Vijfenzeventig jaar geleden fulmineerde Jacques de Kadt al tegen slappe democraten die elk conflict met totalitaire krachten uit de weg gingen. Koren op de molen van populisten van nu – maar volgens Dick Pels lezen die hem maar half.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De linkse elite mag weleens meer gaan luisteren naar de oude socialist Jacques de Kadt (1897-1988), schrijft PVV-Kamerlid Martin Bosma in zijn boek De schijn-élite van de valsemunters. Al in de jaren dertig maakte De Kadt gehakt van het slappe cultuurrelativisme en het wensdenken waarmee de elite de totalitaire vijanden negeerde.
De democratie loopt namelijk gevaar. We moeten weerbaar worden, schrijft De Kadt, en Bosma is het daar helemaal mee eens. Weg met het relativisme, het gelijkheidsideaal en de nivellering, want voor we het weten worden onze waarden onder de voet gelopen, niet door het communisme en het fascisme van toen, maar door de islam.
Gek genoeg is de oude communistenvreter niet alleen bij rechtse, maar ook bij linkse mensen weer helemaal terug. Links prijst De Kadt vooral omdat hij opkomt voor ‘een open en avontuurlijk ingestelde samenleving’, zoals wetenschapshistoricus Floris Cohen (de broer van), in een recent nummer van Socialisme & Democratie. En om zijn ‘zakelijkheid, kennis en inzicht’ bij het analyseren van de vijand, aldus historicus Ronald Havenaar in een pamflet waarin hij ingaat tegen Bosma.
Hoe moeten we De Kadt interpreteren? We vragen het socioloog Dick Pels, sinds vorig jaar directeur van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Hij is niet alleen kenner van het populisme, maar ook van De Kadt: hij schreef onder meer Het democratisch verschil. Jacques de Kadt en de nieuwe elite. Wij vragen hem in hoeverre populisme en De Kadt bij elkaar horen.
Om te beginnen: wat was er zo bijzonder aan Jacques de Kadt?
‘De Kadt was een merkwaardig onafhankelijk figuur. Hij begon als radicale communist, in de jaren twintig, maar nam al snel bewust afstand van het communisme en koos partij voor de sociaal-democraten. In de jaren dertig speelde zich een hele operette af; hij moest vanwege radicale uitlatingen zelfs een keer naar Antwerpen vluchten. Deze periode was wel heel vruchtbaar. Hij schreef veel, vooral voor zijn eigen blad De Nieuwe Kern. Zijn denken vatte hij samen in Het fascisme en de nieuwe vrijheid, dat in 1939 uitkwam. Na de oorlog werd hij Kamerlid voor de PvdA, maar de jaren zestig kon hij totaal niet volgen en na wat politieke omzwervingen trok hij zich teleurgesteld terug uit het openbare leven.’
Kunt u zijn denken samenvatten?
‘Er zijn twee belangrijke lijnen te vinden in zijn werk. De eerste is: “socialisme ter wille van het individualisme.” Hij schrijft: “Het kenmerk van elk echt individualisme, van elke sterke persoonlijkheid, is dat het […] telkens weer de door de gemeenschap getrokken grenspalen omverwerpt, niet om de gemeenschap te vernietigen, maar om haar groter te maken.” Individualisme is volgens De Kadt het “kostbaarste element van een dynamische cultuur”. Om mensen hiertoe te stimuleren, zijn er collectieve maatregelen nodig, vond hij. Mensen moeten worden geholpen om een persoonlijkheid te worden.
Ten tweede koos hij positie recht tegenover de grote collectieve stromingen van zijn tijd, het fascisme en het communisme. Bijzonder is dat hij het fascisme niet meteen veroordeelde, maar op zoek ging naar wat er aantrekkelijk aan was. Hij zag het fascisme als uitdaging, maar wel een uitdaging die moest worden bestreden, net als het communisme. In de jaren zestig raakte hij flink verzuurd. Vooral zijn oudere denken is van grote betekenis geweest voor mij en voor Femke Halsema in het formuleren van ons sociaal-liberalisme.’
Sociaal-liberalisme? Heeft Martin Bosma van de PVV een andere De Kadt gelezen?
‘Om eerlijk te zijn steekt er wel een cultuurimperialist in De Kadt. Hij kon iedereen de huid vol schelden en hij wilde dat het Westen zijn beschaving over de wereld zou verspreiden. Maar het boek De politiek der gematigden uit 1972, de belangrijkste inspiratiebron voor Bosma, is echt het allerslechtste boek dat De Kadt heeft geschreven. Het is langdradig, dogmatisch, rancuneus en getekend door Koude Oorlogsdenken. Ik vind het onbegrijpelijk dat Bosma al zijn andere werk kan negeren.
