Wat zijn belangrijke waarden in de zorg? En hoe werken deze waarden in de praktijk? Om antwoord te geven op die vragen is een naar buiten gerichte blik nodig, schrijft Jeanette Pols. Ethici en sociale wetenschappers moeten de deur uit om waardigheid in de zorg te analyseren.
Waardigheid in de zorg: Volgens sommige filosofen is het begrip waardigheid zó moeilijk te omschrijven dat het rijp is voor de vuilnisbelt. Maar een empirischethische analyse van waardigheid in zorgpraktijken laat zien dat die conclusie voorbarig is. Juist doordat de concrete omschrijving van het begrip variabel is, heeft het een werking waar we als zorgethici en betrokkenen bij goede zorg iets mee kunnen. Als empirisch ethicus kijk ik vooral naar de waarden die in de zorg zitten. Welke waarden zitten er achter de aanduiding ‘goede zorg’? En wat betekent het dat er zoveel antwoorden zijn op de vraag wat goede zorg is? Zorg kan bijvoorbeeld goed zijn doordat ze effectief is of ‘de patiënt centraal stelt’. Of doordat ze rechtvaardig verdeeld is. Wat betekent het dat deze waarden verbindingen met elkaar aangaan (deze zorg is niet alleen van betere kwaliteit, ze is ook goedkoper!) of om voorrang strijden (toont u eerst de effectiviteit maar eens aan!)? Maar ook over de betekenis van waarden bestaat vaak onduidelijkheid. Wat houdt ‘de patiënt centraal zetten’ in? Zouden dokters een eeuw geleden het idee hebben dat ze dat niet deden? Ethici die geïnteresseerd zijn in goede zorg moeten dus de deur uit om te kijken hoe in verschillende praktijken de zorg vorm krijgt en wat er dan op het spel staat. Hoe werken waarden, onbedoeld of bedoeld, uit in de praktijk? Zo’n zorgethiek kijkt naar alledaagse handelingen, ook als het gaat om de Grote Ethische Kwesties die de academische ethiek traditioneel agendeert, zoals euthanasie, het gebruik van menselijke embryo’s in wetenschappelijk onderzoek en orgaandonatie.
De trek naar buiten heeft grote consequenties voor hoe ethische dilemma’s eruit komen te zien. Als je kijkt naar de praktische voorwaarden voor orgaandonatie in het ziekenhuis bijvoorbeeld, krijg je een heel ander beeld van de kwestie dan als je de ethische discussie volgt die zich beperkt tot toestemming van familieleden. Een team van transplantatiehulpverleners houdt bij welke andere potentiele orgaandonoren er in het ziekenhuis liggen. Dit moet met de nodige omzichtigheid gebeuren. De potentiele donoren zijn dan nog patiënt, en nog geen dood lichaam. Er moeten procedures gevolgd worden om toestemming te vragen van de donor of de familie om de organen tijdig te oogsten, deze binnen of buiten het lichaam van de donor te bewaren en te vervoeren naar een ontvanger. Er blijkt een complexe sociale en materiële organisatie nodig om orgaandonatie mogelijk te maken. Daarbinnen spelen allerlei waarden en waardenconflicten, terwijl de maatschappelijke ethische discussie zich beperkt tot één schakeltje.
Traditionele ethische kwesties kunnen dus verschuiven wanneer we ze empirisch benaderen. De naar buiten gerichte blik kan ethische analyses relevanter maken door ze dichter bij de praktijk te brengen.
TELEZORG
Een voorbeeld hiervan is de telezorgtechnologie, waarmee patiënten thuis hun bloedwaarden kunnen meten en zo nodig maatregelen kunnen nemen. In een van de projecten die ik onderzocht, waren de verpleegkundigen telefonisch te bereiken bij problemen en kregen ze ook de metingen van de patiënten te zien. Een rood vlaggetje verscheen op hun beeldscherm als de waarden te hoog of te laag waren. Deskundigheid van de patiënt, self-management en preventie golden in de plannen als belangrijke waarden. Maar wat bleek: de patiënten deden wel zelf de metingen, maar ze deden er verder niets mee. Ze keken ze niet na op hun tv, waren niet benieuwd naar trends. Ze wisten dat de verpleegkundigen wel zouden bellen als er iets mis was. Dat was voor hen de belangrijkste waarde: ze voelden zich veilig bij deze constructie.
