Home Janos Matyas Kovacs: ‘Kundera en Havel hebben de Balkan en Oost-Europa jaren achteruit gezet’

Janos Matyas Kovacs: ‘Kundera en Havel hebben de Balkan en Oost-Europa jaren achteruit gezet’

Door Ralf Bodelier op 13 maart 2013

07-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Milan Kundera en Vaclav Havel prezen in de jaren tachtig uitbundig de kwaliteiten van Midden-Europa, het ‘gouden’ Habsburgse gebied. Mede daarop baseerde de Europese Unie de criteria van toetreding – waarbij het arme Oost-Europa werd veroordeeld tot de wachtkamer. De Hongaarse denker Janos Matyas Kovacs over deze verkwanseltactiek: ‘Het is nog net geen racisme.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Ik ben Hongaar. Onderdaan van één van de voormalige satellietstaten van de Sovjet-Unie. Maar als ik vandaag, veertien jaar ná 1989, door voormalig Joegoslavië of Wit-Rusland reis, dan is er altijd wel iemand die me voor de voeten werpt dat wij hen voor jaren in een achterstandspositie hebben gezet. Dat wij, Hongaren, Polen en Tsjechen, hén, Wit-Russen, Oekraïners, Serven of Roemenen hebben overgeleverd aan een pijnlijke uitbreidingsstrategie van de Europese Unie. Een strategie die hen pas in tweede of derde instantie tot de vleespotten van Brussel toe zal laten. En gelijk hebben zij, helaas.’

Een warme zondag in Boedapest. Tussen twee vergaderingen door luncht Janos Matyas Kovacs (1957) in de tuin van restaurant Szèp Ilona in de heuvels van Boeda. Kovacs is fellow aan het Institut für die Wissenschaften vom Menschen (IWM) in Wenen. Dit is een van de meest invloedrijke denktanks over Oost-Europa, waaraan ook grootheden als de Amerikaanse Newsweek-hoofdredacteur Fareek Zakaria, de Britse Europa-deskundige Timothy Garton Ash en de voormalige Europarlementsvoorzitter Simone Veil zijn verbonden.

Twee jaar geleden viel de beslissing dat de Europese Unie wél Midden-Europa zou opnemen, maar landen als Bulgarije of Kroatië buiten de deur zou houden. Bij die gelegenheid schreef Kovacs voor het IWM-tijdschrift Transit het felle artikel ‘Westerweiterung: Zur Metamorphose des Traums von Mitteleuropa’. (Uitbreiding van het Westen, over de gedaanteverandering van de Midden-Europese droom). Daarin analyseert hij de rol die Midden-Europese intellectuelen in die toelating hadden gespeeld. Want zij waren het, die halverwege de jaren tachtig ‘Midden-Europa’ in de schijnwerpers zetten, met het doel haar weer met West-Europa te verbinden. Die poging lukte en daarmee overkwam deze intellectuelen iets wat maar weinig intellectuelen overkomt: dat hun ideeën daadwerkelijk in de praktijk worden omgezet.


Want, schrijft Kovacs, na de val van de muur, aanvang jaren negentig, zochten de strategen van de Europese Unie naar criteria om het immense voormalige communistische rijk onder te verdelen. En wel in landen die op de eerste, op de tweede en op derde plaats tot de EU toe zouden treden. Die criteria vonden ze bij de Tsjechische schrijver Milan Kundera en zijn collega Vaclav Havel, evenals bij de Hongaarse romancier György Konrád en de Poolse auteurs Adam Michnik en Czeslaw Milosz. Zij allen prezen in de jaren tachtig vol enthousiasme de kwaliteiten van Midden-Europa. Dat wil zeggen van Polen, Tsjecho-Slowakije en Hongarije. Landen die tot 1919 volledig of voor een deel toebehoorden aan het Habsburgse Rijk. Hier, in dit Habsburgse Europa bestonden volgens deze Dichter und Denker nog kwaliteiten als eerbied voor het geschreven woord, een intellectueel klimaat, een levende debatcultuur in de oude koffiehuizen, ondernemingsdrift, historisch besef, ironie, creativiteit, solidariteit en een onophoudelijk zoeken naar de waarheid.

In 1983 nam Milan Kundera de aftrap tot de Midden-Europese actie met het later beroemd geworden essay ‘Un Occident kidnappé ou la tragédie de L’Europe centrale (Een gegijzeld avondland of de tragedie van Centraal-Europa). Daarin stelde hij dat het ‘Westen’ Midden-Europa was vergeten. West-Europeanen keken alleen nog maar naar de Verenigde Staten, imperium van onnadenkendheid en materialisme. En door die onophoudelijke blik richting Amerika, vergat en verloor West-Europa afgelopen decennia veel van zijn oorspronkelijke Europese en kosmopolitische wortels. Alleen door weer meer aandacht te schenken aan Midden-Europa, kon die verloren cultuur worden terug gehaald.

