Home Baukje Prins: ‘De seksuele revolutie is nog lang niet voltooid’

Baukje Prins: ‘De seksuele revolutie is nog lang niet voltooid’

Door Anton de Wit op 19 mei 2008

05-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Meisjes denken dat hun vagina moet lijken op gefotoshopte beelden van zelf ook al versneden vagina’s van pornosterren. Dat lijkt op vrouwenbesnijdenis.' Baukje Prins opent een erotisch beschavingsoffensief.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Let’s talk about sex, baby. Dat zong de R&B-meidengroep Salt-N-Peppa in 1991. In de bijbehorende videoclip werd flink met de heupen gewiegd en suggestief geflirt, maar al met al waren zowel de tekst als het beeld van dit liedje ontiegelijk braaf. Zeker wanneer je het vergelijkt met hiphopvideo’s die vandaag de dag op MTV en TMF vertoond worden: die hebben bijna standaard een gekuiste versie voor overdag en een ongekuiste versie voor de late avond. Niks geen suggestief geflirt, maar wulpse stoeipoezen met ontblote siliconentieten, die zich gewillig door zelfverklaarde pimps laten misbruiken.
Let’s talk about sex, baby. Natuurlijk, over seks is altijd gepraat. Waar het hart van vol is, loopt de mond immers van over. Maar in de tijd dat Salt-N-Peppa haar megahit scoorde, werd in het publieke debat – in ieder geval in de Lage Landen – eigenlijk maar weinig over seks gepraat. Wat een mens tussen de lakens deed, bleef tussen de lakens; met meelevend wantrouwen keken wij naar de Verenigde Staten waren allianties van ‘concerned mothers’ en andere zedenmeesters wel regelmatig de grote trom roerden als het ging om seksueel normverval. Paternalistisch, benepen en preuts, zo oordeelde de communis opinio aan deze zijde van de oceaan.
Die denkwijze vloeit rechtstreeks voort uit het hier dominante type liberalisme, meent Baukje Prins, universitair docent sociale en politieke filosofie in Groningen. Dat liberalisme ontwikkelde een nuchtere en heldere boedelscheiding tussen publiek en privaat. ‘Seksualiteit is bij uitstek iets dat thuishoort in het private domein’, zegt Prins. ‘Daar moet de overheid zich dus niet mee bemoeien. Maar ook in het publieke debat zou seksualiteit geen onderwerp moeten zijn. Want wat seksueel toelaatbaar is, moet iedereen zelf bepalen, daar kun je dus geen publiek debat over voeren. Althans, dat is de liberale denkwijze heel lang geweest. Mensen moeten zelf op hun eigen manier uitvinden hoe ze seksueel het gelukkigst worden, zolang ze anderen daar maar geen schade mee berokkenen. Als er sprake is van geweld, zoals bij verkrachting of pedofilie, wordt seks pas een wettelijke aangelegenheid, terwijl we andere dingen zoals homoseksualiteit nu juist uit het wetboek hebben gehaald. In dat opzicht betekent de liberale denkwijze een enorme vooruitgang.’