De verpleegkundigen op hun beurt hechtten veel waarde aan hun eigen ingrijpen. Deze groep patiënten zien zij als mensen die altijd te laat naar de dokter gaan. Dan moet een ambulance uitrukken en wordt de patiënt opgenomen in het ziekenhuis. Dit is voor de patiënt vaak een traumatische ervaring en het is dure zorg voor de samenleving. Door de metingen konden de verpleegkundigen sneller reageren. De professionele controle, het overnemen van verantwoordelijkheid, was voor hen de belangrijkste waarde, en daarmee het voorkomen van crises. Zulke waarden komen pas naar voren als je concrete praktijken gaat bekijken.
Veilig voelen is bepaald geen waarde die in het vigerende gezondheidszorgbeleid hoog staat aangeschreven. In tegendeel: de zelfstandige, thuiswonende, zichzelf managende patiënt speelt de hoofdrol, sinds kort met een hernieuwd beroep op familie en buurtgenoten. Daaronder ligt meer of minder expliciet een verhaal over kosten, die omlaaggaan als de mensen niet steeds aangewezen zijn op professionals. Veiligheid door een grotere inzet van professionals staat daar haaks op.
Is het erg dat de waarden in de praktijk anders zijn dan in de droom van het beleid? Ik denk het wel. Je zou kunnen zeggen dat het beleid is geschraagd op en investeert in de verkeerde waarden. Er is een enorme industrie gemoeid met het implementeren van technologie in de zorg. Als die niet aansluit bij wat gebruikers van waarde vinden of, zoals in het voorbeeld, ze de technologie anders gebruiken dan bedoeld zodat die wel past bij wat ze van waarde vinden, dan moeten we opnieuw vragen naar wat belangrijk is in de zorg. Is het zich geborgen voelen onder het toezicht van de verpleegkundige een essentieel onderdeel hiervan? Hoe veilig is zorg op afstand daadwerkelijk? Leven met een chronische ziekte houdt meer in dan vitale waarden meten. Deze patiënten hadden een vochtbeperking, en moesten zoutarm of zoutvrij eten. Dáár helpt telezorg niet bij. De constructie kost misschien wel veel meer geld dan de situatie voorheen, waarbij de patiënt twee keer per jaar naar de poli ging. Maar als het wel de kwaliteit van de zorg verhoogt, hoe passen we dat dan in het beeld – en het budget – van een vergrijzende samenleving?
Uit het onderzoek bleek dat patiënten en hun naasten verschillende vormen van telezorg vooral zagen als een manier om relaties te versterken, bijvoorbeeld met de verpleegkundige en
Waarden ontstaan in de interacties tussen patiënten en verpleegkundigen
met lotgenoten. Chronisch zieken en de mensen in hun omgeving waren vaak weinig geïnteresseerd in self-management. Ze waren op zoek naar goede raad, een schouderklopje, naar tips om het leven met hun akelige ziekte zo goed mogelijk te leven. Dat gold voor meetapparaten en voor apparaten die meer expliciet op communicatie gericht waren. Hoeveel efficiënter zou het niet zijn om het ICT-beleid te beginnen bij waarden die gekoesterd worden? Dan zouden we technologie inzetten als middel om relaties en netwerken te versterken rond zieken en de mensen die voor hen zorgen.
Aan dit voorbeeld is te zien hoe verschillende waarden een rol spelen en vorm krijgen in concrete zorgpraktijken. Waarden ontstaan in de interacties tussen patiënten en verpleegkundigen die bepaalde dingen belangrijk vinden en apparaten die bepaalde manieren van gebruik mogelijk maken en andere bemoeilijken. Om de normativiteit die al in de praktijk zit te onderzoeken moeten we niet redeneren, maar eerst kijken en luisteren naar wat er voor betrokkenen op het spel staat en wat ze van waarde vinden. In tweede instantie kan het puzzelen beginnen: wat doet een bepaalde waarde? Welke zijn belangrijk en voor wie? Welke waarden leiden tot wenselijke praktijken?
Het is zaak om oog te krijgen voor waarden die niet zo zichtbaar zijn in beleid en medisch onderzoek, zoals professionele controle en het gevoel van veiligheid. Ethici schetsen graag visioenen die richting kunnen geven aan het handelen. Ze baseren zich daarbij op waarden met een universeel karakter, op principes die voor iedereen gelden, zoals de vier principes van de medische ethiek: weldoen, niet schaden, autonomie en rechtvaardigheid. Maar als we ons beperken tot deze Grote Principes is het lastig om ook de onverwoorde waarden in beeld te brengen.
