Home Af en toe moet je een roze bril opzetten

Af en toe moet je een roze bril opzetten

Door Marco Kunst op 17 augustus 2010

07-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Marco Kunst wil weer naïef zijn, naïef zoals hij dat was bij een nieuwe liefde, een verhuizing of een nieuwe baan. Hoe kunnen we opnieuw genieten, ons opnieuw onderdompelen en opgaan in de ander, ons werk of de situatie?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ik ben nu 44, maar nog vaak koester ik hoge verwachtingen als er iets nieuws staat te gebeuren. Bij een verhuizing, nieuw werk, of aan het begin van een opleiding die ik ga volgen… Het is een opwinding die zich laat vergelijken met verliefdheid: dít is het helemaal, nu wordt alles anders, er zal een wereld voor me opengaan.
Eindelijk komt bijvoorbeeld het telefoontje waar ik dagen op heb zitten wachten. En ja: ik héb die prachtige opdracht binnengehaald, bij een geweldige opdrachtgever. De club waar ik voor ga werken is de leukste die er is, en de opdracht is me op het lijf geschreven. Wat kan er nog misgaan?

Naïef?Ik zou misschien zo langzamerhand beter moeten weten. Maar toch, die onnozele blije verwachting heeft ook goede kanten: ‘Zalig zijn de armen van geest, want aan hen is het koninkrijk der hemelen’ (Mat. 5:3). Dom en gelukzalig blijven of cynisch en blasé worden: is dat het dilemma? Is er überhaupt wel sprake van een keuze? Als we eenmaal hebben ingezien dat de wereld het paradijs niet is, als we een hap genomen hebben van de appel van de boom der kennis, dan is het toch te laat en kúnnen we helemaal niet meer terug naar de staat van onschuld?

Nieuwe collega’s

Op mijn eerste werkdag ga ik stralend de deur uit. Mijn nieuwe collega’s stellen zich vriendelijk voor, de koffie smaakt goed, de baas van de afdeling knikt me bemoedigend toe en tijdens het eerste werkoverleg begrijp ik nog wel niet alles, maar het klinkt allemaal interessant. Te mooi om waar te zijn.
Na een paar dagen begin ik te zien dat er meer speelt. Onder de oppervlakte. Die leuke collega’s zijn niet alleen monter bezig met het vervullen van het hogere doel van de organisatie. Tussen de bedrijven door spelen ze machtsspelletjes en blijken individuele belangen na te streven. Ze schuiven werk op me af waar ik niet voor was ingehuurd. Ik begin onderhuidse spanningen waar te nemen, zie wie wordt buitengesloten of gepest, en voor ik het weet laat ik me bijna verleiden door dat ene serpent om mee te gaan in haar intriges. Ik begin te zien wat zich achter de glanzende façades afspeelt.
Ik stel het nu heel zwart voor, maar vaak valt het natuurlijk mee. Zeker is echter dat de idylle van de eerste dagen verstoord zal raken. Ook hier kunnen we de vergelijking treffen met wat bij de meeste verliefdheden gebeurt: onze gisteren nog perfecte geliefde blijkt te snurken als een os en pas te gaan afwassen als de vaat dreigt weg te lopen. Het object van onze adoratie blijkt, kortom, menselijk te zijn.
Hier aangeland, komt de vraag op hoe we verder moeten.

Inzicht en kennis

De Franse filosoof Paul Ricoeur (1913-2005) heeft hier interessante gedachten aan gewijd. Hij ziet in – zoals trouwens de meeste mensen – dat het belangrijk is om niet in die zwevende hemel van de eerste indruk te blijven hangen. De armen van geest leven in onwetendheid, en grotere kennis van hoe de wereld echt in elkaar zit is altijd waardevol. Inzicht en kennis verrijken ons bewustzijn, vergroten onze vrijheid en maken ons sterker. Ricoeur benadrukt dan ook de kracht en waarde van het kritische denken. Tegelijk realiseert hij zich hoe mooi en waardevol spontane, onbevangen indrukken kunnen zijn. Die stellen ons in staat te genieten; soms hebben we zelfs de ervaring dat we deel uitmaken van een groter geheel. De naïeveling is in de wereld, gaat erin op; de kritische mens stelt zichzelf er louter tegenover.
Sterker nog: volgens Ricoeur vormen naïeve, eerste indrukken het uitgangspunt voor alles wat we weten. We zien de zon iedere dag een boog afleggen aan de hemel… Wat ligt meer voor de hand dan de conclusie dat de zon om de aarde draait – al dan niet voortgetrokken door een span hemelse paarden? Die eerste waarnemingen en conclusies – hoe naïef we ze later misschien ook vinden – vormden de onontbeerlijke basis voor verdere kennis. De eerste indruk mag dan onjuist zijn, daarzonder staan we helemáál met lege handen.

