Home Britta Böhler: ‘De rechtsstaat lijkt niet af te brokkelen, ze is al in verval’

Britta Böhler: ‘De rechtsstaat lijkt niet af te brokkelen, ze is al in verval’

Door Ralf Bodelier op 26 maart 2013

07-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

De Nederlandse rechtsstaat brokkelt af. Politici bemoeien zich met rechterlijke uitspraken, blijken de wet niet te kennen of plaatsen eigen normen en waarden boven de rechtsstaat. Strafrechtadvocate Britta Böhler schreef er een kritisch boek over. ‘Onder het mom van strijd tegen criminaliteit en terrorisme offert dit kabinet de meest fundamentele rechten van individuen op.’

Britta Böhler is bezorgd. Meer dan twee eeuwen waren nodig om onze rechtsstaat te vestigen. Om de scheiding tussen kerk en staat door te voeren. Om de vrijheid en gelijkheid van alle burgers juridisch te verankeren. En om een effectieve controle op de overheid te organiseren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

En nu? Nu staan al die verworvenheden onder druk, zegt Böhler. Nee, de rechtsstaat lijkt niet af te kalven. Ze kalft af. Wat tal van incidenten lijken, blijkt een trend. Van het uitleveren van Nederlandse verdachten aan de VS tot de dubieuze rechtszaken tegen Rotterdamse extremisten. Althans wanneer je doet wat Böhler deed: een aantal van die incidenten verzamelen en in hun onderling verband presenteren. Deze maand verschijnt haar boek Crisis in de rechtsstaat. Een boek over ‘spraakmakende zaken en verborgen processen’.

Britta Böhler (1960) is Duitse, studeerde rechten en filosofie, promoveerde cum laude in Freiburg en vestigde zich in 1991 als advocaat in Nederland. In 1999 verscheen ze voor het eerst in het nieuws toen ze de verdediging op zich nam van de Koerdische PKK-leider Abdullah Öcalan. Vervolgens formuleerde ze de aanklacht tegen Jorge Zorreguieta, de vader van Maxima. Ze was nauw betrokken bij de bizarre uitzetting van de Iraakse Mullah Krekar naar Noorwegen, verdedigde de Fortuynmoordenaar Volkert van der G. en doet dat nu opnieuw met de vrouwen die ketchup gooiden naar minister Verdonk.

Toeval is het natuurlijk niet, dat juist Britta Böhler deze processen doet. Ze noemt zichzelf ‘politiek advocate’. Haar tegenstanders – en sinds haar verdediging van Volkert van der G. zijn dat er veel – vertalen deze omschrijving unaniem als ‘linkse advocate’. Geheel ongelijk hebben ze niet, want Böhler windt geen doekjes om haar politieke voorkeuren. Ze stemt al jaren op de sociaal-democratische SPD, was voorzitter van Greenpeace en werkt bovendien samen met advocaten die hun sporen verdienden in de verdediging van krakers en radicale milieuactivisten. Maar de titel ‘politiek advocate’ voert ze vooral omdat ze ook mensen verdedigt die omwille van hun politieke ideeën in de verdrukking staan. En daarbij doet het er minder toe of die politieke ideeën links of rechts zijn. Nee, mensen uit het extreem-rechtse kamp stond ze nog nooit bij. ‘Maar stél dat zonder vorm van proces een grote groep neonazi’s in Guantanamo Bay zou worden gedetineerd enkel omdat ze neonazi’s zijn. Dan zou ik ook hún verdediging op me nemen.’

Hoewel Crisis in de rechtsstaat allesbehalve is geschreven als een chronique scandaleuse heeft het boek veel in zich om menig gezagsdrager het vuur aan de schenen te leggen. Ook al speelt Böhler nooit op de man, met name ministers uit het kabinet-Balkenende krijgen het voor de kiezen. Ook het blazoen van voormalig premier Kok of koningin Beatrix wordt er niet smettelozer op. Want allen blijken, als het hen zo uitkomt, de rechtsstaat aan hun laarzen te lappen.

