar we vaak geen raad mee weten. Op gepaste afstand wordt nagespeeld hoe om te gaan met de drie meest ingrijpende ervaringen van het leven, die we nooit helemaal zullen begrijpen en waar we toch mee te maken krijgen: geboorte, liefde en dood. Ook aan iedere samenleving liggen ervaringen ten grondslag waarop de wetenschap het antwoord schuldig blijft. Hoe verzorgen we de ouderen? Hoe gaan we om met vreemdelingen? Goede verhalen laten universele en herkenbare dilemma’s zien, zelfs als we niet begrijpen waarom een specifieke cultuur voor een bepaalde oplossing heeft gekozen. We begrijpen niet veel van Troje, maar na enig uitleg zien we in waarom Aeneas, nadat de stad is gevallen en de Grieken plunderend en brandstichtend door de straten stormen, de stad ontvlucht met zijn oude vader op de schouders. Dit is meer dan alleen maar het redden van je vader, het is het besef dat een nieuw rijk niet kan worden gesticht zonder traditie en zonder wortels. Je kunt niet ‘zo maar’ opnieuw beginnen in een vreemd land. Je torst je verleden altijd mee.

Goede verhalen gaan vaak over grote gebeurtenissen en laten ambiguïteit zien, maar bieden ook hoop en relativering. Hun kracht schuilt er niet in dat ze iets voorschrijven, maar dat ze een voorbeeld geven, een worsteling zichtbaar maken. Verhalen en spelers zijn symbolen waaraan emoties kunnen worden opgehangen: rebellie aan James Dean, liefde aan het Hooglied van Salomo, oorlog aan de inktzwarte romans van Céline. Je krijgt daarmee enig grip op emoties, maar niet op de manier die de logos impliceert. Volgens Karen Armstrong, bekend van haar boeken over christendom, islam en jodendom, zijn zowel mythos als logos voor mensen en samenlevingen hoogst noodzakelijk. ‘Mythes helpen je wetenschappelijk niets verder. Je kunt er geen elektriciteit mee ontdekken, noch draagt het bij tot een gezond economisch beleid. Daar heb je logos voor nodig. Maar logos heeft ook zijn beperkingen. Als je kind sterft, of je maakt een grote natuurramp mee, dan wil je niet luisteren naar iemand die een rationeel betoog afsteekt waarom het gebeurde. Je wilt misschien luisteren naar een gedicht, of naar een zonsondergang kijken, of naar muziek luisteren of naar een kerkdienst gaan; zaken die de diepere lagen van de psyche activeren, die meer fundamenteel zijn dan de rationele laag van ons denken.’

Reiniging

Aristoteles zou het katharsis noemen, wat zoveel betekent als reiniging. Verhalen werken reinigend – zowel fysiek als geestelijk. We kijken naar de worstelende hoofdpersoon, herkennen zijn dilemma’s en zijn angsten. We leven even intens mee, niet alleen met onze ziel, maar met heel ons lichaam, en daarna voelen we ons ontspannen en gezuiverd. We halen – nadat het doek is gevallen – opgelucht adem, en we kunnen verder.