Home ‘Alles moet kunnen’

‘Alles moet kunnen’

Door Paul Boon op 19 mei 2008

05-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Als Galilei een degelijke wetenschapper was geweest, zouden we nu nog steeds geloven dat de zon om de aarde draait. Volgens wetenschapsfilosoof Paul Feyerabend bestaat er geen vooruitgang zonder radicale rebellie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Rationaliteit geldt als het onbetwistbare uitgangspunt van de wetenschap. Precies tegen die verheven gedachte zet Paul Feyerabend zich in zijn klassieker Tegen de Methode (Against Method, 1975) af: wetenschap is verre van rationeel, zo betoogde de schrijver, en: ‘Het enige principe dat vooruitgang niet hindert, is: anything goes, alles moet kunnen.’ Feyerabend overdondert de lezer met zijn mix van abstracte argumentatie, beledigingen, intuïties en controversiële ideeën – als je tegen de heersende opinie ingaat, moet je zorgen dat mensen naar je luisteren.

Feyerabend bedoelt met zijn boodschap niet dat we maar wat moeten aanrommelen in de wetenschap; hij gebruikt vooral zijn boerenverstand. Feyerabend probeert ‘de lezer ervan te overtuigen dat alle methodologieën, zelfs de meest voor de hand liggende, hun beperkingen hebben.’ Er ligt niet één specifieke methode ten grondslag aan alle ‘ware’ theorieën. Er is niet één juiste manier van onderzoek doen; noch delen alle ware wetenschappelijke ontdekkingen één logische structuur. Wetenschappers werken niet zo, en als we een dergelijke werkwijze gaan afdwingen, slachten we de kip met de gouden eieren.
Als voorbeeld van de ongrijpbaarheid van de wetenschappelijke methode noemt Feyerabend Galileo Galilei (1564-1642). In zijn tijd geloofden geleerden dat de aarde het middelpunt van het heelal was, en dat hadden ze nu nog geloofd als Galilei netjes binnen de wetenschapsfilosofische lijntjes had gekleurd. Gelukkig moest de Italiaanse geleerde het niet hebben van zijn wetenschappelijke onderbouwing. Een groot aantal getuigen achtte Galilei’s telescoop volslagen onbetrouwbaar vanwege de vele vervormingen en spiegelingen van het beeld binnen in het apparaat (waarmee de voor zijn nieuwe theorie baanbrekende observatie van Jupiters manen betwistbaar werd). De weinige experimenten die hij uitvoerde, konden zowel worden aangevoerd als bewijsmateriaal voor de oude als voor de nieuwe theorie. De doorslag moest komen van retorische trucs en gedachte-experimenten – en daar lag Galilei’s kracht.
 

Moreel vacuüm

Het is natuurlijk geen toeval dat Feyerabend juist Galilei als voorbeeld neemt. In de geschiedenisboekjes wordt hij nogal eens gepresenteerd als een dappere empirist, die uit liefde voor de waarheid rebelleerde tegen de primitieve rooms-katholieke dictatuur. Maar wetenschappers zijn niet altijd even smetteloos als die witte jas doet vermoeden; en de motieven van de clerus zijn niet per se zo zwart als hun habijt. Feyerabend wijst erop dat de Inquisitie in de tijd van Galilei ook rekening hield ‘met de ethische en maatschappelijke consequenties van de opvattingen van Galilei.’ Waar Aristoteles nog een totaalvisie had op de mens, de wereld en het goede leven, concentreerde Galilei zich op de plek van de zon en de aarde en liet hij een moreel vacuüm achter. Daarom schrijft Feyerabend over de clerus: ‘Haar aanklacht tegen Galilei was rationeel.’ In dit controversiële citaat ligt de tweede bestaansreden van Tegen de methode: de schrijver verzet zich uit alle macht tegen de verstikkende werking van een overspannen vertrouwen in de wetenschap. Andere menselijke tradities hebben ook bestaansrecht. Feyerabend foetert op docenten die gebruik maken ‘van universitaire graden en angst om de hersenen van de jongeren te vormen, totdat ze ieder onsje verbeeldingskracht kwijt zijn’, en betreurt het verlies van culturele verscheidenheid. ‘De ‘vooruitgang van kennis en beschaving (…) heeft die wonderbaarlijke resultaten van de menselijke vindingrijkheid en mededogen vernietigd zonder ze ook maar een blik waardig te keuren.’
 

Gemalen tijger

Dit verzet tegen een alles overstemmend geloof in wetenschap was toen, en is nog steeds omstreden. Maar het is vooral Feyerabends eerste, theoretische punt geweest dat na de publicatie van Tegen de Methode in 1975 een storm van kritiek en ridiculisering deed losbarsten. Hier werd de ziel van de rationaliteit aangevallen, het hart van de Verlichting! Feyerabend werd irrationeel genoemd, een gek, fascist, een antifeminist. Toegegeven: Tegen de methode kan gemakkelijk verkeerd worden geïnterpreteerd. Als het even kan, verdedigt Feyerabend de underdog. In zijn wereld heeft de afvallige wetenschapper altijd ‘bewijzen’, terwijl de gevestigde orde in deze of gene theorie ‘gelooft’. Filosofen zijn ‘opportunisten’ en wetenschap noemt hij in één adem met prostitutie.

Toch hebben de critici er waarschijnlijk meer in gelezen dan er werkelijk stond. Er zingt iets agressiefs door Feyerabends proza, maar dat lijkt eerder te liggen aan een ongetemd karakter dan aan moedwillig getreiter. Dat beeld wordt bevestigd door Feyerabends autobiografie Tijdverspilling (uitg. Lemniscaat, 2007). Daarin beschrijft hij uitgebreid welke vakken hij volgde op de middelbare school, hoeveel debatclubjes hij als student bezocht en hoe hij daarbij zonder uitzondering de rol aannam van dissident. Feyerabends jeugd bestond uit heftige discussies over de relativiteitstheorie en de nieuwe ontdekkingen in de kwantummechanica, gevoerd door elkaar met toepasselijke citaten uit de wereldliteratuur aftroevende scholieren. Tegen de methode heeft dat puntige van een geanimeerd gesprek. Feyerabend schrijft beeldend, vlot, compromisloos, met een no nonsense-manier van vertellen.
Tegenwoordig worden we niet meer zo boos als iemand ontkent dat wetenschappers de geïncarneerde redelijkheid zelve zijn. Dat er alternatieven voor de wetenschappelijke methode zouden zijn, ligt gevoeliger, zeker wanneer Feyerabend in zijn betoog wel heel ver gaat: creationisten – die vinden dat aan het universum een scheppingsdaad ten grondslag ligt – acht hij minder gevaarlijk dan Galilei; en hij prijst de traditionele Chinese geneeskunde van gemalen tijger en massages. Veel mensen zullen toch liever vertrouwen op hun huisarts – al valt de charmante naïviteit van zijn argument niet te loochenen. ‘Artsen, antropologen en ecologen beginnen hun procedures aan te passen aan de waarden van de mensen die ze geacht worden van advies te dienen. Ik ben niet tegen een wetenschap die zo wordt opgevat. (…) Maar ik ben wel tegen ideologieën die in naam van de wetenschap cultuurmoord plegen.’