Home Veranderingen beginnen niet bij jezelf maar bij de wereld

Veranderingen beginnen niet bij jezelf maar bij de wereld

Door Thijs Lijster op 27 oktober 2015

Veranderingen beginnen niet bij jezelf maar bij de wereld
Cover van 11-2015
11-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Je kunt een deken geven aan een asielzoeker in het opvangcentrum om de hoek. Maar daarmee los je het vluchtelingenprobleem niet op – Thijs Lijster vraagt zich af hoe je goed kunt leven in een onrechtvaardige wereld.

De karkassen van jonge albatrossen, hun magen gevuld met stukken plastic, op een eiland duizenden kilometers van het continent. Een man die zich voor de ingang van een bankgebouw in Thessaloniki overgiet met benzine, om zichzelf vervolgens in brand te steken. En: een jongetje van drie jaar oud, dat met zijn gezicht in het zand dood in de branding ligt op het strand van Turkije.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Wat deze fenomenen gemeen hebben is dat ze symbolen werden voor de grote problemen die het wereldtoneel vandaag de dag teisteren: de plasticsoep ter grootte van Frankrijk die zich in de Stille Oceaan bevindt en die vissen en vogels het leven kost; de opeenvolging van economische crises die mensen in armoede stort en tot wanhoop drijft; en uiteraard de vluchtelingen die vanuit Noord-Afrika en het Midden-Oosten Europa proberen te bereiken, op de vlucht voor geweld en vernietiging. Het zijn problemen die ons doen duizelen en die bovendien stuk voor stuk terug te voeren zijn op de manier waarop we de wereld hebben ingericht. Er zijn geen eenvoudige oplossingen voor. Hoe moeten we ons ertoe verhouden?

Scheermesjesprikkeldraad

De Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel stelde dat elk maatschappelijk fenomeen alleen goed te begrijpen en te beschrijven is via zijn plaats in het geheel, en andersom het geheel slechts door zijn afzonderlijke delen. Centraal in Hegels denken staat de categorie van de ‘totaliteit’. Dat wil zeggen dat de cultuur- of maatschappijcriticus niet slechts de ideologische wildgroei in de tuin van het kapitalisme moet willen kappen, maar dat hij de wortels moet blootleggen van de totale maatschappelijke werkelijkheid, van waaruit elk deel het geheel uitdrukt.
 
Dat klinkt moeilijk, maar iedereen kan dat in het dagelijks leven ervaren. Bijvoorbeeld door te beseffen dat ik me met ieder slokje koffie dat ik drink of met iedere chocoladeletter die ik eet, en met de kleding die ik draag, medeschuldig maak aan uitbuiting en slavernij. Of door in te zien dat ik via mijn pensioenfonds of mijn spaarbank investeer in de wapenindustrie. Dat ik met mijn hypotheek- of creditcardschuld de volgende economische crisis in de hand werk. En dat ik met mijn algehele consumptiepatroon bijdraag aan de eerdergenoemde plasticsoep en aan de opwarming van de aarde. Dat ik, zoals Volkskrant-columniste Sheila Sitalsing onlangs opmerkte, weliswaar een verontwaardigde tweet kan versturen over het Spaanse bedrijf dat het scheermesjesprikkeldraad produceert waarmee de grenzen van Europa worden afgesloten, maar dat ik die tweet op mijn beurt weer verstuur met een iPhone, die geproduceerd is met grondstoffen die de inzet zijn van een bloedig neokoloniaal conflict in Centraal-Afrika. Deze en dergelijke ervaringen, waar de enigszins geïnformeerde burger dagelijks mee moet worstelen, komen samen in het begrip ‘totaliteit’.
 
Theodor W. Adorno spreekt in navolging van Hegel ook over de totale ‘Schuldzusammenhang’, de schuldsamenhang. In onze laatkapitalistische wereld kan niemand claimen erbuiten te staan, niet op de hoogte te zijn. Dat heeft Adorno uitgedrukt in een van zijn krachtigste aforismen: ‘Es gibt kein richtiges Leben im falschen.’ Het goede leven leiden – nee, zelfs leven überhaupt, kan eigenlijk niet in een onware, dat wil zeggen immorele en onrechtvaardige wereld.
 