DIGNITAS EN HUMANITAS
Waardigheid is een complex begrip dat in de praktijk veel onverwoorde waarden oproept. Bijvoorbeeld in de palliatieve zorg, waar waardig sterven een thema is. In de ouderenzorg verwijzen mensen naar waardigheid in kritiek op pyjamadagen en op andere ontluisterende situaties die vaak de persoonlijke hygiëne betreffen. Dat ‘ontluisterende’ gaat vaak over situaties die een gevoel van schaamte of gezichtsverlies oproepen. Het zijn ‘lelijke situaties’. Ik noem dit esthetische begrip van waardigheid dignitas.
In de moderne filosofie wordt waardigheid veel meer als principe onderzocht. Het bekendst is wellicht het begrip waardigheid als fundament voor mensenrechten. Het idee is dat mensen een kern van waardigheid in zich dragen (Rosen 2012). Daarom hebben ze fundamentele rechten. De gelijke rechten gelden overal en voor iedereen, en dat is ook hun kracht. Als funderend, universeel principe verwijst waardigheid naar wat alle mensen gemeenschappelijk hebben. Het
Principes en esthetische waarden staan met elkaar op gespannen voet
principe zoekt niet het verschil, maar benadrukt gelijkheid tussen mensen. Deze principiële uitwerking van waardigheid noem ik humanitas.
Esthetische waarden vat ik op als waarderingen die iets zeggen over wat wij mooi of goed vinden aan ons leven en onze relaties met anderen. Ze zijn niet voor iedereen hetzelfde en worden vaak geassocieerd met smaak. Smaken kunnen spreekwoordelijk verschillen en dan valt er ook weer spreekwoordelijk niet over te twisten. Smaak wordt dan als iets individueels opgevat. Ons taalgebruik staat er bol van: een prachtig doelpunt, een mooie dood, een mooie wond – vaak geen plezierige aanblik volgens een verpleegkundige.
Tegelijk wijzen antropologen en sociologen erop dat smaken en esthetische waarden niet puur individuele, maar door en door sociale waarden zijn. Ze zijn sterk gebonden aan culturen, omgangsvormen en gewoonten. Smaken zorgen ervoor dat mensen zich sociaal organiseren rond bepaalde waarden of kwesties waar ze waarde aan hechten. Dat kan gaan om hobby’s of passies: de één wordt lid van een zangclub, de ander geeft de voorkeur aan tuinieren. De socioloog Bourdieu brengt dat verschil terug tot klassenverschillen. Maar wat wij mooi of stijlvol vinden of waar we gepassioneerd over zijn en waarde aan hechten, verbindt mensen ook, terwijl het ze op andere vlakken uiteendrijft: met de verre penvriendin deelt u de liefde voor literatuur; u ontmoet uw buurman in een voorkeur voor gladgeschoren hegjes. Met u deel ik een interesse in waarden en waardigheid, maar over de vraag of een bepaald schilderij mooi is, verschillen we wellicht van mening. Esthetische waarden verbinden mensen, maar lopen ook dwars door klassieke sociologische groepen als klasse, religie, gender, enzovoorts, heen.
Principes en esthetische waarden staan met elkaar op gespannen voet omdat ze gelijkheid of verschillen tussen mensen benadrukken, maar ook omdat ze andere dingen doen. Principes worden vaak met rechten verbonden (ze gelden voor iedereen, ze zijn te vertalen in normen en regels). Esthetische waarden zijn op die manier heel moeilijk te organiseren. Het is lastig om vormen van goed of mooi leven per decreet op te leggen. Vanaf vandaag moeten we allemaal een rood jasje dragen? In liberale opvattingen over de samenleving beslissen mensen zelf over kwesties van smaak. Zulke afwegingen horen dan thuis in de privésfeer, niet bij de overheid, die juist onze vrijheid op dit vlak moet beschermen. Anders dan principes waar we normen en regels van af kunnen leiden, werken esthetische waarden door ons te motiveren, te interesseren of in negatieve zin door ons met afkeer te vervullen.
