Home De jonge L.E.J. Brouwer

De jonge L.E.J. Brouwer

Door Erno Eskens op 14 juli 1999

05-1999 Filosofie magazine Lees het magazine

Eindelijk ligt het eerste deel van de lang verwachte biografie over L.E.J. Brouwer in de winkel. Het is maar meteen in het Engels geschreven en dat is misschien nog zo gek niet, want in het buitenland is Brouwer zeker zo bekend als in Nederland. Hij geldt als een van de grootste wiskundige geesten van deze eeuw. Zijn werk in de logica, in de wiskunde en in de taalfilosofie is baanbrekend geweest.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


Brouwer (1881-1966) was een echte revolutionair. Hij leefde aanvankelijk in een hutje (later villa) op de hei, in een op Tolstoïaanse leest geschoeide kolonie. Hij was een overtuigd socialist en onderhield contacten met alternatie-velingen als Albert Einstein, Gerrit Mannoury en Frederik van Eeden.
Op 21 mei 1922 belegde Van Eeden, blijkens een van zijn dagboeken, een bijeenkomst met Mannoury, Van Ginneken en Brouwer in zijn kolonie Walden. De heren zaten ‘op ’t grasveldje onder de kastanje. Wij stichtten onze signifische kring’. De significi wilden de taal zuiveren van verwarrende termen en zinsconstructies. Taal moest helder zijn, anders zouden we onszelf nooit goed kunnen begrijpen. Brouwer onderscheidde verschillende soorten taal, met verschillende manieren van taalgebruik. Zijn signifische taalfilosofie lijkt daarmee op de latere taalspeltheorie van Ludwig Wittgenstein.
Van Dalen behandelt in deel een van deze mooie en minitieuze biografie, de jeugd van Brouwer in Medemblik: ‘Hoe ouder ik werd, des te vervelender vond ik dit stadje’ en eindigt bij de internationale doorbraak. Deel twee wordt ongetwijfeld spannender, al was het maar omdat daarin waarschijnlijk de vermaarde ontmoeting met Wittgenstein aan de orde komt. Brouwer trof Wittgenstein in 1928, op een congres in Wenen. Zijn lezing zette Wittgenstein op een ander spoor. De plotselinge ommekeer in het denken van Wittgenstein baarde Bertrand Russell destijds zorgen. ‘Hij heeft het nogal veel over oneindigheid, en daarmee loop je altijd het gevaar uit te komen bij wat Brouwer heeft beweerd, en er moet aan de rem worden getrokken zodra dit gevaar de kop opsteekt.’ Het eerste gevaar dat loerde, heette ‘mystiek’. De mysticus Brouwer was geobsedeerd door wiskundige en religieuze vormen van oneindigheid. Het tweede gevaar was dat Brou-wer werkte aan een alternatief voor de Aristotelische logica. Hij probeerde nieuwe axioma’s uit waarin iets tegelijkertijd waar en onwaar zou kunnen zijn. Dat experiment vormde de basis voor zijn internationale doorbraak.
Het is moeilijk een biografie in twee delen te lezen, vooral als het eerste deel naar meer smaakt en het tweede nog niet in de handel is.