Vier studies nemen het – ieder op eigen wijze – op voor het volk.
1. Oude en nieuwe ongelijkheid – Kees Vuyk
Het gelijkheidsideaal heeft zelf weer een nieuwe ongelijkheid in de wereld gebracht. Het moment waarop iedere klasse gelijke kansen op scholing kreeg, pakten veel getalenteerde jongeren van de onderklasse deze kans om te studeren. Maar de achterblijvers in de onderklasse zouden deze mogelijkheid volgens Kees Vuyk nooit krijgen omdat ze daarvoor niet de juiste talenten hadden. Hierdoor ontstond er een ‘brain-drain’ van de onderklasse, schrijft hij in Oude en nieuwe ongelijkheid. Waar voorheen de onderklasse nog genoot van een enkele theorietopper, bestaat die nu vrijwel geheel uit praktisch ingestelde mensen. Zo ontstaat de nieuwe ongelijkheid, gebaseerd op theoretische vaardigheden. De gelijke kansen houden geen rekening met een ongelijk vermogen die kansen te benutten.
Vuyk pleit dan ook voor een herwaardering van het VMBO, maar ook buiten de schoolmuren dienen we respectvoller met praktisch ingestelden om te gaan. Anders lopen we het risico ons richting een samenleving met aristocratische trekken te bewegen. Of de laagopgeleiden verliezen hun connectie met de gevestigde politiek, omdat ze de moeilijke dynamiek van de samenleving niet kunnen volgen en niemand hebben om die hun uit te leggen. Dan keren ze zich volgens Vuyk naar het populisme, dat voor hen begrijpelijker en herkenbaarder is.
2. Overspannen democratie – Gijs van Oenen
Het succes van de democratie is tegelijkertijd de grootste dreiging ervoor geworden. Zowel burgers als politici zijn overtuigd van de inherente waarde van het democratisch ideaal. Hoe meer democratie, hoe beter. Gijs van Oenen toont in Overspannen democratie aan dat juist de torenhoge verwachtingen die we ervan hebben de belangrijkste bron van ontevredenheid erover zijn. Mensen zijn teleurgesteld. Als gevolg zoeken mensen toevlucht in het populisme. Dat lijkt het toppunt van het democratische ideaal te zijn, maar leidt vaak tot autoritair bestuur. Toch steunt het populisme deels op het ideaal van een directe democratie. Het volk wil geen symbolische en representatieve democratie meer. Alles wat mislukt, is de schuld van de elite. Als we meer directe democratie zouden hebben, zouden die problemen nooit ontstaan zijn. Tegelijkertijd heeft de democratie overtrokken verwachtingen van het volk. De democratische betrokkenheid maakt de burgers medeverantwoordelijk voor de voorspoed van het land. Ze worden, aldus Van Oenen, ‘coproducenten van beleid’. Dit is een voorheen totaal onbekende last. We zijn er moe van. ‘Democratische metaalmoeheid’ noemt hij het. De oplossing van Van Oenen: de politiek moet leren ons waar te nemen. Politici moet weten wat het volk beweegt.
3. Over politieke correctheid – Gerben Bakker en Gert Jan Geling
Het hedendaagse politieke debat wordt in grote mate beïnvloed door online platforms. Facebook en Twitter, maar ook Nederlandse platforms als Geen-Stijl en Joop bieden mensen een mogelijkheid om zich ongegeneerd uit te spreken. Na het lezen van sommige reacties is het niet vreemd te verlangen naar een discussie met wat meer fatsoen. Politieke correctheid zou een zegen moeten zijn. Maar volgens Gerben Bakker en Gert Jan Geling heeft politieke correctheid zelf schadelijke kanten, zo schrijven ze in Over politieke correctheid. Die kan de vrijheid van meningsuiting en wetenschap ondermijnen. We kunnen ook kritisch kijken naar de stelling dat politieke correctheid beschaafdere discussies levert. De angst om culturele identiteiten te beledigen of om te worden neergezet als racist overheerst de discussies over thema’s als radicalisering of seksuele intimidatie. Is de overkoepelende gedragscode van zo’n discussie beschaafd?
4. Het volk in de grot – René ten Bos
René ten Bos begint Het volk in de grot met een bekentenis: ‘Ik geloof in feiten en waarheden’. Toch zijn er verschillende soorten waarheden en verschillende soorten feiten. En een verschil in de manier hoe geleerden omgaan met de feiten en hoe ‘het volk’ dat doet. Al sinds Plato hebben geleerden een minachting voor het volk. Het volk zou de waarheid en werkelijkheid niet aan kunnen. Hoewel Plato met een manier komt om uit ‘de grot’ te komen, om van de wereld van schaduwen en illusies naar de wereld van eeuwige waarheden te worden geleid, is hij pessimistisch over het idee dat zomaar iedereen dit kan of wil. In dit boek neemt Denker des Vaderlands Ten Bos het op voor het volk dat helemaal niet verlicht wil worden. ‘Want misschien’, zo zegt hij, ‘heeft het volk wel goede argumenten als het zich afwendt van de werkelijkheid.’ Daar moeten we niet met minachting naar kijken. Abstracte waarheden hebben vaak geen directe aansluiting op de ervaring van het volk. Wat heeft iemand aan de klimaatwetenschap als hij zelf bezig is het einde van de maand te halen? Het gros van de filosofen kon niet omgaan met de onwil van het volk om iets op te steken. Deze houding is tegenwoordig overgenomen door menig journalist en wetenschapper. Fake news laat zien dat het grote filosofische probleem van de hardleersheid van het volk een actueel thema is. Toch blijft Ten Bos in het bestaan van waarheid geloven. Alleen moeten we niet enkel in een overberedeneerde vorm van waarheid geloven, die zich afkeert van de ervaring. Het is van belang dat wetenschappers en journalisten proberen aan te sluiten bij de belevingswereld van het volk. Laat Plato zijn ideeën maar uitleggen aan de hand van de schaduwen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees