Home 24, dirty hands, en het martelverbod

24, dirty hands, en het martelverbod

Door Sebastiaan Garvelink en Thomas Mertens op 20 juni 2007

06-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

In de hitserie 24 moet hoofdpersoon Jack Bauer soms martelen om een terroristische aanslag te voorkomen. Een fascinerende serie, maar geen voorbeeld dat daadwerkelijk navolging verdient, wat het Witte Huis en een eliteclubje van Amerikaanse topjuristen ook mogen beweren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.



Het rapport van de commisie-Van den Berg, waaruit moet blijken of Nederlandse militairen zich tijdens de missie in Irak in 2003 hebben schuldig gemaakt aan marteling, is inmiddels vers van de pers. Of het consequenties zal hebben, zal wel na het zomerreces blijken. Dat in ieder geval Amerikaanse militairen in die periode ernstig over de schreef gingen, weet inmiddels de hele wereld. ‘Abu Ghraib’ is waarschijnlijk de beslissende nederlaag in The Battle for the Hearts and Minds geweest. Het Amerikaanse leger is er sindsdien alles aan gelegen om herhaling te voorkomen. Zo kregen de makers van de ook in Nederland zeer populaire serie 24 niet zo lang geleden onaangekondigd hooggeplaatst bezoek op de set, zo berichtte The New Yorker Het betrof niemand minder dan generaal Finnegan, decaan van de Militaire Academie in West Point, waar de Amerikaanse militaire elite zijn opleiding krijgt. De in parade-uniform gestoken generaal – die in eerste instantie voor een acteur werd aangezien – kwam met het verzoek of het ‘een onsje minder kon’ met de martelscènes in de serie. De cadetten bleken vrijwel zonder uitzondering verslaafd te zijn aan 24, en daardoor waren ze niet langer in staat feit en fictie uit elkaar te houden. Het zou steeds moeilijker worden om hun duidelijk te maken, dat Amerika zich aan haar eigen militaire code heeft te houden en aan de rule of law.

De serie 24 wordt gemaakt voor het conservatieve FOX-Channel. Hoofdpersoon is de terrorismebestrijder Jack Bauer van de ‘Counter Terrorism Unit’. Hij wordt gespeeld door Kiefer Sutherland. Iedere serie toont – in realtime – 24 uur uit zijn leven. Dit wordt nooit saai, omdat hij zijn dagen een stuk nuttiger besteedt dan de meesten van ons. Hij redt bijvoorbeeld een kandidaat voor het presidentschap of behoedt de stad Los Angeles of de halve wereld voor een terroristische aanslag. Omdat hij voortdurend in tijdnood is, neemt hij dikwijls zijn toevlucht tot radicale middelen; daartoe hoort ook marteling. Hij martelt degenen die hij van terrorisme verdenkt, tot ze hem vertellen wat ze van plan zijn. Jack houdt er niet van om zo te werken, maar hij boekt resultaat. Dit spreekt de cadetten aan, wat hun docenten dan weer zorgen baart.

De makers van 24 bleken niet van plan te zijn om generaal Finnegan zijn zin te geven. Sutherland zelf wilde niet meewerken aan een voorlichtingsfilmpje. Als troost wezen de makers erop dat Jack Bauer in de serie naar voren komt als een verdoemde held, die een zware persoonlijke prijs betaalt voor zijn activiteiten. Dat maakt hem echter tot een tragische held en bij uitstek tot een persoon om je mee te identificeren. Hij is onrechtvaardig en toch treft hem geen blaam.

