Home ‘Bravoure en grove generalisaties’

‘Bravoure en grove generalisaties’

Door Roger van Boxtel op 13 november 2012

02-2001 Filosofie magazine Lees het magazine

Trouw-redacteur Jaffe Vink signaleert in Brief aan mijn dochter een toenemende haat tussen autochto­nen en alloch­to­nen. Alloch­tonen zouden 'maling aan ons hebben'. In het vorige nummer van Filosofie Magazine reageer­den Mohamed Rabbae en Machiel Kars­kens. Dit keer het woord aan Roger van Boxtel, minister van Grote Ste­den- en Integratiebe­leid. Vink moppert 'met de bra­voure van degene die de verkeer­de jodenmop vertelt onder ver­melding van “dat moet toch kun­nen”.'

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

'Wie zou bij het lezen van zoiets zijn tranen kunnen bedwin­gen', zou Vergilius gezegd hebben bij het lezen van de machte­loze wanhoop van Jaffe Vink, die aan zijn dochter moet beken­nen dat hij ook niet meer weet in wat voor wereld we tegen­woordig leven.

De angst slaat hem om het hart als vier grote gelaarsde ara­bieren door zijn treincoupé kuieren en hij vermoedt een com­plot van wetenschappers, politici en journalisten om de crimi­naliteit en het geweld door allochtonen te verzwijgen.

Het enige wat Vink nog kan doen is om – tegen de dwang van de politieke correctheid in – zich de spreekbuis te maken van de gewone man, die zich door de door hem niet begrepen vreemde­lingen bedreigd voelt. En dat doet Vink met de bravoure van degene die de verkeerde jodenmop vertelt onder vermelding van 'dat moet toch kunnen'.

Vink leeft – zoals wij allemaal – in een wereld die zijn naoor­logse onschuld heeft verloren. Geweld, anomie, onvoor­spelbaar­heid, onduidelijkheid en de daarmee verbonden gevoe­lens van onveiligheid zijn kenmerken die zich opdringen aan hen die de overgang van de tijd na de oorlog naar het heden hebben meegemaakt. Het lijkt me evenwel weinig zinvol om die verwarring over te dragen aan de volgende generatie die heeft leren leven in een andere wereld, zeker wanneer het waargeno­men verval monocausaal wordt toegeschreven aan de komst van al die buitenlanders. Wie in de jaren zeventig hoopte dat de verbeelding aan de macht zou komen en daar nu weinig van terug vindt, moet daar niet anderen de schuld van geven maar zich­zelf. Bovendien hebben Reagan en Thatcher daar meer mee te maken dan die vier arabische jongens in de trein.

Evenwicht

De verwijten van Vink dat opiniemakers rampspoeden verzwijgen, zijn – zoals Mohammed Rabbae al schreef – onge­grond. In weinig landen is zoveel onderzoek gedaan naar alle aspecten van de aanwezigheid van allochtonen, inclusief de criminali­teit onder hen. De integratie van de nieuwkomers is niet probleemloos, maar het bestaan van het integratiebeleid is daarvan al de erkenning. Bovendien hebben we onlangs een zeer breed debat over multiculturaliteit en integratie ge­voerd.

Wie dan nog badinerend schrijft dat wetenschappers, journalis­ten en politici zich kennelijk nooit in de treincoupés bevin­den die het decor vormen voor het slagveld van de moleculaire burgeroorlog, laat zijn leven vergallen door de veronderstel­ling dat de allochtonen 'geen eerbied voor ons hebben' en 'wij zien het niet dat ze ons haten'.

Elke migratie veroorzaakt een verstoring van het evenwicht. Het door de overheid voorgestane integratiebeleid bedoelt niet het oude evenwicht te herstellen maar wil een nieuw evenwicht totstandbrengen, met het vasthouden aan een aantal basis­waar­den zoals die zijn vastgelegd in onze Grondwet.
 
De situatie ligt anders in de Verenigde Staten en ik kan mij zeker niet vinden in alle punten van het programma van George W. Bush, maar een alinea van zijn inaugurale rede sprak mij erg aan: 'America has never been united by blood, birth or soil. We are bound by ideals that move us beyond our back­grounds. (..) Every child must learn these principles. Every citizen must uphold them. And every immigrant, by embracing these ideals, makes our country more, not less, American.'

In de feodale, absolutistische of totalitaire staat woonden onderdanen. Hun sociale en geografische plaats werd bepaald door de machthebbers. In een vrije en democratische wereld wordt onze vrijheid slechts beperkt door de vrijheid van anderen. De wederzijdse acceptatie, het geven en nemen, is wat wij onder beschaving verstaan. Het integratieproces is een proces van intermenselijke interactie. Wij moeten er dus in de eerste plaats voor zorgen dat we elkaar verstaan. En daar waar de vrijheid van de een door de ander als onvrijheid, als last of erger: als onveiligheid wordt ervaren, moet de gemeen­schap – burgers en overheid – oplossingen aandragen en waar nodig grenzen stellen en handhaven.

Wanneer daar frictie bestaat – en dat dit het geval is, wordt door niemand betwijfeld – mag en moet de burger de overheid en de overheid de burger, dus zeker ook de allochtone burger, aanspreken.

'Wij' en 'zij'

Dat daarbij in een verkeerde – of misschien: niet meer passen­de – traditie van gedogen soms fouten worden gemaakt, valt niet te ontkennen. Evenmin als het gegeven dat een grote gevoeligheid voor het belang van tolerantie soms heeft geleid tot het verwijt van onverschilligheid. Maar om dat nu om te laten slaan tot grove generalisaties over al­lochtonen is volstrekt ongepast.

Vink noemt een verkrachting in Delft waarbij zes Afrikaanse verdachten betrokken waren. Elke verkrachting is verschrikke­lijk. Wil Vink suggereren dat een verkrachting door Afrikanen nog erger is? Is een moord door een allochtoon op een Neder­lands meisje erger dan de uitingen van zinloos geweld door autochtone daders? Wordt – in het algemeen – het gevoel van onveiligheid teweeg gebracht omdat er geweld wordt gepleegd, of omdat allochtonen geweld plegen? Ziet Vink liever een groep blanke hooligans door zijn treincoupé trekken dan die arabi­sche jongens?

Vink vermoedt bij allochtonen de afwezigheid van respect voor 'ons' en probeert dat zijn dochter ook aan te praten. Over onveiligheid, zinloos geweld, normverval en het gebrek aan integratie van sommige nieuwkomers maken wij ons allen zorgen en pogen daar naar beste weten wat aan te doen. De scheiding tussen 'wij' en 'zij' die Vink daarin injecteert maakt die poging een stuk moeilijker.