Eén voorbeeld uit honderden. Na zijn aanslag op Pim Fortuyn belandde Volkert van der G. in voorarrest. Daarbij werd hij onderworpen aan permanent cameratoezicht. Want Justitie was bang dat Van der G. een einde aan zijn leven zou maken. En in zo’n geval is cameratoezicht in de cel inderdaad toegestaan. Een keur aan psychiaters, psychologen en vertrouwensartsen bevestigden echter meerdere malen dat Van der G. helemaal geen zelfmoordplannen hád. En in zo’n geval staat de wet permanent cameratoezicht niet toe.

Bovendien werd Van der G. onderworpen aan een ‘extra beveiligd regime’. Zijn bewegingsruimte en sociale contacten werden tot het absolute minimum teruggebracht. Dergelijke regimes zijn echter strafmaatregelen voor bijzonder agressieve gevangenen. En opnieuw was daar bij Van der G. geen sprake van. Deze regels bleken in zijn geval van generlei waarde. Tot twee maal toe produceerde minister Donner zelfs ‘ministeriële aanwijzingen’ om het strenge voorarrest van Van der G. te legitimeren.

In een rechtsstaat moeten alle gevangenen echter op dezelfde manier worden behandeld, ook al heten ze Volkert van der G. Bovendien verander je gedurende het spel de regels niet. En zeker niet voor één geval. Böhler: ‘Hoe verschrikkelijk men een misdrijf ook mag vinden, een rechtsstaat kan én mag hierop alleen maar reageren met behoud van alle rechtsstatelijke normen. Gelegenheidswetgeving, zoals de Volkert-regelingen, hoort in een rechtsstaat niet thuis.’

Die Volkert-regelingen zijn maar één voorbeeld. Het aantal incidenten dat u noemt is indrukwekkend. Rechtvaardigen deze nu ook uw centrale stelling dat de rechtsstaat in crisis is?
‘Jazeker. Pas wanneer je alles eens op een rijtje zet, zie je hoe aan de rechtsstaat wordt getornd. We lijken het soms niet meer te beseffen, maar de rechtsstaat staat bóven de overheid en boven de politiek. Ze garandeert een aantal principes waar iedereen zich aan heeft te houden. Dat je álle burgers in vrijheid en gelijkheid moet behandelen, bijvoorbeeld. Of dat je de overheid moet controleren. Met dergelijke uitgangspunten mag je niet marchanderen. En dat is nu precies wat de laatste tien jaar gebeurt. Onder het mom van strijd tegen criminaliteit en terrorisme offert met name dít kabinet de meest fundamentele rechten van individuen op.
Minister Donner zégt het trouwens ook. In een interview met Trouw: “Verdachten worden echt niet geboren met allerlei rechten. Wat is nog recht als je moet kiezen tussen enerzijds de bescherming van verdachten en anderzijds de bescherming van de samenleving tegen mensen die misdrijven willen plegen.” Deze manier van redeneren staat dus haaks op het rechtsstatelijk denken. Daarin hebben verdachten wel degelijk rechten. Daarin staat het recht zowel garant voor de bescherming van verdachten én de bescherming van de samenleving. Dat is niet de taak van een individuele minister.’

Minister Donner beroept zich op de problemen van onze tijd: onveiligheid op straat, dreiging van terrorisme. Sjoemelt niet elke overheid met de rechtsstaat in periodes waarin de samenleving onder druk staat, terwijl de rechtsstaat in rustiger tijd weer aan kracht wint?
‘Nee. De ervaring leert dat daarna weinig meer wordt teruggedraaid. Uw beeld van de golfbeweging voldoet helaas niet. Het is eerder vier stappen achteruit en één vooruit. Dat is wat we in Duitsland zagen in de tijd van de RAF. De bevoegdheden van politie en justitie werden enorm uitgebreid en vervolgens nooit meer ingekrompen.