Onbewuste driften

Eerst legt hij aan de hand van drie voorbeelden uit wat kritisch denken is. Friedrich Nietzsche, Karl Marx en Sigmund Freud – de meesters van het wantrouwen, zoals hij ze noemt – hebben laten zien hoe onder glanzende oppervlakten heel andere mechanismen spelen dan men honderden jaren lang dacht. Nietzsche toonde ons dat achter de menselijke moraal, die altijd zo hoog en nobel geacht werd, machtsmechanismen schuilgaan. Marx dat de zogeheten ‘eerlijke uitruil’ tussen arbeiders en kapitalisten in feite berust op uitbuiting, en Freud dat onze hooggeprezen ratio wordt gestuurd door onbewuste driften en verlangens.
Het gaat er hier niet om of Ricoeurs voorbeelden nu precies de juiste mechanismen aanwijzen. Waar het om draait is dat we door kritisch denken en kijken allerlei verschijnselen in een ander daglicht kunnen plaatsen. Waarnemingen die voor naïeve ogen niet van belang leken, krijgen ineens een heel andere betekenis – Onder het plaveisel het moeras luidt de titel van een van de romans van A.F.Th. van der Heijden.

Maar wat raken we kwijt bij een teveel aan wantrouwen? Met de kritische blik objectiveren we de wereld en alles erin. Object-iveren: letterlijk ‘tot ding maken’. Je geliefde verandert voor je het weet in een zak met organen die wordt aangestuurd door haperend genetisch materiaal. Het schilderij aan je muur is niets meer dan de neurotische reactie van de kunstenaar op zijn jeugdtrauma’s. En op je werk blijk je slechts een radertje te zijn in een systeem dat geld produceert voor anonieme aandeelhouders. Dat is het dan. De wereld verandert in een woestijn als we alleen maar kritisch zijn. Betekenisloos, los zand is al wat rest als we blijven beeldenstormen. We verliezen de rijkdom aan betekenis van de directe ervaring. We verliezen onze verbondenheid met de wereld en met iedereen om ons heen. Uiteindelijk is geen enkele overtuiging, geen enkel geloof, geen enkele intuïtie of naïeve ervaring opgewassen tegen radicale, rationele kritiek: de wereld raakt ‘onttoverd’.

Opnieuw genieten

Hoe kunnen we dan toch, sadder and wiser na alle ontmaskeringen, opnieuw genieten, ons opnieuw onderdompelen en opgaan in de ander, ons werk of de situatie?
En mág dat eigenlijk nog wel? Wie streng is in de kritische leer zal zeggen van niet: als we eenmaal onrecht hebben waargenomen, dan is het enige wat erop zit daartegen ten strijde te trekken. Wie meegaat in de analyse dat de honger in de wereld de schuld is van het rijke Westen zal dag en nacht naar die conclusie moeten handelen. Anders sluit je je bewust en moedwillig af en vervreemd je van jezelf. Je zult je de hele dag schuldig moeten voelen bij iedere hap eten die je neemt. Deze preciezen hebben misschien gelijk als je uitgaat van het keurslijf van het logische en kritische denken, maar het leven is voor mij onleefbaar als ik enkel leef vanuit de gedachte dat ik tekortschiet.

Hoe kan ik mijn leven dan leefbaar houden? Hoe kunnen we met de kennis die de kritische analyse heeft opgeleverd streven naar vernieuwde spontaniteit en onbevangenheid? Moet ik alles wat ik weet proberen te vergeten en dan maar hopen dat de verliefdheid en het enthousiasme vanzelf terugkomen?
Nee. Het idee van een nieuwe naïveteit is subtieler en eenvoudiger tegelijk. Aan ons naïef enthousiasme lag een ideaal ten grondslag: de hoop op iets moois, de hoop op liefde, het vertrouwen in de oprechtheid van de ander. Die hoop kan ook in het wat grijze bestaan van alledag steeds weer doorbreken, als we daar oog voor hebben.

We zien de tekortkomingen van onze geliefde, onze opdrachtgever of onze maatschappij, maar we kunnen er nog steeds voor kiezen om vanuit ons oorspronkelijke ideaal, vanuit de oorspronkelijke inzet en hoop de wereld tegemoet te treden. Hier gaat het om de kunst ‘alles wat je hebt meegemaakt’ tussen haakjes te zetten, als het ware even boven de tijd en de gezamenlijke geschiedenis te staan, en elkaar weer voor een moment te zien zoals je elkaar ooit zag. En net zo vastbesloten het lot te omarmen als je toen deed. Dat kan met een groots gebaar – teruggaan naar een betekenisvolle plek, of een wens vervullen die ooit is gedaan. Maar het hoeft niet groots te zijn; elkaars hand vasthouden, een vluchtige blik – wie er een gevoeligheid voor durft te ontwikkelen, kan daarin evengoed een spoor zien van hoe overdonderd je ooit was, en hoe overtuigd van de onvoorwaardelijkheid. Misschien was dat oorspronkelijke gevoel gebaseerd op lucht, op niets. Maar dan nog: iets wat er nooit was, hoeft je desalniettemin nooit te verlaten. Je kunt altijd proberen de wereld met je eerste onbevangen blik te bekijken, want juist dan zal het leven zinvol blijken.