Home Ad Verbrugge: ‘We mogen de ogen niet sluiten voor het onbehagen’

Ad Verbrugge: ‘We mogen de ogen niet sluiten voor het onbehagen’

Door Wouter Kusters op 26 maart 2013

06-2004 Filosofie magazine Lees het magazine

Het geweld neemt toe, leerlingen gaan niet meer naar school – Ad Verbrugge constateert een toenemend onbehagen. Zijn diagnose: de moderne mens is ontworteld.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In de tuin van Ad Verbrugge speelt Andreas (2) in de zandbak. Het is mooi weer, en  Andreas weet zich goed te vermaken met het hout dat is overgebleven van de verbouwing van Verbrugges huis. Dat is na vijf jaar klussen nog steeds niet helemaal af, maar de woonkamer is al wel ingericht met beelden uit een ver verleden, zoals een Egyptische stenen sfinx, en een kaart van het oude Griekenland. De terrasdeuren staan open.

De wereld lijkt vredig en rustig op deze ochtend. Toch dringen de problemen van onze tijd volgens Verbrugge door tot in het alledaagse leven thuis, op school en op het werk. We mogen de ogen niet sluiten voor het onbehagen dat de laatste decennia is gegroeid, vindt hij. ‘Het is mogelijk om alleen naar het positieve te kijken, maar dan nog moet je het negatieve niet bagatelliseren. Ik denk daarbij aan de sterke toename van geweld de laatste decennia, maar ook aan problemen rondom vergrijzing, opvoeding en scholing. Kijk naar de uitval op het VMBO. Grote groepen jongeren voelen blijkbaar geen noodzaak meer tot enige vorm van opleiding en, in de vorm die ons onderwijs helaas heeft aangenomen, wordt die noodzaak hen niet bijgebracht. Wie wel naar school gaat, moet, zeker in de grote steden, rekening houden met vecht- en steekpartijen. Het antwoord van de maatschappij is vaak niet meer dan een uitwendige vorm van controle, in dit geval bijvoorbeeld de beveiliging  van school door middel van metaaldetectoren.’

De filosoof Verbrugge, verbonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, duidt in zijn boek Tijd van onbehagen dergelijke fenomenen in een brede culturele en historische samenhang en voorziet ze van filosofische reflectie. Hij betoogt dat de moderne mens in de liberale consumptiemaatschappij niet de kroon op de westerse beschavingsgeschiedenis is. Volgens Verbrugge zijn de zogenaamde ontsporingen en problemen van de Europese mens te wijten aan te weinig aandacht voor cultuur, gemeenschapszin en vorming. ‘De moderne mens zegt naar geluk te streven, en de moraal in onze tijd luidt toch vooral: wees authentiek en wees jezelf, mits je niet de ander schaadt. Tegenwoordig is er een sterke neiging dat “zelf” heel erg in termen van het gevoel te beschrijven. Als jij zin in iets hebt, en je geeft daaraan gehoor, meent men, dan ben je geheel jezelf. Dit is een naïeve notie van authenticiteit. Aristoteles laat zien dat gevoelens veelal een effect van gewoontevorming zijn. Ik vat het aankweken van zulke gewoontes niet op als iets negatiefs, als ze tenminste deugen. De mens moet nog groeien en is bij geboorte nog niet wat hij is, maar in aanleg wel wat hij kan worden. Deze vorming wisselt per cultuur, en de menselijke aard kent daarom hoe dan ook een sterke culturele dimensie. De manier waarop je je als mens ontplooit en gevormd wordt, heeft met de ziel van een cultuur te maken.’

