Wetenschap checkt met experimenten de feiten, filosofie checkt het denken.
Het is geen hogere wiskunde om vast te stellen welke vloeistof uit de kraan komt of met bakken uit de lucht valt. Door wat we geleerd hebben en onze eerdere ervaringen herkennen we de transparante en geurloze substantie direct als water. Maar is onze ervaring wel voldoende om het goedje met zekerheid ‘water’ te kunnen noemen? De Amerikaanse filosoof Hilary Putnam (1926-2016) bedacht in de jaren zeventig een gedachte-experiment om te laten zien dat de betekenis van woorden niet alleen afhangt van hoe wij de wereld ervaren, maar ook van hoe die wereld in elkaar zit.
Stel je voor: ergens in het universum bestaat een planeet die identiek is aan de aarde. Op deze zogenoemde ‘Tweelingaarde’ is alles hetzelfde: alle dieren, bomen en gebouwen zijn exact gekopieerd. Jouw dubbelganger loopt daar zelfs rond en leeft precies zoals jij. Maar er is één verschil. De bewoners van Tweelingaarde noemen een doorzichtige, geurloze vloeistof die uit de kraan komt ook ‘water’, maar bij hen heeft die vloeistof niet de chemische samenstelling H2O. Hun water bestaat uit XYZ, maar oogt, smaakt, ruikt, voelt en beweegt precies hetzelfde. Kan je dan zeggen dat jij en je dubbelganger allebei hetzelfde bedoelen met het woord ‘water’?
Hebben het over hetzelfde als we het hetzelfde bedoelen?
Putnam wil laten zien dat betekenis niet alleen afhangt van wat wij denken te bedoelen, maar ook van de materiële werkelijkheid. Jij en je dubbelganger gebruiken een identiek woord en hebben dezelfde ervaringen, maar verwijzen zonder het te weten naar verschillende stoffen. Wanneer jij ‘water’ zegt, betekent dat iets anders dan wanneer iemand op Tweelingaarde dat doet. Woorden zijn geen labels die we vrij op dingen kunnen plakken, zegt Putnam: betekenis is niet alleen mentaal, maar ook materieel.
Echt?!
Volgens de Amerikaanse filosoof Paul Boghossian (1957) leidt Putnams experiment tot een vreemde conclusie. Als de betekenis van woorden deels bepaald wordt door de materiële werkelijkheid, weet je het grootste deel van de tijd helemaal niet wat je zegt. Er zijn immers veel aspecten van de werkelijkheid die de wetenschap nog niet ontrafeld heeft – nog los van het feit dat je als individu natuurlijk niet alle wetenschappelijke kennis paraat hebt. Als Putnam gelijk heeft, spreken we vloeiend een taal waarvan de betekenis grotendeels buiten ons bereik ligt. Maar maakt dat eigenlijk uit, als we elkaar toch begrijpen?