Billboards

Wanneer het onderscheid tussen publiek en privaat echter vervaagt, schiet het liberale begrippenkader tekort. Seks dringt zich steeds meer op in de publieke ruimte, getuige de al genoemde videoclips of de billboards met blote billen. En wat zich tussen de lakens afspeelt, is dankzij het internet met het grootste gemak voor heel de wereld toegankelijk te maken – met alle problemen van dien. Het liberale zwijggebod is dan niet langer houdbaar; het onderwerp seksualiteit staat de laatste tijd weer volop in de publieke belangstelling. Documentaires en manifesten, opinieartikelen en televisieprogramma’s – de intellectuele elite bemoeit zich weer met het seksleven van gewone mensen.
Opmerkelijk genoeg zijn het nu echter niet alleen conservatieven die publiekelijk mopperen over de teloorgang van de zeden. Ook progressieven hebben het thema ontdekt. Wanneer de EO een programma als Veertig dagen zonder seks uitzendt, kunnen we dat met een beetje kwade wil nog in het verdomhoekje van religieus geïnspireerde preutsheid plaatsen, zoals we die kennen van de verontruste Amerikaanse moeders. Maar ook BNN roert zich met Spuiten & Slikken, dat moeilijk preuts te noemen is, maar op eigenzinnige wijze weldegelijk zoekt naar seksuele normen. Sunny Bergmans veelbesproken documentaire Beperkt Houdbaar mag een aanklacht heten tegen de ‘pornoficatie’ van het schoonheidsideaal, maar laat zich maar moeilijk verstaan als een reactionair schotschrift tegen zedenbederf. En onlangs publiceerde de Waterlandstichting, die zich uitdrukkelijk profileert als ‘linkse denktank’, een manifest tegen hapklare commerciële porno, getiteld Slow Sex. Een erotisch beschavingsoffensief.
Kortom: liberaal en progressief Nederland lijkt aan een inhaalslag te zijn begonnen in de discussie over seksuele ethiek. Zoals het Slow Sex-manifest uitlegt, hebben linkse denkers lange tijd geschroomd zich te mengen in dit debat, ‘uit angst dat door grenzen te stellen de pas verworven vrijheden snel weer zouden eroderen onder druk van een conservatieve seksuele moraal’. Seks moet niet uit de publieke ruimte en terug in de taboesfeer gedrongen worden, stelt het manifest. ‘Het gaat er juist om er méér over te praten. Let’s talk about sex, baby!’
‘Ik vind dat we politiek en publiek meer moeten praten over de betekenis van seksualiteit’, meent ook Baukje Prins – die een opinieartikel in Trouw naar aanleiding van het Slow Sex-boek mede ondertekende. ‘Ik ben erg blij met de geluiden die te horen zijn in onder meer Beperkt Houdbaar en Slow Sex. Ik zie die als een eerste poging om te articuleren hoe we op een positieve manier om kunnen gaan met seksualiteit, zonder opnieuw normen te willen opleggen. Normen opleggen aan seksualiteit is namelijk altijd problematisch. Want wat is er nu leuk en opwindend aan seks? Dat is juist het gevoel dat je maatschappelijke normen overschrijdt. Dus hoe kun je daar nou normatief over zijn? Wanneer je spreekt over seksualiteit, moet je oppassen dat je met de woorden die je kiest de ervaring van seks niet tekort doet. Dat risico loop je ontzettend snel.’
Ons westerse liberale begrippenkader, zo ontdekte Prins, schiet in elk geval al snel tekort als je het over seks hebt. Dat geldt voor de strikte boedelscheiding tussen publiek en privaat, maar ook voor het kernbegrip ‘autonomie’: zelf kiezen wat je doet. Want met een beroep op autonomie kunnen allerlei gruwelijke uitwassen gerechtvaardigd worden. Prins noemt als voorbeelden vrouwenbesnijdenis, extreme pornografie en prostitutie. ‘Dat zijn praktijken waarvan ik zeg: zelfs al zeggen vrouwen dat ze hier zelf voor kiezen, vind ik toch dat we er vanuit liberaal oogpunt vragen bij moeten stellen. Autonomie vind ik een belangrijke waarde, maar je hoeft burgers niet altijd op hun woord te geloven wanneer ze iets over zichzelf te berde brengen. Soms mag je wel wat meelevend wantrouwen praktiseren. Is deze keuze nou werkelijk goed voor jezelf? Zullen we daar nog eens verder over praten?’
De belangrijkste vraag daarbij is volgens Prins: wat voor soort goed is seksualiteit in onze westerse samenleving? ‘Mijn tentatieve antwoord daarop is dat seksualiteit een intrinsiek goed is. In seks gaat het om seks zelf, om de lust en het plezier die ermee gepaard gaan, die je geacht wordt wederzijds te beleven. Wat er in seksualiteit wordt uitgewisseld is seks – is lust, plezier, liefde, vriendschap, alles wat daar bij hoort. In die betekenis is meegegeven dat je seks niet uitruilt voor geld. Of voor de eer van de familie, of voor reproductie. Want dat zijn allemaal extrinsieke goederen. Met deze opvatting kun je constructieve kritiek leveren op bijvoorbeeld het idee van voor de seksuele revolutie – dat seks alleen draait om het voortbrengen van kinderen –, maar ook op de tegenwoordige vercommercialiseerde seks, waarin seks een consumptiegoed is geworden, met lichamen die als waren op de markt verkocht worden. Dat alles wringt met de opvatting van seksualiteit als intrinsiek goed.’