U zegt overigens terecht dat minister Donner zich “beroept” op de problemen van deze tijd. Ik gelóóf namelijk niet dat hij tot zijn maatregelen gedwongen wordt door terrorismebestrijding en criminaliteit. Het lijkt erop dat dit kabinet simpelweg minder waarde hecht aan rechtsstatelijk denken. Voor zowel de VVD als het CDA lijkt de handhaving van rechtsstaat niet de hoogste prioriteit te hebben. VVD’ers staan in een traditie waarin de markt belangrijker is dan de staat. En de CDA’ers hechten minder belang aan de staat dan aan het christelijk geloof als cement van de samenleving. Bij hen geldt bovendien de “soevereiniteit in eigen kring”: de godsdienstige groep hoeft zich maar ten dele ondergeschikt te maken aan de staat.’

Het CDA-smaldeel van dit kabinet schijnt een bepaalde christelijke moraliteit, de beruchte ‘normen en waarden’ op de plaats van de rechtsstaat te zetten.
‘Dat acht ik zeker mogelijk. Wellicht acht minister Donner zijn morele uitgangspunten superieur aan de normen van de rechtsstaat. Het is overigens lastig om dit hard te maken, want niemand binnen dit kabinet zal ooit zeggen dat hij het belang van de rechtsstaat relativeert. Die wordt door iedereen erkend, hoe haaks de concrete politieke uitkomsten daar ook op staan.

Toch zag je heel duidelijk hoe die normen en waarden de boventoon voerden tijdens het debat over de satire. Daarin lieten Donner en Balkenende zich op bijzonder moralistische toon uit over satires op het koningshuis, terwijl ze heel goed weten dat de overheid zich daar niet mee heeft te bemoeien. De vrijheid van meningsuiting is een evident uitgangspunt van onze rechtsstaat. Natuurlijk is deze vrijheid niet onbeperkt. De wet kent een aantal bepalingen rond belediging of smaad. Desondanks menen de premier en de minister blijkbaar dat zij het gebruik van dit recht verder mogen beperken.’

Toch oppert Donner ook nog een andere mogelijkheid. Hij zegt met enige regelmaat dat ‘de mensen in dit land’ iets willen en dat hij daar rekening mee heeft te houden. Zo zou je bijvoorbeeld zijn zware regime tijdens het voorarrest van Volkert van der G. kunnen begrijpen. ‘De mensen’ wilden per se Van der G.’s motieven horen. Bovendien zagen ze hem het liefst gevierendeeld.
‘Daarmee zet je tegenover de rechtsstaat een achterhaald model van democratie. De meerderheid beslist dan over de minderheid. In ónze democratie gaat het echter ook om de bescherming van minderheden. Wie zijn bovendien “de mensen”? Dat is zoiets als “het volk”, en de mening van “het volk” waaiert alle kanten op. Ik hou niet van die termen. Enerzijds lijkt het alsof sommige politici zich in hun beslissingen door het volk laten leiden. Anderzijds blijken diezelfde politici zich nogal eens boven de massa te plaatsen. Ook dat zag je in het satiredebat. Toen waren “de mensen” van Donner en Balkenende plots dom en immoreel en moesten ze tot de orde worden geroepen.’

De enige partij die uw boek blijkbaar opkomt voor de rechtsstaat is de SP. Opmerkelijk, want de wortels van die partij liggen allesbehalve in een traditie die de rechtsstaat hoog heeft. In hoeverre functioneert uw kritiek op het verval van de rechtsstaat als kritiek op de politiek, in concreto op een rechtse politiek?
‘Wanneer u bedoelt dat ik onder het mom van de bescherming van de rechtsstaat linkse politiek wil voeren, vergist u zich. De kritiek op het verval van de rechtsstaat hoor je ook bij André Rouvoet van de ChristenUnie of bij Paul Cliteur, lid van de VVD. Gelukkig is de verdediging van de rechtsstaat nog geen exclusief linkse kwestie.
Dat neemt niet weg dat de SP én GroenLinks het meest kritisch zijn wanneer er weer aan de rechtsstaat wordt gepeuterd. Met name de PvdA reageert véél te lauw. Die partij lijkt ook gegrepen door het valse dilemma van ‘recht of veiligheid’. Dat is een gemiste kans voor zo’n grote oppositiepartij.’