De botsing tussen principes en esthetische vormen van waardigheid komen op scherp te staan als er ongelijkheid in het denken over rechten belandt. Als er verschillen in waardigheid zijn, zet je dan niet de poort open voor eerste- en tweederangsburgers? Mensen met meer en minder waardigheid? Dat is volstrekt onacceptabel voor westerse filosofen. Tegelijk bestaan al die verschillen in cultuur, smaak en omgangsvormen. Dit is een belangrijk vraagstuk voor het hedendaagse humanisme. Hoe gaan we om met verschillen? Veel conflicten ontstaan over de vraag of het gaat om esthetische waarden die mogen verschillen, of om principes die voor iedereen gelden. Mogen rijke mensen luxere zorg krijgen dan arme mensen of is dat principieel onwaardig?
SCHONE EN VIEZE AFDELINGEN
Er zijn dus minstens twee manieren om over waardigheid te denken: het principiële humanitas en het esthetische dignitas. De verschillen lieten zich goed zien tijdens een van mijn onderzoeken in de langdurige psychiatrie (Pols 2013, 2006). Ouderen die hun leven lang in psychiatrische ziekenhuizen hadden gewoond, verhuisden naar een verzorgingshuis om op hun oude dag van goede voorzieningen gebruik te kunnen maken en beter geïntegreerd te leven in de sociale omgeving waar ze ooit vandaan kwamen. Eén van de kwesties die in dit onderzoek naar voren kwam, was de extreem verschillende beoordeling van wat vies en wat schoon is. In de volwassenenpsychiatrie was ik op een afdeling waar hygiëne en schoonheid vergeten woorden waren. De meeste mensen zouden het er erg vies gevonden hebben, maar de patiënten kon het niks schelen. Ze werkten kranig mee aan de vervuiling door overal as, peuken en brandgaten achter te laten, koffie te morsen, en zich actief te verzetten tegen de douche. Daarnaast was reinheid ook geen prioriteit van de staf. Dit contrasteert scherp met de verzorgingshuizen, waar kraakheldere afdelingen een zaak van leven en dood leken. Schone patiënten en propere gangen werden met ferme hand en in strikte routine tot stand gebracht. In beide gevallen, dus zowel ter verdediging van vieze als schone afdelingen, verwezen hulpverleners naar ideeën over waardigheid.
De verpleegkundigen van de vieze afdelingen verwezen naar principes van burgerschap. Psychiatrische patiënten moesten burger worden, met gelijke rechten en mogelijkheden. Dit betekende dat de verpleegkundigen de patiënten als individuen gingen behandelen en niet als groep. Persoonlijke hygiëne werd een privékwestie. Mensen moesten zelf gaan beslissen welke zeep ze wilden gebruiken en welke kleur hun handdoeken hebben. Wasdagen waarbij de verpleegkundigen de hele afdeling onder de douche zetten, werden afgeschaft. De patiënten werden privépersonen die het recht hadden met rust gelaten te worden. Waardigheid werd het ‘mogen zijn wie je bent’. ‘Mens-zijn’ betekent dan dat je een individu bent met een eigen smaak en hebbelijkheden.
Als we dan kijken naar de verzorgingshuizen waar reinheid tot de maat der dingen verheven was, zien we dat de esthetische waarde van het schoon-zijn hier weinig te maken heeft met het unieke individu met een eigen smaak. De waardigheid van een schoon en verzorgd uiterlijk had in de kern van de zaak juist te maken met relaties met anderen. Waardigheid is dan direct verbonden met de sociale orde van het verzorgingshuis. Je moet er goed uitzien, zodat je niet uit die orde verstoten raakt. Kleren moeten goed zitten, er horen geen klodders op, en een presentabel kapsel compenseert wat er mis kan zijn binnen het goed gekapte hoofd. In het verzorgingshuis lag veel nadruk op het samen beleven van goede momenten.
Tot afgrijzen van de psychiatrisch verpleegkundigen namen de verzorgenden de bewoners veel uit handen. Ze beschouwden de
ouderen als patiënten die veel dingen niet meer zelf kunnen. De verzorgenden op hun beurt gruwden van de kale kamertjes van de nieuwe bewoners. Dat het personeel niet hielp om er iets gezelligs van te maken, was voor hun een falen en gebrek aan verantwoordelijkheid nemen. Dat wat van waarde is voor mensen stond voor deze professionals lijnrecht tegenover elkaar.