In het echte leven zou Jack Bauer een crimineel zijn. Hij schendt voortdurend het nationale (Amerikaanse) en het internationale martelverbod, zoals dat onder meer te vinden is in de ‘VN-Convention against Torture’. Het verbod geldt absoluut; er mag ook in crisistijd nooit van worden afgeweken, wegens de hoge morele waarde die aan het martelverbod wordt toegekend. Als Bauer tegen een terrorist zegt: ‘Vertel me waar de bom ligt of ik vermoord je zoon’, draait in de oude Oost-Pruisische hoofdstad Königsberg iemand zich in zijn graf om, namelijk Immanuel Kant. De een (dreigen te) vermoorden om de ánder iets te laten doen is de meest zuivere schending van Kants zogeheten categorische imperatief, die voorschrijft dat de medemens nooit alleen als middel, maar altijd ook als doel op zich beschouwd moet worden. Maar: moraalfilosofen mogen van alles beweren, wat zij zeggen is helaas ver verwijderd van de apocalyptische werkelijkheid van Jack Bauer.

Tikkende bom
24 is een uitvergroting van een gedachte-experiment dat in de filosofie al enige tijd bekend staat als het ’tikkende bom scenario’. Stel: een terrorist heeft ergens in een miljoenenstad een nucleaire bom met tijdsmechanisme geplaatst. Eenmaal gevangen, weigert hij te onthullen waar de bom ligt of hoe die onschadelijk gemaakt moet worden. Mag zo iemand gemarteld worden? Wie deze vraag met een krachtig: Neen! beantwoordt, moet wel een harteloze Prinzipienreiter zijn, een mensenrechtenfetisjist die het recht hoger aanslaat dan de mensen voor en door wie het gemaakt is. Tegenover de levens van miljoenen staat immers de lichamelijke integriteit van één schurk, die zijn tortuur bovendien gemakkelijk kan voorkomen door de benodigde informatie prijs te geven.

Nu zullen sommigen eraan vasthouden dat marteling in strijd is met de universele mensenrechten, en dat marteling dermate mensonterend is, dat niemand iets dergelijks mag worden aangedaan. Een enkeling zal misschien nog eerder bereid zijn om zelf ten onder te gaan aan een terroristische dreiging dan iemand te martelen. Volgens Socrates is het beter onrecht te ondergaan dan zelf onrecht te plegen. Maar deze strategie biedt geen uitweg: tijdens de crisissituatie kan de bevolking van Los Angeles niet geraadpleegd worden over die keuze. Jack Bauer en president Palmer, de fictieve president in de serie, moeten voor hen beslissen, en zij mogen hun eventuele private afkeer van marteling niet zwaarder laten wegen dan hun publieke verantwoordelijkheid.

In een vroege aflevering zegt Jack Bauer tegen iemand die zijn methodes in twijfel trekt: ‘That’s the problem with people like you, George. You want results, but you never want to get your hands dirty. I’d start rolling up your sleeves.’ De George uit dit citaat is niet de George die nu het Witte Huis bewoont, hoewel men in die kringen al lang overtuigd is van de noodzaak om de mouwen op te stropen en is 24 er erg populair.

Anders dan president Palmer heeft Bush niet te maken met een situatie waarin binnen één dag het overleven van miljoenen burgers moet worden veilig gesteld. In plaats daarvan is hij verwikkeld in een al zes jaar durende oorlog tegen terrorisme waarvan het einde nog niet in zicht is. Weliswaar sterven daarbij Amerikaanse militairen en grote aantallen Iraakse burgers, maar grote aanslagen op burgerdoelen in de Verenigde Staten hebben zich sinds 11 september niet voorgedaan. Toch meent ook Bush zich in een situatie te bevinden waarin de geldende normen tegen marteling moeten worden heroverwogen.