Wanneer Verbrugge het over cultuur heeft, heeft hij het niet over de uiterlijke symboliek van oranje vlaggen of haringhappen. Ook heeft hij niet over een systeem dat eigenlijk vijandig zou zijn ten opzichte van de ‘echte’ menselijke driften, zoals dat wel bij Freud en Foucault te lezen is. Hij heeft het over cultuur als ‘de bezielde zeden en gewoontes waardoor mensen zich in een gemeenschap met elkaar verbonden voelen en gemotiveerd zijn zich saamhorig te gedragen; niet vanuit plichtsgevoel maar vanuit hun morele zelf. Cultuur moet wel onderhouden worden, opnieuw gevoed worden en kinderen worden bijgebracht. Dat is allemaal onderdeel van de vorming.’ Verbrugge ziet cultuur als iets dat diep verankerd is in de geschiedenis en niet zomaar maakbaar is, maar een eigen dynamiek kent. Wat dit laatste betreft is hij verwant met Spenglers pessimistische cultuuropvatting in zijn Ondergang van het avondland, en met negentiende-eeuwse romantische opvattingen waarin de natie en de rechtsstaat de uitdrukking zijn van de ziel van een volk. Minder affiniteit heeft hij met de hedendaagse opvatting in de sociale wetenschappen waarin cultuur als hybride en flexibel wordt voorgesteld.

Ontworteld

Tegenwoordig, betoogt Verbrugge, zien we vooral erosie van cultuur, veroorzaakt doordat mensen zich niet langer met hun wortels verbonden voelen: ‘Kenmerkend voor de Noord-West-Europese cultuur was bijvoorbeeld de nadruk op innerlijkheid en zuiverheid van het geweten. Deze nadruk is reeds in het katholicisme van Noord-West-Europa zichtbaar en heeft natuurlijk in de protestants-christelijke levenservaring een belangrijke rol gespeeld. De moderne subjectiviteit drukt zich tegenwoordig uit los van de religieuze ervaring en de gemeenschap, daarmee raakt zij ontworteld. Het moderne subject heeft moeite om de overgang te maken naar een gemeenschappelijke wereld waarin hij zich thuis kan voelen. Hij legt zijn zelfbepaling in zijn eigen particuliere zingeving en zijn eigen gevoel waardoor de samenleving een atomair karakter krijgt en fragmenteert.’

Benadert u het individualisme niet te negatief? Is het juist niet een grote verworvenheid dat de moderne geïndividualiseerde mens binnen de grenzen van een liberale moraal kan bepalen wie hij zelf wil zijn?
‘De smalle moraal, die vrijheid slechts negatief afbakent, is niet toereikend als grondslag van een gemeenschap. Het liberalisme heeft altijd nog gerust in een cultuur die in sterke mate christelijk van aard was. De vraag is wat er gebeurt als die context wegvalt, zoals nu het geval is. De moderne subjectivering van de moraal brengt richtingloosheid teweeg in de menselijke ontwikkeling – waaraan kan een leraar of een opvoeder dan nog autoriteit verlenen en een kind vormen en richting geven? Het probleem wordt dan hoe een gemeenschappelijke cultuur nog langer kan worden overgedragen. Veel mensen voelen überhaupt geen behoefte meer zich voort te planten. Voor bijvoorbeeld een boer was dat een ondenkbare levenshouding: hij ervoer zich als lid van een geslacht, droeg zorg voor het land,  voor zijn gezin en zijn gemeenschap, hij bracht vanzelfsprekend datgene voort wat hem had voortgebracht; de familie. Dat soort ervaringen eroderen. Dat heeft ook met onze moderne grootsteedse levenshouding te maken en is mijns inziens de wortel van het vergrijzingsprobleem – nihilisme in een biologisch-culturele zin.’

Zou immigratie uit andere culturen een oplossing zijn voor het vergrijzingsprobleem?
‘Alleen al die suggestie geeft aan in wat voor situatie we leven; we willen kennelijk niet zorg dragen voor de voortzetting van onze eigen cultuur en willen het probleem “gemakkelijk” oplossen door massa’s immigranten binnen te halen – met hun eigen culturele achtergrond. We weten maar al te goed dat integratie geen vanzelfsprekende zaak is. Op het moment dat binnen Europa tweederde van de mensen uit islamitische landen afkomstig is, krijg je een andere cultuur. Onze cultuur transformeert dan of gaat eenvoudigweg verloren, en de vraag is wat voor soort saamhorigheid ervoor in de plaats komt. Ik wijs in mijn boek op de noodzaak van een zekere culturele samenhang.’

