Van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942) verscheen in 1995 het eerste deel van wat onder de noemer Homo sacer zou uitgroeien tot een reeks politiek-filosofische studies. De reeks werd geopend met Homo sacer. Il potere sovrano e la nuda vita (Homo sacer. De soevereine macht en het naakte leven) en in 2014 afgesloten met L’uso dei corpi (Het gebruik van lichamen). Nu het project is afgerond willen wij in dit themanummer een poging doen tot een eerste evaluatie.
Met Homo sacer. De soevereine macht en het naakte leven begon de roem van deze filosoof tot ver buiten zijn landsgrenzen, in vele talen wordt zijn werk vertaald. De titel Homo sacer (heilige mens) verwijst naar een figuur uit het oude Romeinse recht. De homo sacer was een mens die uit de samenleving was verbannen en van elke vorm van recht was uitgesloten. Hij werd buiten zowel de menselijke als de goddelijke orde geplaatst en kon als zodanig door iedereen straffeloos gedood worden. Het leven van de homo sacer bevindt zich zo op de grens tussen het burgerrechtelijke leven en het naakte, onbeschermde leven. Het onderscheid tussen deze twee vormen van leven duidt Agamben aan met de Griekse termen zoè en bios. Zoè (het loutere in-leven-zijn, het natuurlijke leven) en bios (de levensvorm of levenswijze, het politieke, goede leven) zijn volgens hem de grondcategorieën van de westerse politiek. Politiek gaat over wat wel en wat niet tot het politieke leven behoort, zij bepaalt aldus wat ervan uitgesloten is.
Dit themanummer openen we met een inleidend artikel door Martijn Boven over de samenhang van de Homo sacer-reeks. De reeks als geheel kan begrepen worden als een filosofische archeologie, een onderzoek naar de mogelijkheidsvoorwaarden van de westerse politiek. In zijn huidige vorm berust deze politiek volgens Agamben op de productie van naakt leven, een vorm van leven dat alleen in de rechtsorde is opgenomen als datgene wat er juist van is uitgesloten. De inzet van Agamben is een nieuwe politiek waarin structuren van in- en uitsluiting buiten werking zijn gesteld.
Wat volgens Ype de Boer bij de nadruk op het politieke karakter van de Homo sacer-reeks vaak onderbelicht blijft is de rol van de taal. In zijn bijdrage ‘In de taal van het leven getuigen’ laat hij zien dat voor een goed begrip van Agambens analyse van de westerse politieke traditie diens ideeën over taal cruciaal zijn. Het menselijk leven is in de greep van politieke apparaten en de wet. Om zich daaruit te bevrijden, is een andere verhouding tot en een bezinning op de taal nodig. Uiteindelijk gaat het erom de vele potenties van het leven niet te laten verstarren in een taalgemeenschap, maar ze zelf aan het woord te laten komen en de taal open te breken voor variatie en transformatie.
In ‘Gebruik en levensvorm’ bespreekt Gert-Jan van der Heiden de laatste twee werken uit de Homo sacer-reeks: De hoogste armoede en Het gebruik van lichamen. Gebruik (van het lichaam of van de wereld) en levensvorm zijn volgens hem de centrale, samenhangende thema’s van het slotbetoog van de reeks. Bij levensvorm gaat het om een vorm van leven voorbij het politieke onderscheid tussen het natuurlijke leven en het politieke, goede leven. Wat voor levenshouding wordt van de mens gevraagd als hij zich niet meer laat leiden door wat als het goede leven is bepaald? Voor een antwoord op deze vraag wendt Van der Heiden zich tot het begrip ‘gebruik’ zoals Agamben dat heeft uitgewerkt in zijn analyse van de Franciscanen in De hoogste armoede.
Arthur Willemse gaat in zijn essay in op wat volgens Agamben altijd zijn belangrijkste onderneming is geweest: het experiment en de ervaring van de taal zelf, het experimentum linguae. Het onderscheid tussen naakt leven en politiek leven voert Willemse terug op een kloof tussen de mens en zijn taal. Hij licht dit toe aan de hand van de discussie van Agamben met Derrida over de stem en het schrift, waarin Agamben de kant kiest van Plato en diens kritiek op het schrift.
Tot slot bevat deze editie van Wijsgerig Perspectief geen boekbespreking. In plaats van deze rubriek gedenken we Gido Berns met de rede die Donald Loose heeft uitgesproken bij zijn afscheid. De redactie betreurt het heengaan van een betrokken redactieraadslid.