Trouw-redacteur Jaffe Vink signaleert in Brief aan mijn dochter een toenemende haat tussen autochtonen en allochtonen. Allochtonen zouden 'maling aan ons hebben'. In het vorige nummer van Filosofie Magazine reageerden Mohamed Rabbae en Machiel Karskens. Dit keer het woord aan Roger van Boxtel, minister van Grote Steden- en Integratiebeleid. Vink moppert 'met de bravoure van degene die de verkeerde jodenmop vertelt onder vermelding van “dat moet toch kunnen”.'
Dit artikel is exclusief voor abonnees
'Wie zou bij het lezen van zoiets zijn tranen kunnen bedwingen', zou Vergilius gezegd hebben bij het lezen van de machteloze wanhoop van Jaffe Vink, die aan zijn dochter moet bekennen dat hij ook niet meer weet in wat voor wereld we tegenwoordig leven.
De angst slaat hem om het hart als vier grote gelaarsde arabieren door zijn treincoupé kuieren en hij vermoedt een complot van wetenschappers, politici en journalisten om de criminaliteit en het geweld door allochtonen te verzwijgen.
Het enige wat Vink nog kan doen is om – tegen de dwang van de politieke correctheid in – zich de spreekbuis te maken van de gewone man, die zich door de door hem niet begrepen vreemdelingen bedreigd voelt. En dat doet Vink met de bravoure van degene die de verkeerde jodenmop vertelt onder vermelding van 'dat moet toch kunnen'.
Vink leeft – zoals wij allemaal – in een wereld die zijn naoorlogse onschuld heeft verloren. Geweld, anomie, onvoorspelbaarheid, onduidelijkheid en de daarmee verbonden gevoelens van onveiligheid zijn kenmerken die zich opdringen aan hen die de overgang van de tijd na de oorlog naar het heden hebben meegemaakt. Het lijkt me evenwel weinig zinvol om die verwarring over te dragen aan de volgende generatie die heeft leren leven in een andere wereld, zeker wanneer het waargenomen verval monocausaal wordt toegeschreven aan de komst van al die buitenlanders. Wie in de jaren zeventig hoopte dat de verbeelding aan de macht zou komen en daar nu weinig van terug vindt, moet daar niet anderen de schuld van geven maar zichzelf. Bovendien hebben Reagan en Thatcher daar meer mee te maken dan die vier arabische jongens in de trein.
Evenwicht
De verwijten van Vink dat opiniemakers rampspoeden verzwijgen, zijn – zoals Mohammed Rabbae al schreef – ongegrond. In weinig landen is zoveel onderzoek gedaan naar alle aspecten van de aanwezigheid van allochtonen, inclusief de criminaliteit onder hen. De integratie van de nieuwkomers is niet probleemloos, maar het bestaan van het integratiebeleid is daarvan al de erkenning. Bovendien hebben we onlangs een zeer breed debat over multiculturaliteit en integratie gevoerd.
Wie dan nog badinerend schrijft dat wetenschappers, journalisten en politici zich kennelijk nooit in de treincoupés bevinden die het decor vormen voor het slagveld van de moleculaire burgeroorlog, laat zijn leven vergallen door de veronderstelling dat de allochtonen 'geen eerbied voor ons hebben' en 'wij zien het niet dat ze ons haten'.
Elke migratie veroorzaakt een verstoring van het evenwicht. Het door de overheid voorgestane integratiebeleid bedoelt niet het oude evenwicht te herstellen maar wil een nieuw evenwicht totstandbrengen, met het vasthouden aan een aantal basiswaarden zoals die zijn vastgelegd in onze Grondwet.
De situatie ligt anders in de Verenigde Staten en ik kan mij zeker niet vinden in alle punten van het programma van George W. Bush, maar een alinea van zijn inaugurale rede sprak mij erg aan: 'America has never been united by blood, birth or soil. We are bound by ideals that move us beyond our backgrounds. (..) Every child must learn these principles. Every citizen must uphold them. And every immigrant, by embracing these ideals, makes our country more, not less, American.'
In de feodale, absolutistische of totalitaire staat woonden onderdanen. Hun sociale en geografische plaats werd bepaald door de machthebbers. In een vrije en democratische wereld wordt onze vrijheid slechts beperkt door de vrijheid van anderen. De wederzijdse acceptatie, het geven en nemen, is wat wij onder beschaving verstaan. Het integratieproces is een proces van intermenselijke interactie. Wij moeten er dus in de eerste plaats voor zorgen dat we elkaar verstaan. En daar waar de vrijheid van de een door de ander als onvrijheid, als last of erger: als onveiligheid wordt ervaren, moet de gemeenschap – burgers en overheid – oplossingen aandragen en waar nodig grenzen stellen en handhaven.
Wanneer daar frictie bestaat – en dat dit het geval is, wordt door niemand betwijfeld – mag en moet de burger de overheid en de overheid de burger, dus zeker ook de allochtone burger, aanspreken.
'Wij' en 'zij'
Dat daarbij in een verkeerde – of misschien: niet meer passende – traditie van gedogen soms fouten worden gemaakt, valt niet te ontkennen. Evenmin als het gegeven dat een grote gevoeligheid voor het belang van tolerantie soms heeft geleid tot het verwijt van onverschilligheid. Maar om dat nu om te laten slaan tot grove generalisaties over allochtonen is volstrekt ongepast.
Vink noemt een verkrachting in Delft waarbij zes Afrikaanse verdachten betrokken waren. Elke verkrachting is verschrikkelijk. Wil Vink suggereren dat een verkrachting door Afrikanen nog erger is? Is een moord door een allochtoon op een Nederlands meisje erger dan de uitingen van zinloos geweld door autochtone daders? Wordt – in het algemeen – het gevoel van onveiligheid teweeg gebracht omdat er geweld wordt gepleegd, of omdat allochtonen geweld plegen? Ziet Vink liever een groep blanke hooligans door zijn treincoupé trekken dan die arabische jongens?
Vink vermoedt bij allochtonen de afwezigheid van respect voor 'ons' en probeert dat zijn dochter ook aan te praten. Over onveiligheid, zinloos geweld, normverval en het gebrek aan integratie van sommige nieuwkomers maken wij ons allen zorgen en pogen daar naar beste weten wat aan te doen. De scheiding tussen 'wij' en 'zij' die Vink daarin injecteert maakt die poging een stuk moeilijker.