Daaruit blijkt namelijk dat De Kadt matigheid en relativisme als kernwaarden van de beschaving ziet. Precies wat in het onmatige populisme van nu, met z’n grotebekkencultuur, ontbreekt. Wat De Kadt gevaarlijk vindt in het communisme is dat waarheidsabsolutisme, het wij-zijdenken. Een democraat moet anders zijn door zijn relativistische inslag – en dus nooit zeggen, zoals Wilders in zijn proces doet, dat de waarheid door zijn mond spreekt. Het is de taak van de democratische elite om het relativisme en de matigheid voor te leven.’
Een linkse elite, om het volk voor te leven?
‘De massamens is van zichzelf geneigd te kiezen voor zekerheid en welvaart. De Kadt noemt hem “de maagmens”, die alleen maar uit is op “autorijden en brullen”. We moeten volgens hem dus erkennen dat we niet zonder een bepaalde vorm van paternalisme kunnen. Niet door een elite van mensen die hun positie hebben geërfd, maar een meritocratie van mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt. Dat zijn non-conformisten, die grenzen verleggen en kunnen laten zien dat ze in onzekerheid kunnen leven, kunnen “leven in het raadsel”. Democratie is niet hetzelfde als gelijkheid, zegt De Kadt. Democratie is het organiseren van uniciteit, dus van verschil. De elite moet kansen creëren, zodat mensen zich kunnen ontplooien tot unieke individuen. Ik vind dat linkse partijen moeten durven nadenken over dit verheffingsideaal. De populisten zullen dat niet doen, althans niet over het verheffen van de eigen achterban. De zelfgenoegzame patatburger is wat hen betreft soeverein.
Vanuit onze relativistische cultuur moeten we anderen durven te beoordelen en een beschavingsoffensief lanceren. Niet alleen om orthodoxe moslims een beetje op te voeden, maar ook anderen: orthodoxe christenen, tokkies. Dat beschavingsoffensief bestaat uit het voorleven van een andere levenshouding in het publieke debat, het verdedigen van kunst en cultuur, het steunen van onderwijzers als ze de Holocaust willen uitleggen. Soms moeten we kiezers durven tegenspreken.’
Bosma wil ook mensen tegenspreken, maar dan vooral relativisten die niet zien dat de islam net zo gevaarlijk is als het fascisme van de jaren dertig. Vergeleek De Kadt ze niet toen al met elkaar?
‘De Kadt noemde het fascisme het “nieuwe mohammedanisme”, maar dat betekent niet dat je de huidige islam het “nieuwe fascisme” kunt noemen. Dat de elite te laf is geweest, dat erken ik. De moslimcultuur werd beschouwd als iets moois waar je niets over mocht zeggen. Dat cultuurrelativisme was fout. Als een imam weigert een vrouw de hand te schudden, ontkent die eigenlijk dat mannen en vrouwen vrienden kunnen zijn. Links was vergeten dat minderheden op hun beurt ook weer minderheden kunnen onderdrukken. Daarom moet je de kleinste minderheid beschermen, namelijk het individu.
Maar als de populisten onze waarden willen beschermen, komen ze met het bekende jarenzestigrijtje: gelijkheid tussen man en vrouw, scheiding van Kerk en Staat, vrijheid van meningsuiting. Ze vergeten er één: relativering. Die waarde is voor De Kadt juist ontzettend belangrijk. Zonder die twijfel wordt de rest absoluut. Onze westerse waarden zijn geen essenties die klaarliggen in onze beschaving; er moet voortdurend aan worden geschaafd en gewerkt. Liberalisme kan ook veranderen in fundamentalisme. Een individualistische politiek van onzekerheid en geloofsvrijheid die tolerantie predikt, is beter. De Kadt beseft dat de meerderheid de ruimdenkende elite niet zal kunnen begrijpen. Dat is niet erg en het is ook niet slap. Het gebrek aan eenheid, het open debat en politieke concurrentie vormen juist de grootste kracht van onze beschaving. Daarom is bijvoorbeeld het verbod op een boerka vanzelfsprekender dan een verbod op het hoofddoekje, dat een open communicatie niet in de weg staat en bovendien niet op een eenduidige culturele betekenis vastgepind kan worden.’
U zet De Kadt neer als redelijke socialist, maar hij ging fel tekeer tegen iedereen die soft was, in de jaren zestig, toen hij wilde dat de Sovjet-Unie werd uitgeput met een wapenwedloop, maar ook in de jaren dertig al. Was hij niet veel militanter dan u hem presenteert?