De principes van burgerschap van de psychiatrisch verpleegkundigen en de esthetische waarden van de verzorgenden lijken duidelijk te verschillen. Maar al snel bleken de burgerschapswaarden minder principieel dan in eerste instantie gedacht. Het waren wel richtsnoeren, maar er werden ook grenzen gesteld als patiënten te sterk vervuilden. Dan was het ook meteen afgelopen met de keuzevrijheid en de privacy. De verpleegkundigen zetten mensen dan desnoods resoluut onder de douche. Tekst en uitleg om zo’n manoeuvre te verantwoorden hadden de verpleegkundigen niet, die ontbrak in het burgerschapsdiscours. Soms beriepen ze zich erop dat anderen niet gehinderd moesten worden, maar de medepatiënten namen geen aanstoot aan vuile afdelingsgenoten. Vaker benoemden de verpleegkundigen een gevoel: ‘Dit gaat te ver!’ Daarmee bleek er aan de principes getornd te kunnen worden.
Voor de waarde van het schoon zijn waren er daarentegen minder marges. Schoon moest, voor iedereen, elke dag. De manier waarop kon wel variëren. Als iemand gewend was één keer per week naar het badhuis te gaan, hoefde die nu niet iedere dag onder de douche. Wassen bij de wastafel was toegestaan. Maar de waarde van een schoon en presentabel uiterlijk stond niet ter discussie. In feite werd de esthetische waarde van schoon zijn, gehanteerd en gereguleerd als een principe. Of iets een lokale esthetische waarde is of meer opgevat wordt als een principe dat voor iedereen moet gelden, is blijkbaar geen intrinsiek kenmerk van een bepaalde waarde. Het is minstens zo belangrijk te kijken naar hoe die waarden in de praktijk functioneren.
Waardigheid verscheen in de verzorgingshuizen als ideaal dat de zorg oriënteert op het goede. Het begrip kreeg heel verschillend inhoud voor hulpverleners afkomstig uit de GGZ of de ouderenzorg. We zagen dat ze begrippen gebruikten als eigenwaarde en ‘mens-zijn’ om te verwijzen naar kwesties van waardigheid.
WAARDIG STERVEN
In mijn vervolgonderzoek bleek dat waardigheid in het geding komt als het gaat om kwesties die mensen ten diepste van waarde vinden (Pols e.a. 2018). Wat betreft de betekenissen van waardigheid, reflecteert de zorgpraktijk de filosofische discussie: het wisselt wat het begrip precies inhoudt, en dus ook hoe je er normen van af kan leiden om de zorg te organiseren. In concrete situaties weten hulpverleners echter heel goed wat ze bedoelen als ze menen dat waardigheid op het spel staat. Dat leidde tot situaties van behoedzaam manoeuvreren en discussiëren; de waardigheid van je patiënten is niet iets wat je zomaar op kan geven. Met de waardigheid van patiënten staat ook de waardigheid van hulpverleners op het spel.
De inhoud van het begrip waardigheid is belangrijk en interessant. Het brengt verschillende manieren naar voren om goede zorg te organiseren. Het verwijst naar principiële discussies, maar ook naar esthetische waarden die reflecteren wat wij een menswaardig bestaan vinden. Maar pas als we kijken hoe waardigheid de dagelijkse zorg vormgeeft, blijken we het belang ervan te kunnen begrijpen. Waardigheid heeft een performatieve werking: het zet mensen in beweging om op te komen voor wat ze werkelijk van waarde vinden.
De performatieve werking van het begrip waardigheid werd duidelijk in de gesprekken die we voerden met artsen en verpleegkundigen tijdens focusgroepen over situaties waarin zij vonden dat de waardigheid rond het levenseinde van hun patiënten op het spel stond. Wat ons trof, was dat de gesprekken zonder uitzondering gingen over situaties die de professionals echt aan het hart gingen. Er stonden waarden op het spel waarmee ze niet wilden marchanderen, zelfs al konden ze die waarden niet bereiken. Ze bleven zich inzetten. Hun betrokkenheid bij
Met de waardigheid van patiënten staat ook de waardigheid van hulpverleners op het spel
de waardigheid van de patiënt gaf gestalte aan hun waardigheid als hulpverlener. Dit vestigde ook de aandacht op het tragische feit dat zorg feilbaar is. Zelfs als waardigheid onbereikbaar bleek, bleven de hulpverleners zich engageren en ernaar streven het toch nog zo goed mogelijk te benaderen.