In uw boek heeft u het over de ‘ontworteling’ die sommige mensen drijft naar nieuwe zelfbeelden die de markt en de media bieden, en die gebaseerd zijn op een continue prikkeling van de zinnen. Hebben de media en de moderne techniek de mens niet juist ook tot nieuwe vrijere vormen van identiteit en gemeenschap geleid, zoals bijvoorbeeld zichtbaar in internet-communities?
‘De vraag is natuurlijk wat vrijheid hier betekent. Vrijheid hangt etymologisch samen met vriend en heeft te maken met een zekere vertrouwdheid en binding die je hebt met de wereld. De vraag is of we in deze zin ‘vrijer’ zijn geworden de afgelopen decennia. Natuurlijk hebben techniek en nieuwe media als internet voordelen. Het is niet fout op zichzelf, maar je moet er wel een culturele verhouding toe hebben, anders kan je er door worden opgezogen en kan het een heleboel stukmaken. Het probleem is dat media en markt vrij spel hebben gekregen om voor de richtingloze mens nieuwe, niet altijd even positieve, mensentypes in het leven te roepen. Internet zelf is enorm vercommercialiseerd en er zitten allerlei destructieve elementen in die zeer dominant aanwezig zijn, zoals porno en extreme vormen van geweld.’

U denkt dat die richtingloze mens pas richting krijgt in een zedelijke gemeenschap waarbinnen het dagelijkse leven zich afspeelt, en waarbinnen wederzijdse bezieling en verantwoordelijkheid gestalte krijgen. Bergen de bezieling en gemeenschapszin die u hiertegenover stelt niet het gevaar in zich van gevaarlijke irrationele krachten?
‘Met die krachten hebben we hoe dan ook te maken in een mensenleven; het gaat erom die krachten te vormen, want juist in een ongecultiveerde vorm worden ze gevaarlijk. In culturen lijkt soms een gevaarlijk soort bezieling schuil te gaan dat kan doorbreken en massa’s mensen meesleuren. Dat hebben we in Europa in de twintigste eeuw meerdere malen kunnen zien. Dergelijke bovenindividuele en destructieve krachten –  die de integriteit van de persoonlijkheid aantasten – kunnen zich echter ook op andere wijze uiten. Tegenwoordig lijkt bijvoorbeeld een consumptieve vorm van seksualiteit alomtegenwoordig te zijn in ons leven. Zelfs de kat eten geven wordt in reclames voorgesteld als erotische aangelegenheid. Dit is een motief of beter een sferische macht, die heel wat mensen met zich meetrekt, en de continuïteit en eenheid van levens kan vernietigen.

Hetzelfde geldt voor nationalisme en etnisch of religieus fanatisme wanneer vage algemene noties en principes iemands identiteit gaan vormen en dominant worden in de verhouding tot anderen. In hun abstracte manifestatie zijn het kwaadaardige krachten die de identiteit van de persoon niet gronden in het feitelijke, dagelijkse leven. Juist de praktijk van het ‘banale’ dagelijkse leven met anderen dient cultureel gekoesterd en verzorgd te worden, wil een cultuur voortbestaan. Wanneer dat niet gebeurt en deze onder druk komt te staan, dan gaat er op termijn een heleboel veranderen, waarvan we nu de voortekenen als een donkere wolk zien aankomen.’

Kunnen we iets leren van hoe men op andere plaatsen en culturen omgaat met modernisering?
‘Dat is moeilijk te zeggen, precies omdat het vooral ook gaat om een bepaald levensgevoel en dat is niet simpelweg maakbaar. In Amerika is het opmerkelijk hoe het afgelopen decennium de zeggingskracht van religie sterk is toegenomen. Bij dit soort religieuze oplevingen kun je je overigens afvragen in hoeverre het geen consumptieve bewegingen zijn zoals bij veel New Age trends vermoedelijk het geval is. In Europa zien we hoe de Islam een steeds sterkere betekenis krijgt, met zijn kritiek op westers consumentisme en materialisme – die overigens niet gespeend is van een zeker ressentiment en schijnheiligheid. In Azië zien we dat een andere culturele verhouding mogelijk is ten opzichte van de markt en de techniek, waarbij de rol van het familieleven en de betrokkenheid bij het werk van heel andere aard zijn. Niet dat we dit klakkeloos zouden moeten ‘overnemen’ – als dat al zou kunnen, maar het laat wel zien dat de Europese reactie op de moderniteit niet de enig mogelijke is’, besluit Ad Verbrugge zijn pleidooi, om zijn zoontje uit de zandbak te halen.