Home Warm aanbevolen: Het ware leven is elders

Warm aanbevolen: Het ware leven is elders

Door Gert-Jan van der Heiden op 12 december 2013

Cover van 03-2013
03-2013 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Niets lijkt ons zo vertrouwd en gewoon te zijn als het reizen. Het wordt als een teken van economisch verval gezien als de gemiddelde Nederlander of Vlaming in plaats van de gewenste twee keer, slechts een keer voor z’n vermaak een buitenlandse reis kan maken. Daarnaast trekken we er veelvuldig op uit in het kader van zakenreizen, onderzoeksverblijven en conferenties. Wat bezielt ons om zoveel te reizen en wat hopen we op deze reizen te vinden? Dergelijke vragen bespreekt Ruud Welten in zijn nieuwe boek Het ware leven is elders onder de noemer van een ‘filosofie van het toerisme’.

Welten heeft zijn boek knap opgezet. In het voorwoord zet hij ongemerkt de agenda voor het boek. Hij vertelt over zijn eigen reiservaringen, eerst door Alaska en een paar jaar later door Mexico. Tijdens die eerste reis meende hij een echte wereldreiziger te zijn, maar al snel bekroop hem het gevoel dat hij in feite ‘gewoon’ een toerist was. Tijdens de tweede reis wordt hij zich pijnlijk bewust van de grenzen van de gastvrijheid in het toerisme: ze was er wel voor hem die betaalde, maar niet voor de zwerver die bij de tafeltjes van hetzelfde restaurant om kleingeld bedelde. Deze ervaringen en reflecties, die in het voorwoord haast terloops naar voren komen, groeien in de vervolghoofdstukken uit tot de centrale vragen van Weltens filosofische verheldering van het toerisme. Alvorens zich te wagen aan een analyse van het toerisme van vandaag, richt de auteur zijn blik op het historische voorland van onze reislust. Aan de hand van Seneca, Descartes en Rousseau laat hij zien hoezeer filosofen van mening verschillen over het belang van het reizen voor de filosoof. Daarna gaat hij in gesprek met schrijvers zoals Goethe en Stendhal, die zelf beroemd zijn geworden om hun reislust. Bij Goethe vinden we, zo laat Welten zien, een sterke nadruk op het motief van de Bildung. Door het reizen worden we geconfronteerd met wat ons niet vertrouwd is en daardoor doen we nieuwe ervaringen op die ons vormen en die idealiter leiden tot ‘een complete wedergeboorte’. Stendhal is niet alleen interessant omdat hij als eerste het woord ‘toerist’ gebruikt, maar ook omdat hij een totaal andere interpretatie van onze reislust geeft. Volgens hem gaat het reizen niet zozeer om het vergaren van kennis, maar in de eerste plaats om het plezier dat het oplevert. Zoals Welten schrijft: Stendhal ‘ontmantelt daarmee het pretentieuze project van de romantische reiziger en onthult de ware ervaring van de toerist: plezier’.

Vanaf hoofdstuk drie verlaat de auteur zijn genealogische en historische perspectief om de eigentijdse karakteristieken van het toerisme in het vizier te krijgen. Hij doet dat langs drie lijnen in evenzovele hoofdstukken. Eerst beschrijft hij het eigene van de toeristische blik, vervolgens identificeert hij (het gebrek aan) authenticiteit als een van de belangrijkste drijfveren voor de toerist en ten slotte stelt hij de vraag of het zinvol is om te spreken over een ethiek van het toerisme.

In de tweede van die drie lijnen wordt de lezer onthuld waarom Welten voor de (prachtige) titel Het ware leven is elders gekozen heeft. De titel geeft uitdrukking aan het vermoeden waardoor de toerist wordt geleid. Dit vermoeden, zo stelt Welten, laat een structurele verwantschap zien met religie: ‘Net als de pelgrim zoekt de toerist het heil elders.’ Teleurgesteld in het leven dat de toerist thuis leidt, lijdt hij aan een variant van de Hinterweltlerei: weliswaar gelooft de toerist niet in een eeuwige wereld naast de wereld waarin we leven, maar hij gelooft wel dat het leven elders waar en goed is, en naar die plaats gaat de toerist op zoek. In het bijzonder meent de toerist dat elders een authentiek leven te vinden is. De zucht naar authenticiteit laat veel over de toerist zien, zo schrijft Welten: ‘De toerist is geobsedeerd door een te fixeren authenticiteit, een identiteit. Zijn eigen leven komt hem vervreemd, doelloos en leeg over: […] wat hij in de wereld bevestigd wil zien, is dat authenticiteit wel degelijk bestaat.’

In het laatste hoofdstuk over de ethiek van het toerisme, grijpt Welten terug op het pejoratieve onderscheid tussen ‘reiziger’ en ‘toerist’ dat hij al in het voorwoord met de veelzeggende titel ‘Toeristengêne’ op tafel legde. De reis, zo vertelt hij ons op verschillende plaatsen in het boek, is een metafoor voor het leven en de weg die ieder mens heeft af te leggen. De toerist, daarentegen, is ‘een metafoor voor de (post)moderne westerse mens’, zo stemt hij in met Zygmunt Bauman. ‘De wereld ligt voor [de toerist] open, niet omdat hij wordt uitgenodigd, maar omdat hij de toegang claimt vanuit de rechten die hij als vrije westerling meent te hebben verworven.’ De mogelijkheid van het toerisme ligt dan ook niet voor iedereen open en de toerist bestaat in onze maatschappij bij de gratie van zijn onderscheid met die andere reiziger, de ‘vagebond’, dat wil zeggen, ‘de vluchteling, de asielzoeker, illegale immigrant of dissident’. Met deze kritische noties rondom het hedendaagse toerisme is echter nog niet gezegd dat een ethiek van het toerisme onmogelijk is. Weltens reflecties op gastvrijheid en kosmopolitisme verderop in het laatste hoofdstuk laten zien dat ook in het hedendaagse toerisme eigen momenten van een ethiek zich aankondigen. De vijf hoofdstukken van Het ware leven is elders bieden de lezer zo een gevarieerd, mooi en overtuigend beeld van de toerist in onze westerse maatschappij en ze laten zien hoe het toerisme zich ontplooit, van de zestiende-eeuwse grand tour die iedereen moest maken om zich te vormen en zo toegang te krijgen tot de volwassenheid, tot het ingewikkelde complex van consumentisme en kosmopolitisme dat het toerisme vandaag kenmerkt.