Erotiek

Prins benadrukt echter dat zij niet per definitie tegen pornografie is. ‘Niet elke representatie van seksualiteit, niet alle porno, niet alle erotica, heeft schadelijke effecten. Die kan zelfs mensen inspireren, op ideeën brengen, creativiteit stimuleren. Erotiek heeft altijd deel uitgemaakt van zowel onze hoge als onze lage cultuur, en in die zin is zij een deel van het leven. Pornografie vormt ook onze ervaring van seksualiteit. Stel nou dat we het alleen maar moesten hebben van de technische seksuele voorlichtingsboekjes. Erotica heeft ook een opvoedende functie.’
‘Het ingewikkelde is echter dat je als gebruiker van porno geniet van het product, maar dat degenen die het product voor jou hebben gemaakt hun eigen seksualiteit uitgeruild hebben tegen geld. Deze spanning zie je voortdurend in onze geglobaliseerde wereld: dat de producten waar wij van genieten en die ons leven verbeteren, vaak in miserabele omstandigheden worden geproduceerd. Dat geldt niet alleen voor pornofilms, maar ook voor de kleren die voor ons gemaakt worden in Chinese fabrieken. Daar kun je het dus eigenlijk mee vergelijken. Ik zal niet zeggen dat alle mensen die in de porno-industrie werken, worden uitgebuit of het tegen hun zin doen. Maar ik moet eerlijk bekennen dat ik toch vaak met enige scepsis de verhalen aanhoor van pornosterren die zeggen hoe fantastisch het is om op deze manier je geld te verdienen. Dat is weer mijn meelevend wantrouwen, ja. Sommige pornofilms lijken nog wel met plezier te zijn gemaakt, maar we weten ook dat met name meer gewelddadige pornofilms onder dwang worden gemaakt – en we zien daarvan waarschijnlijk nog maar het topje van de ijsberg.’
Extreme porno zou daarom verboden moeten worden, vindt Prins. In dat opzicht verschilt ze van mening met de opstellers van het Slow Sex-manifest, die geen verbod willen, maar slechts pleiten voor een soort kijkwijzer voor porno. Volgens Prins gaat dat niet ver genoeg. ‘Wij mensen zijn enorme na-apers. Dat weten we bijvoorbeeld uit de cognitieve neurologie. Dat geldt ook voor verbeeldingen van seks en erotiek. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat de correlatie tussen extreem gewelddadig gedrag en het kijken naar gewelddadige beelden vele malen groter is dan de correlatie tussen kettingroken en longkanker. Dat is niet niks. Als het gaat om roken heeft de overheid er geen enkele moeite mee gehad om daar zeer paternalistisch mee om te gaan, door de belastingen te verhogen en allerlei boodschappen op sigarettenpakjes te zetten. Als de relatie tussen gewelddadige porno en gewelddadig seksueel gedrag inderdaad ook lichamelijk bepaald is, omdat wij geneigd zijn onbewust te imiteren wat we zien, zie ik geen enkele reden waarom je als overheid niet stringenter en paternalistischer mag optreden.’

Vrouwenbesnijdenis

Veel van de huidige kritiek, ook die van Prins, is niet alleen gericht tegen deze uitwassen, maar ook tegen seksuele representaties die we normaal zijn gaan vinden. Prins: ‘Commerciële pornografische beelden zijn doorgesijpeld in de alledaagse verbeelding – en zelfs, zoals Sunny Bergman zo mooi laat zien, in de plastische chirurgie. Meisjes denken dat hun vagina moet lijken op gefotoshopte beelden van zelf ook al versneden vagina’s van pornosterren. Waar zijn we dan beland? Dan kun je de analogie al maken met vrouwenbesnijdenis. In de culturen waarin dat gebeurt, hoor je ook het verhaal dat het niet alleen hygiënischer, maar ook mooier is, een kut waarvan alles weggesneden is. Dat zie je nu in de pornosector en de plastische chirurgie ook.’
‘Bij bepaalde mensen en groepen is de seksuele revolutie verworden tot een eenzijdige focus op het uiterlijk. Meisjes leren zich maar één vraag te stellen: wat is sexy, wat willen jongens graag zien? Het boek Female Chauvenist Pigs van Ariel Levy laat dat mooi zien. De meisjes die zij voor dat boek interviewde, zijn erg bezig met sexy zijn en doen. Maar als Levy vroeg naar hun eigen seksuele gevoelens, dan wisten die meisjes niet eens waar ze het over hadden. Seksueel gezien zijn ze nog volstrekt kinderlijk. Simone de Beauvoir schreef in 1948 dat vrouwen te veel geneigd zijn zichzelf te zien als object in de ogen van de ander. Zestig jaar later lijkt er, ondanks de tweede feministische golf, niets veranderd. Deze meisjes nemen nog steeds de rol van “de tweede sekse” op zich. Met desastreuze effecten, omdat de discrepantie tussen wat zij pretenderen te zijn en wat ze werkelijk voelen immens groot is.’
Het brede protest daartegen, aldus Prins, is geen verzet tegen de seksuele revolutie van de jaren zestig, zoals conservatieve critici beweren, maar juist het hernemen ervan. Net als de schrijvers van Slow Sex vindt zij dat er een ‘erotisch beschavingsoffensief’ nodig is. Seks als ars erotica, als levenskunst. Let’s talk about sex, baby! Beschaafde, gecultiveerde seks wel te verstaan, als tegenhanger van enerzijds puriteinse bekrompenheid en anderzijds de doorgeslagen en vercommercialiseerde platheid. Prins: ‘We moeten terug naar de oorsprong: waar ging de seksuele revolutie ook al weer over? Over seksuele bevrijding, over het ontdekken van je lusten. Over de positieve kracht van seks. Dat moeten we weer leren waarderen. De seksuele revolutie is nog lang niet voltooid.’