De rechtvaardiging daarvoor is te vinden in de dreiging van dat terrorisme en in Bush’ doctrine van de ‘As van het Kwaad’. In het licht van de apocalyptische strijd tegen het kwaad is een gewelddadige ondervraging te zien als het ‘geringere kwaad’. De juridische onderbouwing is afkomstig van het Office of Legal Council (OLC), een eliteclubje van topjuristen op het Amerikaanse Ministerie van Justitie. Het OLC legde het begrip ’torture’ uit de genoemde Conventie zo beperkt uit, dat alleen de meest extreme vormen van geweld er onder vielen. Zelfs wanneer een ‘behandeling’ ondanks deze hoge drempel toch als ‘marteling’ zou moeten worden aangemerkt, zou het gebruik hiervan gerechtvaardigd kunnen worden met een beroep op ‘zelfverdediging’ en op de constitutionele bevoegdheden van de president als opperbevelhebber van het leger. De Amerikaanse regering heeft zich inmiddels genoodzaakt gezien dit standpunt te matigen. Toch keert het terug in de vorig jaar aangenomen Military Commissions Act, op grond waarvan de president in laatste instantie beslist over de interpretatie van de Geneefse Conventies. Zo bepaalt de president nog steeds wat ’torture’ is.

Een fervent voorvechter van deze presidentiële War Powers is John Yoo, voormalig lid van het OLC en destijds als (co-)auteur betrokken bij de martelmemo’s. Yoo is inmiddels weer hoogleraar in Berkeley, maar hij beroept zich in interviews en publicaties uitdrukkelijk op de eventualiteit van een tikkende bom. Terrorismebestrijding is voor hem niet alleen een zaak van politie en justitie. De terrorist bevindt zich in een toestand van oorlog met de samenleving, en dan geldt: ‘als de wapens spreken, zwijgen de wetten’. En als de wapens spreken, heeft de president het laatste woord.

Het contrast tussen Bauer en Yoo is natuurlijk enorm. De een is een straatvechter met improvisatietalent, de ander een bedachtzame rechtsgeleerde. De een is een fictieve persoon die zijn president confronteert met echte, tikkende bommen; de ander is een echte persoon die zijn president confronteert met fictieve tikkende bommen. Het tweede is gevaarlijker. Het ’tikkende bom dilemma’ leidt weliswaar tot pakkend televisiedrama, maar het is niet geschikt om er beleid op te baseren. De kans dat zo’n geval zich voordoet, is uiterst klein.

Split Screen
Voor een ’tikkende bom scenario’ is het niet voldoende dat er sprake is van een zekere kans op terroristische aanslagen, zoals vandaag de dag het geval is. Zelfs een acute dreiging is niet voldoende. Het scenario is pas aanwezig als de kennis van die dreiging zo compleet is, dat we precies weten welke ramp aanstaande is, welke informatie we nodig hebben om deze ramp af te wenden en wie we moeten martelen om die informatie te verkrijgen – én bovendien: dat er geen andere manier is om die ramp te voorkomen. Het veronderstelt met andere woorden een compleet overzicht waarin niet één cruciaal element mag ontbreken. Een dergelijke situatie kun je eigenlijk alleen maar op kunstmatige wijze creëren, bijvoorbeeld als scenarioschrijver van een film of van een televisieserie. Zo maakt 24 gebruik van een split screen, waardoor de kijker meerdere verhaallijnen tegelijk kan volgen. Wanneer die bijeenkomen in de cruciale martelscène, is de noodzaak van Jacks brute optreden, en dus het gerechtvaardigde karakter ervan, direct duidelijk.

De werkelijkheid is echter weerbarstiger. In de schaarse gevallen die enige gelijkenis vertonen met het scenario van de tikkende bom ontbreekt steeds een essentieel element. Zo ontdekte de Filippijnse geheime dienst in 1995 bij het ondervragen van een Al-Qaida-lid een complot om elf burgervliegtuigen in zee te laten storten. De man onthulde dit plan, nadat hij wekenlang op beestachtige manier was gemarteld. Die aanslagen konden worden voorkomen. De Filippijnse geheime dienst stuitte echter bij toeval op deze informatie. Ook het tijdsbestek was aanmerkelijk langer dan de paar uurtjes die Jack Bauer doorgaans ter beschikking heeft. Er was dus geen sprake van een tikkende bom.

