‘Zijn ene helft gelooft, bidt, vast en gaat op bedevaart. De andere helft doet deze waarden teniet in banken, rechtbanken en op straat.’ Over de gespletenheid van de islam.
De toekomstige biograaf van Mohammed B. kan zich veel hoofdbrekens besparen door het werk van de Egyptische schrijver Nagieb Mahfouz te plagiëren. Zo kan het volgende citaat probleemloos worden overgenomen als karakterisering van het dagelijks leven van de geboren Amsterdammer, vóór zijn bekering tot de extremistische islam.
‘Hij leidt een eigentijds […] leven. Hij gehoorzaamt het burgerlijk en het strafrecht van westerse oorsprong en is verwikkeld in een complex netwerk van sociale en economische transacties, zonder dat hij ooit zeker weet of deze […] in overeenstemming zijn met zijn islamitische levensovertuiging.’ Totdat hij op een vrijdag de imam hoort en oude twijfels de kop opsteken, schrijft Mahfouz. ‘Hij realiseert zich dat hij een gesleten persoonlijkheid heeft ontwikkeld. Zijn ene helft gelooft, bidt, vast en gaat op bedevaart. De andere helft doet deze waarden teniet in banken, rechtbanken en op straat, zelfs in bioscopen en theaters, misschien zelfs wel thuis bij zijn familie voor de tv.’
Het is een treffende beschrijving van de ongerijmdheid van een ontluikend religieus bewustzijn binnen de alledaagse realiteit van een westerse moderniteit. De Syrische filosoof Sadik Al-Azm vestigt dan ook volkomen terecht de aandacht op het werk van Mahfouz in zijn essay ‘Islam en secularisatie’, dat al in 1996 in het Nederlands is vertaald. Het is nu opnieuw verschenen in de essaybundel Religie en moderniteit, waarin naast Al-Azm ook de Iraanse filosoof Abdulkarim Soroush en de Marokkaanse sociologe Fatima Mernissi zijn vertegenwoordigd. Tegelijkertijd verscheen van Al-Azm een heruitgave van De tragedie van de duivel, waaraan zijn essay over islam en secularisatie is toegevoegd. Beide publicaties vloeien voort uit de toekenning van de prestigieuze Erasmusprijs aan deze ‘kritische, onafhankelijke en moedige’ denkers.
Verlichtingsacrobatiek
Wat hebben deze auteurs ons nu te bieden? Wat vertellen ze ons over de dilemma’s van de Mohammed B.’s in ons midden?
Wat vooral opvalt is de verschillende wijzen waarop het thema ‘religie en moderniteit’ is aangepakt. Mernissi is de minst ontwikkelde denker. Zij stelt eenvoudigweg dat er geen tegenstellingen bestaan tussen islam en moderniteit. Ze projecteert westerse modernistische overtuigingen op de islamitische geschiedenis, en knipt en plakt en marchandeert totdat deze op het oog met elkaar in overeenstemming zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij een rolmodel vervult voor veel moderne moslima’s, die willen emanciperen zonder hun religie te verloochenen en in de profeet koste wat kost een feminist avant la lettre willen zien. Zoals het ook niet toevallig is dat Mernissi de enige is van de drie auteurs, die het werken in eigen regio niet onmogelijk is gemaakt.
De Iraniër Soroush is te intelligent voor de opzichtige Verlichtingsacrobatiek van Mernissi, maar ook hij weet niet aan de innerlijke tegenstrijdigheden te ontkomen waarin iedere theoreticus die modernisme en religie met elkaar tracht te verzoenen, onherroepelijk gevangen lijkt te raken. In zijn essay ‘De betekenis en essentie van secularisme’ stelt Soroush dat secularisme binnen de islam geen onmogelijkheid is, mits een strikte scheiding wordt aangebracht tussen een rationele staat en een onaantastbaar, heilig geloof. ‘Als de politiek ontheiligd wordt (wanneer het rationeel en wetenschappelijk wordt) terwijl de religie heilig blijft, dan zijn beide natuurlijk van elkaar gescheiden.’
Dat klinkt aannemelijk. Probleem is echter dat Soroush eerder stelde dat aan het seculariseren van de staat de verwetenschappelijking van de natuurvorsing vooraf is gegaan. Hoe verwetenschappelijk je die natuurvorsing wanneer religie (en daarmee een religieuze visie op natuurverschijnselen) heilig en dus onaantastbaar blijft? Ergens moet een begin worden gemaakt met ontheiliging van religie om tot een bepaalde mate van maatschappelijk secularisme te komen. Soroush biedt voor dit vraagstuk geen oplossing omdat hij uiteindelijk, net als Mernissi, zowel moderniteit als religie, de kool en de geit, wil sparen.
De Syriër Sadik Al-Azm geeft blijk van een meer pragmatische visie. Nergens valt hij de islam direct aan, maar hij erkent de essentiële tegenstelling tussen geloofsbronnen en moderne verworvenheden. Zo geeft hij impliciet aan, door middel van het koranhoofdstuk ‘het gesternte’, dat de heilige teksten uitgaan van een fundamentele ongelijkheid tussen man en vrouw. Maar, stelt hij, dit betekent niet dat er zoiets bestaat als een onveranderlijke homo islamicus die ‘altijd, onder welke omstandigheden dan ook en ongeacht de aard en de grootte van de historische veranderingen waar hij mee te maken krijgt, bepaalde kenmerken moet houden.’
Al-Azm concludeert in feite dat een praktiserend moslim, die volledig wil functioneren in een moderne, westers georiënteerde maatschappij, moet leren schipperen met zijn tradities. Het tragische is dat de Mohammed B.’s in ons midden juist hiertoe niet in staat blijken te zijn.
Religie en moderniteit, door Fatima Mernissi, Sadik Al-Azm en Abdulkarim Soroush, uitg. De Geus, Breda 2004, 249 blz., € 18,90
De Tragedie van de Duivel. Op weg naar een liberale islam, door Sadik Al-Azm, uitg. Van Gennep, Amsterdam 2004, 288 blz., € 22,50