Frictieloos

De ‘totaliserende blik’ van Hegel en Adorno is lang tot verleden tijd verklaard. Het concept ‘totaliteit’ zou veel te monolithisch zijn en geen recht doen aan de grote verscheidenheid aan culturele vormen en sociale relaties. Het werd vervangen door de metafoor van het open netwerk. Zoals de sociologen Luc Boltanski en Eve Chiapello laten zien, werd de metafoor van het netwerk tot in de jaren tachtig vooral gebruikt in negatieve zin, om clandestiene en illegale vormen van samenwerking aan te duiden: criminele netwerken, drugsnetwerken, wapenhandelnetwerken… Maar sindsdien, en vooral sinds de opkomst van internet, wint de metafoor van het netwerk als uitdrukking van iets positiefs aan kracht. De samenleving zou een netwerk zijn, waarin traditionele vormen van autoriteit en hiërarchie afbrokkelen, en waarin de wereld steeds kleiner en ‘platter’ wordt. Naarmate grenzen vervagen, worden we allemaal nomaden, scheren we in steeds hoger tempo zonder frictie over de aarde, om overal zonder moeite connecties te leggen. Zo is althans het utopische beeld van de metafoor van het netwerk.
 
Maar uit de genoemde voorbeelden van ecologische, humanitaire en economische crises blijkt maar al te duidelijk dat deze metafoor van het netwerk zelf een sterk ideologisch karakter heeft. Deze verhult namelijk dat maar een deel van de mensheid daadwerkelijk ten volle profiteert van de flexibiliteit en mobiliteit in de ‘platte’ wereld: goederen, toeristen en financiële stromen flitsen weliswaar moeiteloos over de aardbol, maar arbeidsmigranten en asielzoekers niet. In de vrolijke wereld van het netwerk verdwijnt een dergelijke schuldsamenhang. Ook in het Westen betekenen flexibiliteit en mobiliteit voor veel mensen baanonzekerheid en de devaluatie van vaardigheden en werkervaring.
 
De netwerksamenleving schept dus nieuwe klassentegenstellingen, bijvoorbeeld tussen ‘toeristen’ en ‘zwervers’, in de woorden van socioloog en filosoof Zygmunt Bauman. De laatste tegenstelling werd afgelopen zomer pijnlijk duidelijk toen aan dezelfde kusten van de Middellandse Zee waar duizenden toeristen genoten van hun vakantie ook lichamen aanspoelden van verdronken ‘gelukszoekers’. Als men tot de laatste groep behoort, dan is de wereld allesbehalve een frictieloos netwerk, maar wel de door Adorno beschreven monolithische ‘totaliteit’, die onheilspellend boven je uittorent en die elk moment in staat is je te verpletteren. In de eufemistische metafoor van de netwerksamenleving blijft juist dat dreigende karakter van de totaliteit buiten beschouwing, terwijl het er nog wel degelijk in aanwezig is.
 

Cockpit 

Als Adorno het heeft over de totaliteit, of over de ‘totaal beheerde’ wereld, wijst hij op het feit dat het individu de samenleving en de instituties die erbij horen niet langer ervaart als iets waaraan hij zelf deelheeft en waarvoor hij medeverantwoordelijk is, maar als iets vreemds en vijandigs. Juist in een geglobaliseerde wereld is een dergelijk begrip van totaliteit actueler dan ooit. De eerder beschreven ecologische, humanitaire en financiële crises laten zien hoezeer de wereld één geheel is, waarin alles met elkaar verbonden is, terwijl het geheel zich steeds verder aan onze controle lijkt te onttrekken. Het klimaatprobleem hangt samen met de westerse levensstijl, en de dorst naar fossiele brandstof die het gevolg is van die levensstijl is weer een van de oorzaken voor het geweld in het Midden-Oosten en de huidige vluchtelingenproblematiek. We moeten dus sociale en culturele vraagstukken steeds in verband te brengen met economische kwesties, en vice versa. Maar de vraag is: hoe gaan we daarmee om? Het leidt misschien tot een dieper inzicht in de problemen, maar het kan evengoed verlammend werken.
 

