Home De laatste spreker van het Uru

De laatste spreker van het Uru

Door Leon Heuts op 03 april 2002

Cover van 03-2002
03-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

Uit een publicatie van Unesco blijkt dat van de ongeveer zesduizend talen in de wereld een groot deel dreigt te verdwijnen. Door de druk van dominante talen als Engels, Spaans, Frans, Russisch en Chinees raken regionaal gesproken talen in onbruik. Pieter Muysken, hoogleraar taalwetenschap in Nijmegen, pleit voor het in kaart brengen van de bedreigde talen. Hij doet dat zelf op de hoogvlakte van Bolivia, waar de laatste spreker van het Uru leeft.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Volgens Unesco verdwijnt veel van wat mensen weten, bijvoorbeeld het gebruik van medicinale planten, met de teloorgang van de talen. Wat is de relatie tussen kennis en een specifieke taal?
Biologische kennis is op zich te vertalen, dus in die zin zie ik geen verband tussen een specifieke taal en specifieke kennis. Maar veel van de bedreigde talen worden uitsluitend oraal overgedragen. Als ze verdwijnen, dan verdwijnt ook de kennis die in die taal werd overgedragen. Maar ook om inzicht te krijgen in een cultuur, kan het zeer behulpzaam zijn om de taal te bestuderen. Ik doe zelf veldwerk in Bolivia, en onderzoek de taal van de Uru-stam. Er is nog slechts één spreker van het Uru, een vrouw van achter in de zeventig. Het blijkt dat de Uru de streek waarin ze wonen zien als een enorm lichaam. Daarbij hoort een bijzonder besef van tijd en ruimte die hun taal een speciale structuur heeft gegeven. Het is bijna onmogelijk dat te vertalen, maar bestudering leert ons desalniettemin veel over deze bijna verdwenen cultuur.

Waarom zouden we dat doen? Is het niet een kwestie van modernisering dat vele archaïsche culturen en talen uiteindelijk verdwijnen?
In Bolivia bestaan veel verschillende gedachten over de eigen historie. De één zegt dat de geschiedenis van het land is begonnen bij de Spaanse conquistadores, de ander verwijst naar de Inca-beschaving. Taalonderzoek helpt om de geschiedenis in zijn volheid in stand te houden. We kunnen bijvoorbeeld door veldwerk ontdekken hoe volkeren zich over het Zuid-Amerikaanse continent hebben verspreid, door overeenkomsten in talen van verschillende stammen bloot te leggen.
Een andere reden is dat onderzoek naar kleine talen ons iets leert over het gebruik van taal in het algemeen. In sommige talen wordt in het werkwoord het zelfstandig naamwoord nog eens herhaald. In het Nederlands kun je de vraag ‘wat heb je met de tafel gedaan?’ beantwoorden met: ‘die heb ik in de hoek gezet’. In sommige kleine talen luidt het antwoord: ‘ik heb tafel-gezet in de hoek’, of zelfs ‘ik heb taf-gezet in de hoek’. Dit soort voorbeelden leert ons dat een specifieke taal een optelsom van keuzes is en niet voortkomt uit een noodzakelijkheid proces. Het Nederlands had ook heel anders kunnen zijn.

Wilt u bedreigde talen alleen maar in kaart brengen, of hoopt u met uw werk deze talen levend te houden?
Ik hoop inderdaad dat als ik een dik Uru-boek heb samengesteld, dat jonge leden van de stam deze taal weer gaan leren en spreken. Daardoor leren ze iets over hun achtergrond. Je ziet overigens dat ze daar ook belangstelling voor hebben. Je zou dat niet verwachten. Gezien de enorme armoede en de strijd om te overleven lijkt een verdwijnende taal een luxeprobleem.

Mensen zetten zich in voor het behoud van kleine talen, Wat zegt dat over de mens?
De verbanden in de wereld worden steeds groter. Dat zie je aan talen als Engels, Spaans, Russisch of Chinees, die echte wereldtalen zijn geworden. Mensen willen in dit proces van schaalvergroting vasthouden aan iets eigens. Het valt me op hoe nieuwsgierig mensen zijn naar hun eigen achtergrond. Tijdens mijn interviews met de laatste vrouw die Uru spreekt, luisterden altijd een aantal mensen uit de streek mee. Ieder weekeinde komt een groep jonge Uru’s die naar de stad zijn getrokken, terug naar de streek om te voetballen tegen een plaatselijk elftal. Ze hebben wat geld, dragen merkkleding en stereo’s – maar reizen elke week twee uur naar hun geboortegrond en blijven zichzelf Uru noemen. Ik zou het mooi vinden als deze jonge mensen ook weer het Uru zouden gaan spreken.