Geheel vrijblijvend was Kundera’s uitnodiging niet. Volgens hem had West-Europa ook iets goed te maken. Tijdens de conferentie van Jalta in 1945 was het immers de Britse premier Winston Churchill die samen met de Amerikaanse president Roosevelt Midden-Europa aan de Sovjetunie verkwanselde. Feitelijk riepen Kundera en de zijnen West-Europa zowel om hulp: – Neem ons weer op in één Europa. Haal ons weg onder de knoet van de Sovjetunie -, terwijl ze de westerse landen tegelijkertijd iets aanboden: een verdieping van de Europese cultuur, die nu dreigde aan Amerikaanse platvloersheid ten onder te gaan.
 
‘Ik ben bijzonder sceptisch over die bijzondere kwaliteiten van Midden-Europa’ zegt Janos Matyas Kovacs, bijna twintig jaar ná publicatie van Kundera’s essay. ‘Ten eerste was het natuurlijk erg onvriendelijk van Kundera om West-Europa voor te houden dat haar kwaliteiten het af moeten leggen tegen die van Midden-Europa. Kundera beschouwde zich zelf als een belle des lettres, als een cultuurdrager, en daarom stelde hij zich zo arrogant op. Laten we het maar ronduit zeggen: het was een provocatie. Het was nog net geen racistische, maar wel een chauvinistische, ja, nationalistische benadering. Zij het, dat Kundera en zijn collega’s niet spraken in naam van één land maar namens een combinatie van landen.

Wat me, ook toen al, vooral stoorde was dat deze denkers zich willens en wetens profileerden ten opzichte van de meer oostwaarts gelegen landen. Met name ten opzichte van Rusland. Terwijl de Roemenen, Serviërs, Oekraïners en Russen nét zo onder het Sovjetcommunisme hadden geleden als zij. Bovendien voelden deze zich niet minder Europees en maakten zij net zo graag deel uit van de Europese Unie. Het verschil dat Kundera en de zijnen nu aanbrachten in Midden-Europa enerzijds en ‘Oost-Europa’ anderzijds, verschafte de beleidsmakers in Brussel zowel een hulpmiddel als een legitimatie om het voormalige Sovjetrijk in drie halve cirkels op te delen. De eerste, binnenste, cirkel is natuurlijk het “gouden” Midden-Europa. In de tweede cirkel bevinden zich onder andere de “bloedige” Balkan en het “achterlijke” Roemenië. De buitenste cirkel bestaat uit het “mysterieuze” en “duistere” Rusland. Dat heeft zich nu maar achter aan de rij op te stellen en af te wachten of het de EU ooit zal  behagen haar op te nemen.’
 

Omschrijvingen als het ‘gouden’ Midden-Europa, of het ‘geheimzinnige’ Rusland zijn niet onschuldig, zegt Kovacs. Ze passen niet alleen in de denkpatronen van de Europese Unie, maar ook in Samuel Huntingtons The Clash of Civilisations. In een manier van denken die de wereld verdeelt in the west and the rest. Waarin zíj, bijvoorbeeld de ‘bloedige Balkan’, verscheurd worden door bloedwraak en etnische tegenstellingen. En waarin wíj, Midden- en West-Europeanen ons grote zorgen moeten maken. Zorgen, over wat er met onze arbeidsplaats, onze auto en onze dochter gebeurt als we hén toestaan om wat langer dan voor een korte vakantie deze kant op te komen.’
 
Keren deze intellectuelen zich dan tégen de Balkan of Rusland? Het ging, of gaat, hen toch louter om de kwaliteiten van dat Midden-Europa?
‘Wanneer je deze apologeten van het Midden-Europeanisme in publieke optredens meemaakt, merk je het wellicht niet zo. Tref je hen echter in de beslotenheid van een feestje, dan hoor je dat zij over de Roemenen of Russen in vrijwel dezelfde clichés denken als populisten in de West-Europese landen over Hongarije of Polen. Dan gaat het al snel over de stinkende wc’s in Bulgarije, over dronken soldaten in Bosnië en corrupte ambtenaren in Moldavië.’
 
Maar de landen die dit jaar toetreden, verschillen toch wel degelijk van de vooralsnog uitgesloten staten? De aandacht voor mensenrechten in Moldavië is bijvoorbeeld minimaal, Oekraïne is corrupter dan menig Afrikaans land. Er is minder weinig marktwerking in…
‘Ja ja, natuurlijk zijn er verschillen, zeg tussen Roemenië en Hongarije. Ook ik denk dat er meer corruptie is, dat er meer gaten in de straten zijn, dat meer kinderen bedelen, dat, kortom, de wc’s viezer zijn. Maar je kunt je afvragen of je deze dagelijkse observaties ook op abstract niveau waar kunt maken. Je zou dergelijke verschillen als een werkhypothese moeten formuleren, om vervolgens te kijken of het écht zo is. En als dat al zo is, dan zul je vervolgens naar fatsoenlijke verklaringen moeten zoeken. Zijn er werkelijk meer straatkinderen in Roemenië dan in Hongarije? En zo ja, waarom is dat dan? Is er echt meer corruptie in Bulgarije? En zo ja, hoe kan dat dan? Ik verzet me tegen het hardnekkige idee dat er een neergaande lijn is van de occident naar de oriënt, van westerse beschaving naar oosterse barbarij. Volgens de Oostenrijkers zijn de Hongaarse wc’s smerig, de Hongaren beweren hetzelfde van de Roemeense wc’s, de Roemenen van de Bulgaarse en de Bulgaarse van de Russische.’
 