De sterke betrokkenheid bij de waardigheid van hun patiënten bleken cruciaal. Er kwamen verschillende opvattingen over wat waardige zorg is naar voren. Bijvoorbeeld: er was een sterke overtuiging dat het ziekenhuis geen goede plek is om te sterven. Maar als er geen andere oplossing was, deden de hulpverleners er vervolgens alles aan om het ziekenhuis wel een goede plek te maken om te sterven. Of de paradox dat sterven moet gebeuren in intieme kring, niet te midden van medische apparaten en witte jassen; tegelijk werd pijnbestrijding liefdevol ter hand genomen. Bij alle overwegingen over waardigheid kwam steeds het engagement van de hulpverleners naar voren. Wat de waarde van waardigheid deed, in welke precieze betekenis dan ook, was dat het hulpverleners in beweging bracht.
ENGAGEMENT
Dus het algemene van het begrip waardigheid zit volgens mij niet in het idee dat waardigheid een onvervreemdbare kern of eigenschap is die ieder mens bezit. Waardigheid is in abstracto het best te begrijpen als een relationeel begrip, waarbij de waarnemer zichzelf in een ethische en esthetische relatie plaatst tot een ander (en dat kunnen ook dieren of planten zijn, of dingen zoals kunstwerken). Ze vatten die anderen op als waarderende wezens of als dingen van waarde. Waardigheid veronderstelt een relatie met die anderen, waarbij de eigen mogelijkheid tot waarderen en te leven naar die waarderingen de spil vormt. Wij herkennen dit in anderen, en het zet ons aan tot engagement en handelen. Niet wat wij waarderen, maar dat wij waarderen is dan het aangrijpingspunt voor verbetering.
Het begrip waardigheid vertrekt dus vanuit een ethische en esthetische relatie tot de wereld. Dit engagement, het opkomen voor en beschermen van wat je van waarde vindt, lijkt mij de kern van wat het begrip waardigheid kan doen voor het verbeteren van de zorg. Niet het vastleggen van regels en protocollen die momenteel de zorg teisteren is een goede methode om hulpverleners ertoe te brengen het goede te doen. Regels plaatsen morele afwegingen buiten de morele actoren – in de regel ligt immers al besloten hoe we moeten handelen. Het hoeft niet meer te worden afgewogen, of dat kan zo lijken.
Het stimuleren en ondersteunen van professionals en patiënten om hun eigen waarden en waarderingen van zorgsituaties te ontwikkelen biedt veel betere garanties op goede zorg. In plaats van ze via externe verantwoording te dwingen tot handelingen, die ze soms zien als formaliteiten die niet van wezenlijk belang zijn, worden hulpverleners dan zelf de bewakers van goede zorg. Het is geen simpele oplossing: engagement kan ook mensen tot extreme handelingen drijven. Met enige regelmaat staat er in de krant dat iemand ‘uit medelijden’ het leven beëindigt van ernstig zieke mensen, bijvoorbeeld door gebruik van insuline. Daarom is het wel belangrijk dat het wikken en wegen rond waarden in de zorg een sociale gebeurtenis blijft, zodat afwegingen ook door meer mensen gemaakt worden. Intervisies en moreel beraad zijn cruciaal voor geëngageerde professionals.
De analyse van waardigheid laat het belang zien van het onderzoek naar wat waarden doen in de praktijk. Niet alleen wat voor betekenis ze hebben, of de vraag wanneer en waar iets precies goed is, maar hoe waarden concreet werken. Het stelt de vraag naar hoe we het goede doen. Daarmee ben ik weer terug bij het begin van mijn verhaal: bij de oproep aan ethici en sociale wetenschappers om toch vooral naar buiten te gaan om waarden ESSAY Waardigheid is een relationeel begrip Jaargang 59 / nummer 4 31 zorg in de praktijk te onderzoeken. Daarbij is het empirisch onderzoek naar waarden die praktijken motiveren het begin om morele vergezichten te schetsen. Zulk onderzoek vestigt de aandacht op de praktische inspanningen die nodig zijn om het goede te doen, zonder de garantie dat dat goede ook te bereiken is. Het vestigt ook de aandacht op de vele manieren waarop goede bedoelingen anders uitwerken dan gehoopt, of wat er gebeurt als morele idealen onhaalbaar blijken. Het analyseren van en het zoeken naar praktische manieren van omgaan met het goede is de centrale opdracht voor een empirische zorgethiek en een waardig punt van zorg voor hedendaags humanisme.