‘De Kadt heeft die kant ook, dat is waar. Dat is de paradox van die man. En met de Sovjet-Unie kreeg hij nog gelijk ook. De Kadt had er echter geen oog voor dat die Koude Oorlog onszelf ook perverteerde, dat we slaafse atlantici werden. Hij zat zelf gevangen in een wij-zijdenken. Net als de PVV, die daarin bijna op zijn eigen vijand gaat lijken. De PVV wil de islam bestrijden en wil daarvoor haast een Hollandse sharia invoeren.
Een wij-zijdenken bij links? Ja, dat bestaat. Maar we hébben ook een vijand: het populisme. De grote vraag is: hoe kunnen we het bestrijden zonder erop te gaan lijken? Je wilt aan de macht komen, want anders blijft de tegenstander aan de knoppen zitten. Maar macht corrumpeert. Bij Halsema zag ik die spanning; ze moest macht uitstralen om meer gedaan te krijgen, maar dat vond ze heel lastig. Maar we kunnen niet zonder machtswil en strijdvaardigheid als we onze zwakke, relatieve waarden willen uitdragen. De Kadt pleitte voor een “actief relativisme”. We moeten bijna net zo erg worden als onze tegenstander. Bijna. In de buitenlandse betrekkingen zullen we dus bereid moeten zijn in het hoogste geweldsspectrum te opereren, zoals meedoen aan de gewapende interventie tegen Kadhafi in Libië. “De middelen van het minste kwaad kiezen” noemt de Canadees Ignatieff dat.’
Hoe ziet zo’n actief relativisme er in ons eigen land uit?
‘De Kadt schrijft dat we de krachten van matiging moeten verzamelen om een vuist te maken tegen het absolutisme. In het geval van de islam zou hij op zoek gaan naar de gematigden onder de moslims. Je kunt denken aan het bevorderen van een Europese, liberale islam.
De Kadt was ook altijd bereid om van zijn tegenstanders te leren. Van het fascisme leerde hij dat de cultuur verdedigd moet worden, en dat daar een elite voor nodig is. Het had met het Führer-principe weliswaar een geperverteerde elite, maar het was wel een antwoord op een reëel probleem. Ook wij democraten zouden veel meer moeten gaan nadenken over de rol van de elite binnen de democratie en over de functie van leiderschap.
Ik zou zelf meer dualisme willen zien tussen uitvoerders en bestuurders. Dat kan bijvoorbeeld door bewindspersonen direct te laten kiezen. Dan krijg je mediageniekere leiders. De populisten hebben daar al veel oog voor, alleen liberale democraten nog niet. Onze celebritycultuur met z’n fans en volgelingen is niet alleen maar negatief; daar kun je gebruik van maken. Directe verkiezingen zouden het profiel versterken van een burgemeester en ook van een staatshoofd.’
Directe verkiezingen? De Kadt zou zich omdraaien in zijn graf.
‘Dat weet ik niet. Hij heeft natuurlijk nooit het mediatijdperk gezien en heeft zich nooit uitgesproken over de celebritycultuur. Dat is een nieuwe uitdaging waar democraten nu voor staan. Hoewel hij inderdaad wel minachting had voor de boze massa. Ik deel die minachting niet. Mensen kunnen echt wel stemmen op een persoon die ze tegen durft te spreken – kijk naar Fortuyn. Mensen stemmen op personen met krachtige verhalen en sterke overtuigingen. Het tweede wat ik van de populisten leer is dat de elite nooit helemaal te vertrouwen is. Een democratie neigt altijd naar een oligarchie. Dat is onvermijdelijk, daarom moet je altijd tegenkrachten inbouwen. Maar het volk is ook niet helemaal te vertrouwen. Dat is de fout van het populisme. Ik wil niet alleen het volk of de elite aan de macht. Ze moeten elkaar in het gareel houden.’
Jacques de Kadt (1897-1988) was politicus en essayist. In de jaren twintig was hij actief communist, maar hij botste al snel met het dictatoriale karakter van de partij en sloot zich toen kortstondig aan bij de SDAP. In deze hele periode was hij de strijdvaardige oprichter van verschillende tijdschrijften en splinterpartijen. Tegen het eind van de jaren dertig ontpopte hij zich als anticommunist en antifascist. Na de oorlog werd hij Kamerlid voor de PvdA en werd hij bekend om zijn felle en beledigende artikelen. Toen Nieuw Links de overhand kreeg, raakte hij teleurgesteld in zijn partij, die hij in 1970 verliet.
Lees Ronald Havenaar over Jacques de Kadt op www.tirade.nu