Rookgordijnen

Gerard Reve beschrijft ergens hoe een oude communist, die bij hem op bezoek is, allerlei problemen wijt aan het imperialisme. Daarop merkt de volksschrijver schamper op: ‘Het imperialisme, ja, ja. Ken u mij daar het adres en het telefoonnummer van opgeven?’ In al zijn neerbuigendheid legt Reve de vinger op de zere plek: er lijkt inderdaad geen ‘adres en telefoonnummer’ te bestaan van het hedendaagse globale kapitalisme; er lijkt niemand te zijn die we ter verantwoording kunnen roepen. Er is geen Darth Vader, Lex Luthor, James Moriarty of andere eindbaas die we kunnen verslaan, waarna het euvel is verholpen. De cockpit is leeg, zoals Joris Luyendijk schrijft in zijn bestseller over de financiële wereld. En juist die onoverzichtelijkheid en oncontroleerbaarheid van de sociale werkelijkheid zouden ons angst moeten inboezemen en zouden ons wakker moeten schudden.
 
Maar tegelijkertijd onderschrijft dit perspectief de ideologie van het neoliberalisme, dat claimt dat het geen ideologie is. Ook de neoliberalen vertrekken immers vanuit het argument dat de markt de ‘natuurlijke’ toestand is van de mens, en dat er geen redelijk alternatief is. Neoliberalisme als een vorm van technocratie afschilderen, of als een automatische tendens van het systeem, verhult dus het feit dat er wel degelijk zeer bewuste, politieke keuzes voor dit systeem worden gemaakt, uit een bewust klassenbelang. De ideologische rookgordijnen, opgetrokken om dit te verhullen, maken het echter moeilijk om die klassenbelangen vast te stellen.
 

Car-sharing

In zijn boek Capitalist Realism noemt filosoof Mark Fisher dit de ‘negatieve atheologie’ van het hedendaagse kapitalisme. Deze heeft volgens hem nog het meest weg van de romans van Kafka, waarin Het Slot, of het hoogste gerechtshof uit Het proces weliswaar onbereikbaar zijn geworden, maar niettemin wel degelijk bestaan en invloed uitoefenen. Fisher schrijft: ‘Het centrum is zoek, maar we kunnen niet ophouden ernaar te zoeken of het te veronderstellen. Het is niet dat er niets is – maar dat wat daar is, is niet in staat verantwoording af te leggen.’ In plaats van zeggen dat iedereen verantwoordelijk is voor de genoemde crises, kunnen we daarom beter zeggen dat niemand er verantwoordelijkheid voor draagt, en dat precies daar het probleem ligt.
 
Opgejut door de ideologie van de participatiesamenleving zijn we geneigd de oplossing voor de wereldproblemen bij onszelf te zoeken. Helpen we het klimaat naar de knoppen? Koop een onbespoten appel bij Marqt, of koop je vliegreis af door bomen te planten in de Kaukasus. Doe aan car-sharing. Wil je de volgende economische crisis voor zijn? Stap over naar een groene en verantwoorde bank, investeer in goud, of ga wonen in een yurt. Wat kun jij doen voor een vluchteling? Zamel dekens in, doneer je muffe knuffel, organiseer een benefietconcert, duurloop of cupcakebakwedstrijd. Of neem desnoods een vluchteling in huis.
 
Tegenover deze – overigens beslist goed bedoelde – grote vlucht inwaarts kan het werk van Hegel en Adorno ons helpen groter, en daarmee kritischer te denken: een beter milieu begint bij de totaliteit! Natuurlijk hoeven we niet bij iedere loszittende stoeptegel de ‘totaliteit’ de schuld te geven. Maar het is wel van belang de problemen te zien voor wat ze zijn.
 
Goed, voor oplossingen zijn we bij Adorno vermoedelijk aan het verkeerde adres, maar dat is dan weer niet zijn probleem. De veelgehoorde opmerking dat je ‘niet mag klagen als je het zelf niet beter weet’ beschouwde hij al als censuur voor het kritische denken. Misschien is het besef van het ontbreken van een oplossing vooralsnog beter dan een schijnoplossing of symptoombestrijding die het probleem slechts in stand houdt; beter dan een vorm van pseudoactiviteit die de werkelijke oorzaak van het probleem verdonkeremaant. Door het probleem als probleem te blijven erkennen, verplichten we onszelf er in elk geval toe werkelijke oplossingen te zoeken.