Home Politiek Coen Simon: ‘We praten op een armzalige manier over gevoelens’
Politiek

Coen Simon: ‘We praten op een armzalige manier over gevoelens’

Door Marianne van Dijk op 22 maart 2011

Cover van 03-2011
03-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Wie diepzinnig wil zijn, blijft aan de oppervlakte, betoogt filosoof-schrijver Coen Simon. Probeer niet alles wetenschappelijk te verklaren, maar speel je spel.

Advocaat Bram Moszkowicz verbaasde het publiek door tijdens het Wilders-proces een hedendaagse Nederlandse filosoof aan te halen: Coen Simon. De tekst waarnaar Moszkowicz verwees, valt te lezen in Simons nieuwste boek En toen wisten we alles. Hierin noemt Simon (1972) het Wilders-proces als typisch voorbeeld van een gebrek aan gevoel voor spel. ‘Het recht zelf, de wet, is nooit genoeg om rechtvaardigheid te bereiken; dat vereist ook een prudente houding van rechters en advocaten. Je kunt je houden aan de letter van de wet, en dan toch de geest van de rechtsstaat corrumperen.’ Dat is wat Simon Moszkowicz aanrekent: vermomd als advocaat van Wilders treedt hij voortdurend buiten het speltoneel van de rechtszaal, om in televisieprogramma’s het werk van de rechters verdacht te maken. Dat is niet bij wet verboden, maar doet wel afbreuk aan het spel. Wilders maakt op zijn beurt de rechtsstaat verdacht: ‘Als ik niet word vrijgesproken hebben miljoenen Nederlanders – terecht, denk ik – geen vertrouwen meer in de rechterlijke macht.’ In plaats van het spel mee te spelen, beticht hij volgens Simon zijn medespelers van vals spel.

Minder graven

In essays over bijvoorbeeld roken, de liefde, het koningshuis, dierenrechten en geluk richt Simon bovendien zijn pijlen op de wetenschappelijke manier waarop we over onszelf spreken. In plaats daarvan moeten we meer leven ‘aan de oppervlakte’, zoals Simon het noemt. ‘De ondertitel van het boek is een pleidooi voor oppervlakkigheid, omdat ik pleit voor minder graven naar wat er achter de dingen zit. Ik wil niet inzoomen op de mens zoals de wetenschappen dat doen, via statistieken, breinscans, genetisch onderzoek en wat al niet, maar ik wil op het niveau blijven waarop we in ons dagelijks leven kijken. Daarvoor had ik ook de term “gezond verstand” kunnen gebruiken, maar het woord “oppervlakkig” benadrukt dat je voor vragen als “wat is geluk?” en “hoe moeten we recht spreken?” altijd beperkt bent in de toegang tot de feiten en de hoeveelheid tijd die je hebt om een vraag te beantwoorden.’

Het nadeel van het zoeken naar wetenschappelijke waarheid is volgens Simon dat het onze persoonlijke ervaring ondermijnt. ‘We praten op een armzalige manier over gevoelens, bijvoorbeeld als het gaat over geluk. Sociologen, psychologen en economen menen dat zoiets simpelweg te meten valt en uit te drukken is in een cijfer. Er worden bovendien verstrekkende conclusies aan verbonden, zoals dat mensen met kinderen minder gelukkig zijn. Dat mensen individueel toch het idee hebben blij te zijn met kinderen is jammer voor de feiten. Daar hebben de onderzoekers een theoretische uitweg voor gevonden: dat komt doordat ze geloven dat ze gelukkig worden van kinderen. Maar is geloven dat je gelukkig bent niet genoeg om gelukkig te zijn? Het is kenmerkend voor deze tijd dat we minder hechten aan onze ervaring dan aan de harde feiten van de wetenschap.’

Politiek spel

De plek waar oppervlakkigheid het best te zien is, is de politieke arena, aldus Simon. Daar moet uit een diversiteit van meningen een oplossing gekozen worden, zonder dat de betrokkenen alles kunnen weten. Een politicus moet het doen met de kennis die hij op dat moment heeft. Bovendien heeft hij slechts beperkt de tijd om tot een keuze te komen. Omdat hij geen ruimte heeft om te graven onder de oppervlakte en daarmee alles te onderzoeken, moet hij weten hoe het politieke spel te spelen. De politiek vraagt om expertise op het gebied van oppervlakkigheid.

Tegenwoordig, zo vindt Simon, wordt het aloude theater van de politiek echter verstoord doordat Kamerleden voortdurend zitten te twitteren. Dat roept de vraag op wanneer je een spel of traditie als in dit geval dat van de Tweede Kamer mag aanpassen. Simon: ‘Dat kan als het publiek anders niet meer in de illusie of het spel gelooft. Het verhaal van God, bijvoorbeeld, bleek op een gegeven moment niet meer geloofwaardig voor een groot deel van onze samenleving. En op een kleiner niveau: met de komst van kunstgras bij hockey ging de bal zoveel sneller over het veld dat om het spelplezier te handhaven ook daar de regels moesten worden veranderd.’

Of Moszkowicz dat begrijpt, betwijfelt Simon. Hij is dan ook niet zijn ideale lezer. ‘Voor hem is het boek niet bedoeld, maar het zou mooi zijn als onze parlementariërs het lazen.’