Blijft natuurlijk de vraag of niet iedereen gelijk heeft. Misschien zijn de wcs in Roemenië inderdaad smeriger dan in Hongarije. Wellicht is er een neergaande beschaving in oostelijke richting.
‘Het is inderdaad mogelijk dat mijn éne collega in Boekarest meer onvrijheid verdraagt dan mijn collega in Parijs. Tegelijkertijd kan mijn ándere collega in Boekarest veel scherper zijn in zijn analyses van de Amerikaanse buitenlandse politiek dan mijn collega in Berlijn. Mijn collega uit Sofia denkt wellicht veel positiever over vrouwenemancipatie dan mijn collega uit Wenen. Wat we nodig hebben is een gedifferentieerde, hybride benadering. Er is niet zoiets als een simpele helling van beschaving naar barbarij. Het gaat om het ontdekken van porties “beschaving” en “barbarij” die overal ter wereld aanwezig zijn.’
 
Nu ging het Kundera met name om de Midden-Europese eerbied voor intellectualisme of het geschreven woord. Afgelopen voorjaar sprak ook de Italiaanse cultuur filosoof Claudio Magris in dit blad lovende woorden over de Habsburgse erfenis aan Midden-Europa. Voor hem betekent Midden-Europees bijvoorbeeld, ironie, relativering en leven met tegenstrijdigheden.
‘Ja, volgens aanhangers van de Midden-Europa-these, waartoe ook Magris behoort, komen al die vermeende kwaliteiten uit de Habsburgse tijd en zouden dáárom in deze regio zo levendig zijn. Los van de vraag óf ze al zo levend zijn, kun je je ook afvragen of het wel te maken heeft met de Habsburgers. Met hetzelfde gemak kun je ook beweren dat ze ontstaan zijn onder invloed van de Sovjets.



Laat ik daarom een even onbewezen Sovjet-hypothese tegenover de Habsburg-hypothese stellen. Die luidt als volgt: de Sovjetisering van Oost-Europa was uitermate efficiënt en homogeniseerde álle landen die door Rusland werden bestuurd. Intellectuelen van Albanië tot Litouwen en van Slovenië tot Kiev, werden ironisch en relativerend omdat er wéér een nieuwe dictator verscheen die er wéér niets van bakte. Omdat er wéér een nieuw vijfjarenplan kwam dat wéér niet werkte. Bovendien mochten we onder de Sovjets niet schrijven of debatteren in het openbaar. Dát alles verhoogde de status van de literatuur, het aanzien van intellectuelen, de eerbied voor het geschreven woord en het vermogen tot relativeren. Als je er zó naar kijkt, dan kunnen al die mooie eigenschappen in gehéél Oost-Europa worden teruggevonden, en zijn ze ook nog eens te danken aan de Sovjets.’
 
Uiteindelijk gaat het de Europese Unie maar om één ding: zijn de nieuwe EU-landen wel westers genoeg?
‘En wie bepaalt wat westers is? Is dat Salzburg of is dat Seattle? In Italië komt veel corruptie voor, in Ierland woedt een religieuze oorlog, President Bush regeert als een Oost-Europees autocraat. Is dat westers? Waarom zouden de door de EU toegejuichte pseudo-privatiseringen in Tsjechië méér westers zijn dan de maffiose verkoop van staatseigendommen aan particulieren in Rusland? En laten we ook de verschillen bínnen een land niet vergeten. Wat is meer westers? Het leven van de jetset aan de Franse Rivièra of dat van de nouveau riche in Moskou? Dat van een boer in de Jura of een landarbeider uit de Oeral?

Waar we heen moeten zijn “sophisticated” typologieën, sophisticated meetmethoden en veel nauwkeuriger definities van wát we precies willen weten en meten. Staat verwestersing bijvoorbeeld voor het aantal stripteasebars in een stad? Dan is Moskou veel meer westers dan Washington. Staat verwestersing bijvoorbeeld voor de welvaartsstaat, dan is Nederland meer westers dan Duitsland. Je kunt ook onderzoek plegen naar de mate van democratisering, van vrije markten, het inkomen per hoofd van de bevolking, de levensverwachting van mensen, of het aantal talen die mensen spreken.

Om een helder beeld te krijgen van Oost-Europa, zul je verschillende porties van “Westen” in alle Europese landen moeten beschrijven. Dan krijg je waarschijnlijk een heel gedifferentieerd beeld, waarin verwestersing en veroostersing – als die termen al enige betekenis hebben – per land en per aandeel in kaart zijn gebracht. In elk geval zal die kaart van een ‘gouden’ Midden-Europa, versus een “bloedige” Balkan of “geheimzinnig” Rusland niet veel meer overlaten.’