In België gaan stemmen op die pleiten voor een splitsing van het land. Politiek filosoof en Belg David Janssens buigt zich over ‘de’ Belgische identiteit en vraagt zich af wanneer een land niet meer bestaat.
Wanneer houdt een land op te bestaan? Als na verkiezingen er nauwelijks een kabinet valt te formeren, omdat de verschillen tussen de partijen onoverbrugbaar zijn? Dan zouden veel landen regelmatig in de gevarenzone zitten. Maar wat als de winnaar, formateur en beoogd minister-president wordt gewantrouwd, niet zo zeer vanwege zijn politieke ideeën, maar omdat hij er van wordt verdacht slechts één deel van de natie te vertegenwoordigen? Formateur Yves Leterme, voormalig Vlaamse eerste minister en voorman van de grote winnaar CD&V wordt in Wallonië niet vertrouwd. Juist nu men aan Vlaamse kant vindt dat het toekomstige kabinet nu eens geen water bij de wijn moet doen en een aantal Vlaamse eisen moet inwilligen. Het gevolg: ook na aftastende gesprekken van ‘koninklijke verkenner’ Herman Van Rompuy (CD&V) wil het maar niet vlotten met de Belgische kabinetsformatie. Op de achtergrond groeien de geluiden voor afscheiding. Het fakeverslag van de Waalse omroep, met daarin het breaking news dat Vlaanderen zich eenzijdig onafhankelijk had verklaard, ligt nog vers in het geheugen.
Volgens politiek filosoof David Janssens (Universiteit van Tilburg) is het gezien de verkiezingsuitslag ‘in de sterren geschreven’ dat het een moeizame formatie zou worden. ‘Met name aan Vlaamse kant is gestemd vanuit het idee dat er nu eindelijk werk gemaakt moet worden van een aantal communautaire [verhoudingen tussen de gewesten Vlaanderen, Wallonië en Brussel, JvdW] dossiers, waarbij zij niet meer bereid zijn tot compromissen. Een aantal Vlaamse politici heeft reeds – vaak tussen de regels door – aangegeven dat we misschien moeten denken aan een splitsingsscenario, als de formatie niet lukt en de Walen weigeren aan de Vlaamse eisen te voldoen. Te denken valt aan een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Vlaanderen of een “overeenkomst om niet langer overeen te komen” naar Tjechoslowaaks idee. Dit zijn kleine tekenen die ons met een Vlaams spreekwoord leken te vertellen dat “de geesten rijp zijn”: het onderwerp is niet langer onbespreekbaar. Aan de Franstalige kant leeft dit idee minder omdat het Belgicisme daar groter is dan in Vlaanderen. De kans dat Wallonië zich onafhankelijk verklaart is te verwaarlozen.’
Nu kan eindeloos gespeculeerd worden over staatsrechtelijke ‘splitsingsscenario’s’, maar in hoeverre ‘bestaat’ België nog op het moment dat haar burgers zich niet meer herkennen in hun land? Janssens: ‘Wanneer houdt een land op te bestaan? Wat België betreft lijkt de vraag eerder: wanneer begint een land te bestaan? Heeft het überhaupt ooit een volwaardig bestaan geleid? Voor veel – vooral nationalistische, maar niet per se extreemrechtse – Vlamingen heeft België altijd een schijnbestaan geleid. Voor hen is België een fictie. Vooral vanuit Franstalige hoek stribbelt men tegen en stelt men dat er sprake is van een duidelijke Belgische traditie: dat de werkelijkheid de idealen heeft gevolgd. Er is een revolutie geweest, gevolgd door een grondwet – die heel sterk door de belangen van het toenmalige Franstalige establishment werd bepaald – en daarna zou een cultuur zijn ontstaan die beschouwd kan worden als dé Belgische identiteit. Maar als je daar vervolgens de vinger op probeert te leggen, wordt het mistig. Bestaat deze identiteit uit bier, chocola en de Rode Duivels, zoals onlangs werd gesuggereerd in De Standaard?’
‘Door de lange duur van de kabinetsformatie merk je dat beide kanten polariseren. Natuurlijk ook door de media: woorden als “separatisme” en “afscheiding” zorgen er nu eenmaal voor dat er meer kranten worden verkocht. Dit heeft zijn effect op de publieke opinie, waardoor de vraag rijst of er ooit een eenheid heeft bestaan in België.’ De eenheid van een politieke gemeenschap is nooit bij zichzelf aanwezig, legt Janssens uit. ‘De eenheid bestaat enkel bij gratie van een bepaalde representatie, dat wil zeggen dat deze altijd vertegenwoordigd moet worden door iets of iemand. Als het goed is herkennen mensen zich in deze representatie: niet alleen in de politiek, maar ook in allerlei andere maatschappelijke instellingen en dominante symbolen, zoals het Belgische koningshuis en Brussel als “hoofdstad van Europa”. Zolang mensen zich in die symbolen herkennen en hun eigen verhaal eraan kunnen ophangen, bestaat zo’n gemeenschap. Op het moment dat zij zich niet langer in deze representatie herkennen, zou je kunnen stellen dat de gemeenschap niet langer bestaat. Het is kenmerkend voor België dat met name die symbolen altijd een twistappel zijn geweest tussen de gemeenschappen.’
dEUS
Beschouwt Janssens zich allereerst als Belg of presenteert hij zich liever als Vlaming? ‘Ik heb de neiging mijzelf eerst als Belg te introduceren en pas daarna als Vlaming. Men zegt wel eens dat het feit dat België gedurende haar “bestaan” constant is binnengevallen en platgewalst door ongeveer al haar buurlanden, een bepaalde attitude heeft voortgebracht die duidelijk verschilt van alle omringende landen. Vooral op cultureel vlak lijkt de Belgische identiteit te bestaan: van bekende artiesten als Jacques Brel of popgroepen als dEUS en Vive La Fête is het onmogelijk om ze als “Vlaams” of “Waals” te bestempelen. Ik kan ze niet anders dan Belgisch noemen. De Belgische identiteit, voor zover ze bestaat, is vooral praktisch en wordt pas echt zichtbaar als je de grens oversteekt. Maar in politiek opzicht blijft ze problematisch.’
‘Wat betreft mijn Vlaamse identiteit: ik ben geen typische Vlaming. Ik heb lange tijd in Brussel gewoond en gestudeerd en heb altijd contacten onderhouden met Franstaligen. Toch ben ik me er op een bepaald moment van bewust geworden wat het is om Vlaming te zijn. Bij de bank en andere openbare diensten kon je nauwelijks terecht in het Nederlands. Dat was zeer pijnlijk: het deed me denken aan apartheid. Op een reactieve manier werd ik mij bewust van mijn Vlaamse identiteit: je bent Vlaming omdat je gediscrimineerd wordt, omdat je een minderheid bent en omdat niemand je taal spreekt. Het Vlaams nationalisme heeft totnogtoe teveel de neiging om de Vlaamse identiteit op die reactieve manier te beleven en uit te dragen, in plaats van een positieve invulling te geven aan wat het is om Vlaming te zijn. Een Vlaming is tot nader order vooral niet-Franstalig, niet-Waal en niet-Belgisch. Ik vind dat te mager. Voorlopig wil ik de Belgische identiteit daarom nog een kans geven: het is wellicht onwaarschijnlijk, maar niet helemaal ondenkbaar dat er iemand opstaat die de Belgische identiteit zodanig onder woorden kan brengen dat zowel Walen als Vlamingen zich er in herkennen.’