In het najaar van 2008, ongeveer een jaar nadat de kredietcrisis was ontstaan, gaf de voorzitter van de Federal Reserve, Alan Greenspan, toe dat zijn vertrouwen in de zelfregulering van de financiële markten ongerechtvaardigd was. Hoe onwrikbaar hij dit vertrouwen achtte, wordt duidelijk uit de woorden die het NRC Handelsblad van 24 oktober uit zijn mond optekende: ‘De meesten van ons, en ik in het bijzonder, zijn in een staat van gechoqueerd ongeloof gestort.’ In De utopie van de vrije markt laat Hans Achterhuis zien waar dit vertrouwen in de vrije markt vandaan komt en welke invloed de neoliberale agenda, die van dit vertrouwen leeft, heeft gehad op het denken over en het daadwerkelijk hervormen van de markt.
Evenals John Gray in Black Mass betoogt Achterhuis dat het onbegrensde vertrouwen in de vrije markt utopisch genoemd kan worden. Hij doet dit echter op een andere manier dan Gray. Achterhuis poogt namelijk de intellectuele bron van het vertrouwen in de zelfregulering van de markt te traceren. Daartoe begint hij zijn studie met een analyse van het werk Atlas Shrugged van de van oorsprong Russisch-Joodse schrijfster Ayn Rand (1905-1982). Het is nooit een geheim geweest dat Rand een van de grote inspiratiebronnen was van Greenspan. Achterhuis laat echter zien dat Atlas Shrugged meer is dan de bijbel van het individu Greenspan. Het is niet alleen een veelgelezen en invloedrijk werk in de Verenigde Staten, het kan bovendien gezien worden als het manifest van het neoliberalisme dat in datzelfde land hoogtij viert. Rand voert in Atlas Shrugged een pleidooi voor de ‘utopie van de begeerte’. Begeerte en het nastreven van eigenbelang zijn voor haar allesbehalve morele kwaden: ze zijn de ultieme motor naar een betere wereld. Met verve tekent Achterhuis in het eerste deel de belangrijkste elementen van Rands filosofie van het objectivisme en laat daarbij tegelijkertijd en nauwgezet zien dat Atlas Shrugged inderdaad een utopie schetst in de pregnante zin van het woord uit zijn eerder verschenen De erfenis van de utopie.
In de twee delen die volgen besteedt de auteur achtereenvolgens aandacht aan de geschiedenis van de markt en aan wijsgerige overwegingen bij die markt. Deze twee delen laten scherp zien hoe de rol van de markt door de tijd heen veranderd is. Die schets van de geschiedenis van en het denken over de markt laat een groot aantal alternatieven voor hedendaagse markt de revue passeren evenals voor de homo economicus, de hedendaagse mens die zijn welbegrepen eigenbelang nastreeft. Met deze schets wil Achterhuis ons geen alternatief opdringen alsof de maatschappij er in onze tijd erger aan toe zou zijn dan vroeger. Hij is geen cultuurpessimist. Wel wordt zo duidelijk wat de achilleshiel van onze cultuur is. Juist in het nastreven van het eigenbelang en het propageren van de begeerte is onze cultuur bij uitstek vatbaar voor de ‘hoofdzonden’ hebzucht en afgunst. Wanneer we dit weten, zo suggereert De utopie van de vrije markt, kunnen we ook beter een strategie ontwikkelen: poog op een verstandige manier om te gaan met de markt door de angel uit deze twee ‘hoofdzonden’ te halen.
Een van de andere belangrijke inzichten die Achterhuis in het derde deel met ons deelt is dat de protagonisten van de vrije markt al te gemakkelijk de argwaan vergeten waarmee de markt in het verleden is bejegend door denkers zoals Aristoteles. In het laatste deel laat hij de desastreuze gevolgen van deze vergetelheid zien. Al snel wordt duidelijk dat de gedachte dat de vrije markt ‘de belangrijkste menselijke institutie [is] die zich spontaan in de geschiedenis heeft ontwikkeld’ een illusie is. De geschiedenis toont ons al dat pas wanneer ‘van regeringswege heel veel [wordt] georganiseerd’ er zoiets als een vrije markt kan ontstaan. Deze maatregelen nemen zelfs draconische vormen aan zodra er vanuit neoliberale hoek gepoogd wordt om een bestaande markt te transformeren tot een vrije markt. Aan de hand van de coup van Pinochet in Chili, die ook in Naomi Kleins The Shock Doctrine uitgebreid is geanalyseerd, wordt duidelijk hoe alleen onder dwang en via een kortstondige en zeer heftige schok de maatschappij tot de vrije markt bekeerd kan worden. Deze dwang, zo maakt het werk van Milton Friedman duidelijk, is noodzakelijk omdat het merendeel van de mensen nooit zelfstandig voor een dergelijke verandering zou kiezen. Zelfs als men zou willen, kan hier dus nooit sprake zijn van een democratische omwenteling. In het vierde deel vindt Achterhuis zijn centrale these bevestigd dat het neoliberale streven om de vrije markt te vestigen utopisch van aard is. Met De utopie van de vrije markt heeft Achterhuis een actueel boek het licht laten zien. Het is bovendien zeer gedreven geschreven. De auteur geeft zelf al aan dat bepaalde onderdelen van het boek ook (op een andere manier) elders te vinden zijn. Maar juist door de verschillende gezichtspunten te verbinden en daar zijn eigen inzichten aan toe te voegen, heeft hij een zeer rijk boek geschreven waarin de lezer veel kan leren over de intellectuele achtergrond van de kredietcrisis. Juist omdat Achterhuis blijft analyseren en niet in ideologiserende of moraliserende posities schiet, overtuigt zijn werk en zal het ongetwijfeld ook een enkele lezer aanzetten zich aan het 1100 pagina’s tellende neoliberaal manifest van Ayn Rand te wagen.