Onlangs besmeurden twee vrouwen minister Verdonk met ketchup. In de Tweede Kamer ontstond rumoer omdat de rechter deze vrouwen met een dagvaarding naar huis stuurde. En wel omdat ze gedurende hun verhoor hun identiteit niet bekend hadden gemaakt. Nogal wat Kamerleden stelden vervolgens het zwijgrecht ter discussie. In het NRC schreef u ter reactie dat je met het inperken van het zwijgrecht de rechtsstaat in het geding brengt. Nu kun je alles wat je politiek niet aanstaat, natuurlijk in strijd noemen met de rechtsstaat.
‘Het zwijgrecht lijkt maar een klein onderdeeltje in de wet. Dat is het echter niet. Om te beginnen kan niemand geacht worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Stel dat je het zwijgrecht afschaft, zoals sommige Kamerleden suggereren, wat betekent dat dan? Kun je iemand vervolgens dwingen om te spreken? Ja, feitelijk kan dat. Daar hebben we in het verleden expertise in opgebouwd. Je legt iemand gewoon op de pijnbank en dan praat hij wel. Martelen is wat dat betreft bijzonder effectief. We weten echter ook dat iemand die gemarteld wordt álles zegt wat je van hem of haar verlangt. Ofwel, dat deze bekentenissen van nul komma nul waarde zijn. Dat is de gedachte achter het zwijgrecht. Wat die Kamerleden bovendien niet blijken te weten, is dat iemand die zwijgt net zo goed veroordeeld kan worden. Het zwijgrecht maakt iemand niet immuun voor rechtsvervolging, wel voor dwang.’

Die kritiek op het zwijgrecht klonk ook al in het proces tegen Volkert van der G. Toen was het vooral het LPF-kamerlid Schonewille die vond dat de verdachte geen recht had om te zwijgen…
‘En Schonewille voerde óók “het volk” op als legitimatie. “Het volk” zou recht hebben op verklaringen van Van der G. De pleidooien van dit kamerlid wijzen op nóg een interessant fenomeen. Politici bemoeien zich steeds vaker met de rechtsgang. Rond dat proces tegen Van der G. probeerden een aantal LPF-kamerleden het proces expliciet te sturen. Bovendien vond voormalig minister van Justitie Hilbrand Nawijn dat Van der G. de doodstraf moest krijgen. En minister Remkens noemde de achttien jaar voor Van der G. te weinig.

Dergelijke uitspraken kúnnen in een rechtsstaat niet. Alleen al omdat we een scheiding der machten hebben. De wetgevende macht, het parlement, en de uitvoerende macht, de regering, mogen de rechterlijke macht niet proberen te beïnvloeden. Ze moeten zelfs de schijn van beïnvloeding vermijden. Maar je kunt uit al die uitspraken ook opmaken hoe weinig serieus deze politici rechtsstatelijke beginselen nemen als het vermoeden van onschuld of het recht om te zwijgen. De rechtsstaat lijkt niet af te brokkelen. Ze is al in het geding. En niet alleen als advocaat maak ik me daar ernstige zorgen over.’

Britta Böhler, Crisis in de rechtsstaat. Spraakmakende zaken, verborgen processen, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam  2004,  € 17,95

Britta Böhler (1960) is Duitse, studeerde rechten en filosofie in Freiburg en promoveerde cum laude op de rechtsfilosofie van Gerhard Husserl (de zoon van Edmund). In 1991 verlegde zij haar werkterrein naar Nederland en sloot zich, midden jaren negentig, aan bij een advocatenkantoor dat nu bekend staat als Böhler, Franken, Koppe, de Feijter.