Zouden de aanslagen van 11 september voorkomen hebben kunnen worden, wanneer de Amerikaanse veiligheidsdiensten op het juiste moment bereid waren geweest iemand te martelen? Misschien. Maar dan had men op de hoogte moeten zijn van wat er op handen was en had men de juiste persoon te pakken moeten hebben. Bij marteling gaat het echter bijna altijd om mensen die min of meer verdacht zijn, die misschien beschikken over kleine stukjes relevante informatie die zich misschien wel – maar misschien ook niet – tot een zinvol geheel laten ordenen, op grond waarvan wellicht een nabij of verder gelegen toekomstig gevaar kan worden afgewend. Marteling vindt dan ook meestal plaats in het kader van zogeheten sleepnetoperaties, waarbij grote hoeveelheden individuen worden opgepakt en ondervraagd, zoals in de Algerijnse oorlog, tijdens de Palestijnse intifada of nu in Irak.

Buiten de studio is marteling nooit een precisie-instrument ter voorkoming van een terroristische aanslag, maar een grof middel dat zonder veel beperkingen en op basis van gebrekkige informatie wordt toegepast. Dat betekent dat het vaak voorkomt dat de verkeerde op de pijnbank zal worden gelegd. Het is al eeuwen bekend dat verklaringen die onder dwang zijn afgelegd, onbetrouwbaar zijn. Recent werd dat in Nederland nog eens bevestigd in de zogenaamde Schiedamse parkmoord. Bovendien brengt ‘marteling’ kosten met zich mee voor de samenleving die haar aanvaardt. Er moet informatie verzameld worden, daar zijn gebouwen voor nodig en personeel. Verder vraagt marteling om autorisatie en controle. Uiteindelijk lijkt er maar één alternatief te zijn voor een absoluut verbod op martelen: een absolute staat.

Inherent kwaad
Niet alleen de nadelige gevolgen zijn een reden om vast te houden aan het martelverbod. In de handeling van het martelen zelf ligt iets besloten dat inherent ‘kwaad’ is, en dat zich niet laat uitdrukken in de utilitaristische categorie van schade of pijn. Het is niet gemakkelijk om te begrijpen waarin dat specifieke kwaad van martelen nu bestaat. De Amerikaanse rechtsfilosoof Jeremy Waldron noemt het martelverbod een juridisch archetype. Het is een norm die als ijkpunt fungeert voor andere normen, doordat die uitdrukking geeft aan het feit dat een rechtsorde kwalitatief verschilt van een orde die gebaseerd is op geweld. Misschien is ‘marteling’ nog wel meer dan ‘doden’ een aantasting van dat symbool. De eveneens Amerikaanse filosoof David Sussmann betoogt dat degene die marteling ondergaat tegen zichzelf wordt opgezet, en daarmee op een perverse manier wordt gedwongen zichzelf te verraden. Sussmann wijst op een parallel met verkrachting, waarbij de slachtoffers zich soms verraden voelen door hun eigen lichaam, dat onwillekeurig reageerde op de aanrakingen van de verkrachter. Ook in het geval van marteling wordt het eigen lichaam medeplichtig gemaakt om de wil van de folteraar uit te drukken. Vervreemding van het lijfelijke ‘ik’ maakt dat men niet meer kan aarden in de fysieke wereld. Marteling is geen ontkenning van het recht om te leven, maar van het recht om als mens te leven.

Wat moeten we nu met de makers van 24? Volgens Plato zijn tragediedichters bedriegers die je het best kunt verbannen. Op grond van die opvatting is hem verweten een vijand van de open samenleving te zijn. Anderen hebben er terecht op gewezen dat Plato wel degelijk waardering had voor de kunsten. Misschien wilde Plato vooral duidelijk maken dat het vermengen van artistieke fictie en feitelijke staatsmacht een gevaarlijke zaak is. Dat kunnen wij ons aantrekken. De wereld van Jack Bauer staat niet model voor het beleid in de oorlog tegen terrorisme.