Er zijn schrijvers die meer bekeken dan gelezen worden. Ze schuiven aan in talkshows, geven openhartige interviews en prijken beeldvullend op affiches – met ergens in een hoek een klein plaatje van hun laatste boek. De persoonlijkheid van de schrijver lijkt het werk letterlijk te overschaduwen. Bij Fernando Pessoa (1888-1935) is veeleer het omgekeerde het geval.
Pessoa, wiens familienaam trouwens ‘persoon’ betekent, publiceerde tijdens zijn leven een bescheiden hoeveelheid gedichten en prozateksten, deels op persoonlijke titel, deels onder verzonnen namen als Alberto Caeiro, Álvaro de Campos en Ricardo Reis. Hij noemde hen zijn ‘heteroniemen’. Waar een pseudoniem (‘schijnnaam’) vaak niet meer is dan een valse naam voor een echte schrijver, zag Pessoa zijn heteroniemen (‘andernamen’) als complete, fictieve individuen, elk met een eigen geschiedenis, individuele opvattingen en een persoonlijke schrijfstijl.
Pas toen Pessoa was gestorven kwam de ware omvang van zijn oeuvre aan het licht: hij liet bijna dertigduizend teksten na, van volgeschreven schriften en uitgetikte manuscripten tot korte krabbels op losse velletjes. Massa’s velletjes: hij schreef voortdurend invallen neer, op wat er maar aan papier voor handen was. Inhoudelijk varieert het werk van gedichten en verhalen tot esoterische beschouwingen en ondernemingsplannen.
Bij het uitpluizen van de nalatenschap bleek dat Pessoa veel meer heteroniemen had geschapen dan de vier of vijf die tot dan toe bekend waren. Inmiddels zijn er ruim tachtig geteld. Die versplintering van zijn werk over talrijke fictieve auteurs lijkt voort te komen uit een diepgewortelde ervaring van vervreemding en gespletenheid:
‘Ik weet niet wie ik ben, wat voor ziel de mijne is. Wanneer ik met oprechtheid spreek, weet ik niet met welke oprechtheid ik spreek. (…) Ik voel overtuigingen die ik niet heb. Ik ga op in vervoeringen die ik afwijs. (…) Zoals de pantheïst zich boom voelt en zelfs bloem, zo voel ik mij meerdere wezens. Ik voel mij andermans levens leven, in mij, onvolledig, alsof mijn wezen deel had aan alle mensen, aan elk onvolledigerwijs, middels een totaal van niet-ikken, gesynthetiseerd in een schijn-ik.’ (Pessoa, Gedichten, 2013: 122)
Het bijzondere is dat Pessoa deze ervaring, die toch iets ziekelijks heeft, kon vertalen in een literair oeuvre, of beter: een conglomeraat van oeuvres. Zelf beschreef hij dit levenswerk als ‘een drama in mensen, in plaats van in bedrijven’. Pessoa voert zijn personages niet op als figuren in de plot van een toneelstuk, maar als zelfstandige auteurs, baas over hun eigen teksten. Dat roept de vraag op wat nu precies de status is van de ‘orthonieme’ Pessoa, de ‘persoon Pessoa’ zelf. Is hij de opper-schrijver van een uitgekiend drama, of slechts deelnemer in een spel dat hemzelf ook maar ‘overkomen’ is? Wat bewoog Pessoa er eigenlijk toe om dit ‘schizofrene’ oeuvre te schrijven? Ligt er een bepaald wijsgerig plan aan ten grondslag?
Het ‘drama in mensen’ vertoont natuurlijk gelijkenissen met dat andere veelstemmige oeuvre uit de Europese literatuur: het werk van Søren Kierkegaard (1813-1855). Maar waar Kierkegaard verklaarde dat hij zijn pseudonieme rollenspel doelbewust inzette om een bepaalde levensbeschouwelijke inhoud te kunnen mededelen, leek Pessoa eerder door zijn heteroniemen ‘overvallen’ te zijn. Pessoa had weliswaar wijsgerige aspiraties, maar die lijken weinig fundamenteler dan zijn ambities op zovele andere terreinen: spiritualiteit, wetenschap, handel, toerisme – en natuurlijk bovenal de literatuur. Niettemin blijkt zijn werk veel aanknopingspunten te geven voor filosofische beschouwingen, zoals ook dit nummer van Wijsgerig Perspectief laat zien.
Michaël Stoker bespreekt in zijn bijdrage Pessoa’s filosofische ambities en de invloeden die hij ondervond van Kant en Nietzsche. Hij maakt duidelijk dat Pessoa geen echte filosoof genoemd kan worden, maar dat zijn uitzonderlijke literaire oeuvre wel gevoed is door zijn filosofische belangstelling.
Piet Devos richt zich op de ervaring van de ‘verstrooide perceptie’, die met name tot uitdrukking komt in het Boek der rusteloosheid van Bernardo Soares (het heteroniem dat wellicht het dichtst bij Pessoa zelf staat). Samen met tijdgenoten als Walter Benjamin heeft Pessoa uitdrukking gegeven aan een levenservaring die in onze tijd zeker niet minder actueel geworden is.
In het derde artikel bespreekt Ger Groot Pessoa’s politiek-esoterische ideeën. Hij werkt uit dat diens ondemocratische politieke opvattingen geen betekenisloze gril waren, maar een belangrijke plaats hebben in Pessoa’s denken en schrijven.
In de laatste themabijdrage laat de Braziliaanse filosoof Oswaldo Giacoia jr. zien hoe het werk van Pessoa verbonden kan worden met invloedrijke concepten van een aantal andere denkers: de vele maskers van Nietzsche, het moderne subjectbegrip van Lacan en de structuralistische taaltheorie van Benveniste.
Een filosoof was Pessoa niet, maar het is ook problematisch om hem zonder meer ‘een schrijver’ te noemen. Misschien moeten we het erop houden dat hij ‘een zonderling’ was, die dankzij een enorme literaire begaafdheid in staat was zijn worsteling met het gegeven van persoonlijke identiteit, te verheffen tot een veelkoppig literair oeuvre. Een intrigerend oeuvre, dat ons veel te denken geeft.