Home Zelfportret

Zelfportret

Door Sanne van Tongeren op 28 mei 2021

Zelfportret
Cover van 02-2021
02-2021 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In mijn woonkamer hangt al veertien jaar dit portret van Helene Schjerfbeck. Mijn blik glijdt een paar maal per dag over de poster. Dat gaat gedachteloos. Het is me vertrouwd geworden als mijn spiegelbeeld. Sinds een jaar deel ik mijn huis met mijn vriendin en bezoek ik vaak het hare. Op de plekken waar we lang alleen leefden, kijken we nu samen naar de afbeeldingen die we er ophingen.

Ook via elkaars beelden leren we elkaar kennen. En zo blijft mijn vriendin op een zeker moment voor het portret van Schjerfbeck staan en zegt: ‘Wat me bevreemdt, is dat oog.’ ‘Ik vind dat oog mooi’, reageer ik getroffen. Maar dat volstaat niet als je elkaar wilt leren kennen.

Opmerkelijk is het zeker, het verschil tussen beide ogen in dit portret. Het oog rechts is licht, groengrijs, en kijkt helder en onderzoekend. Het oog links is een blauwe vlek, zacht en wazig. Het toont geen iris, geen pupil. Het kijkt wel, maar lijkt niet te zien. In de ogen herken ik de blik van een figuratief kunstenaar. Afwisselend verscherpt of vertroebelt die zijn zicht. Stelt hij scherp dan ziet hij details en haalt ze naar voren. Door bewust niet scherp te stellen of een paar passen naar achter te
lopen, zet hij zichzelf op afstand, waardoor hij overzicht krijgt.

Probeer het maar eens, om vanuit je ooghoeken jezelf in de spiegel te bestuderen. Samen zien je ogen je spiegelbeeld. Maar sluit je in die positie achtereenvolgens het ene en het andere oog, dan zul je merken dat het oog dat het verst van je spiegelbeeld verwijderd is, minder scherp ziet. Je neus zit in de weg, ontneemt je oog deels het zicht en maakt je blikveld wat wazig. Schjerfbeck beschrijft met haar ogen hoe ze kijkt wanneer ze zichzelf schildert.

En wat ziet ze dan met die ogen? Daartoe moet ik de kleuren die hier in grijswaarden staan afgedrukt beschrijven. Bijna alle kleuren van het portret komen voor in de achtergrond. Het okergeel van
haar haar vult de hoek linksonder op het doek. De schaduwen in haar gezicht en het heldere oog rechts zijn van het grijsgroen waarmee de bovenste helft van de achtergrond is gevuld. Het wazige oog
links is zo blauw als haar jak dat de hoek rechtsonder vult. Wie net als de schilder op afstand gaat staan, of zijn blik wat vertroebelt, ziet dat welbeschouwd op de voorgrond de zintuigen staan die waarnemen zonder zicht: de huid van haar blozende wangen, haar neus, mond en haar oor. De warmte van het leven daarin bloost bescheiden, maar staat centraal op het doek en maakt zich los uit de omgeving.

Als ik naar het troebele oog kijk, voelt het alsof ik zelf niet scherp zie. Mijn oog spant zich in om helder te zien wat wazig is. Het oog van Schjerfbeck confronteert mij met de gedachte dat ik scherp wil zien
om goed te zien. Dat lukt niet. Het is alsof haar oog mij zegt dat het ‘eigene’ van het zelfportret niet te kennen is door scherp te stellen op details, maar door afstand te nemen. Dat geldt voor zowel de schilder als de toeschouwer. Sta je te dicht op het doek, dan zie je niet veel meer dan verf. Neem je afstand of vertroebel je je blik, dan krijg je zicht op het geheel en neem je waar wat binnen het geheel tot je spreekt. Met haar troebele oog leidt ze mijn blik naar wat leeft en waarneemt.

Dit portret maakte Schjerfbeck toen ze vijftig was. Ze bleef zelfportretten schilderen tot in de tachtig, tot vlak voor haar dood.  Met steeds minder lijnen, minder kleur, meer afstand. Het principe van afstand
nemen is ook op een andere manier fundamenteel voor het scheppingsproces. Naar verluidt zei de componist John Cage tegen de schilder Philip Guston:

‘When you start working, everybody is in your studio – the past, your friends, enemies, the art world, and above all, your own ideas – all are there. But as you continue, they start leaving one by one, and you are left completely alone. Then, if you are lucky, even you leave’
– Mayer, M. (1988). Night Studio: A Memoir of Philip Guston. New York: Knopf.

Dat is wat ik zo mooi vind aan het oog van Schjerfbeck. Het is de deur waardoor iedereen de studio verlaat. Tot alleen het leven achterblijft, als je geluk hebt.