Home Voorbij stad of platteland

Voorbij stad of platteland

Door Julia Rijssenbeek op 03 september 2020

Voorbij stad of platteland
Cover van 03-2020
03-2020 Wijsgerig Perspectief Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Stad en platteland hebben een gedeelde oorsprong, maar worden door moderne denkers strikt gescheiden. Julia Rijssenbeek stelt dat de tegenstelling tussen stad en platteland achterhaald is. Onze gedigitaliseerde leefwereld vraagt tenslotte om een nieuw perspectief.

De coronacrisis heeft van de stad een unheimische plek gemaakt. Besmetting ligt in deze hyperverbonden wereld overal op de loer. De stadsmens zit opeens binnen, afgezonderd van anderen. In quarantaine zijn we nog dieper in onze virtuele werelden gedoken. Voor de pandemie werd er vanuit de stad misschien zelfs een beetje neergekeken op het geïsoleerde platteland. Maar plots lonkt zelfs voor hen die het meest aan de stad verknocht zijn het idyllische landleven waar voedsel, natuur en ruimte in overvloed te vinden is. Op dit zeldzame moment dat de eindeloze stroom van mensen, verkeer en voedseltoevoer in de stad plots hapert, klinkt het leven met de seizoenen en het ritme van de natuur als een manier om te ontsnappen aan de constante alertheid van het leven in de stad.

Ook ik dacht dat ik niet zonder de stad kon, maar toen ik twee maanden quarantaine doorbracht in een klein dorpje aan de Waal, reflecteerde ik op wat we op het platteland zoeken en in de stad niet meer vinden. Het platteland zien hedendaagse denkers als Roger Scruton en Ton Lemaire als een plek waar de mens geworteld is, verbonden met de aarde, met de lokale gemeenschap. Daarmee wordt het platteland vaak gedefinieerd in contrast tot de ontwortelde, onpersoonlijke stad. In dit essay beschrijf ik hoe het moderne construct van het platteland, afkomstig uit de westerse, verstedelijkte wereld, niet meer voldoet. Onze leefwereld digitaliseert en virtualiseert – en verandert ook het platteland. Met een bespreking van de toekomst van het platteland, verken ik een metamodern perspectief op het platteland. Niet tegenover, maar juist in relatie tot de stad.

DE MACHINEKAMER

Het ‘platteland’ is een moderne term, maar het fenomeen is zo oud als de eerste steden. In Sitopia (2020) beschrijft Carolyn Steel hoe in de Vruchtbare Halvemaan, het gebied tussen de Eufraat en de Tigris, de oudste steden ontstonden. Daar ontwierp men in essentie ’s werelds eerste platteland door een landschap te construeren in dienst van de stad. De eerste steden waren dus niet het gevolg van landbouw of andersom, maar volgens Steel co-evolueerden agricultuur en urbanisatie. Er was geen strikte scheiding tussen stad en land en er werd dus hoogstwaarschijnlijk ook niet gesproken over een platteland. Met andere woorden, vanwege de intensieve verbinding tussen stad en land, bestond het platteland niet.

Vele sprongen vooruit in de geschiedenis zien we hoe deze verhouding tussen stad en land verandert. Met de opkomst van de moderniteit, het gebruik van mechanische technologie en industrialisering, verstedelijkt de westerse wereld in hoog tempo. Het land buiten steden wordt meer en meer onderworpen aan allerlei vormen van rationele ordening en organisatie. Deze Cartesiaanse inrichting van ruimte maakt de stad tot de plek van de ratio en het land tot object van het denken. Daarmee is ruimte niet langer een eenheid, zoals eerst, maar omvat twee gescheiden zaken. In Nederland, waar Descartes veel van zijn werk schreef, vinden we de ultieme verwezenlijking van dit denken terug in een boegbeeld van de hoog-technologische agricultuur – het Westland. In de recente bundel van Rem Koolhaas over de toekomst van het platteland beschrijft Clemens Driessen hoe Cartesiaanse ideeën dit letterlijk hebben vormgeven. Het rurale wordt op uiterst planmatige wijze onderworpen aan het urbane, de natuur dient als het decor waarop wij stedelingen kunnen acteren. Of in moderne termen: het platteland wordt begrepen als de machinekamer van de stad.

De natuur dient als decor waarop  stedelingen acteren.

Maar deze mechanisering schakelt de natuur niet uit, zij werkt ermee, maakt er gebruik van en is aan haar wetten gebonden. Dat is in de stad niet meer het geval. Vanuit de stad, waar de politieke en economische macht zich concentreert, de ratio huist en het culturele leven bloeit, wordt er neergekeken op het achterland. Het ‘primitieve’, natuurgebonden landleven komt tegenover het van de natuur bevrijde wonen in de stad te staan.

VERLOREN VERBINDING

Ondanks het mechaniseren en moderniseren van landschappen, romantiseren we het platteland tegenwoordig tegelijkertijd steeds meer. De wereld verstedelijkt in hoog tempo, de honger van steden groeit en groeit, en landschappen worden grootschalig vervormd en verschraald. Onvermijdelijk leidt deze onttovering van de natuur tot heimwee naar en verheerlijking van het landleven. Al heeft het land zijn luister verloren, in het stedelijke denken vormt het platteland de antithese van de stad als een rustige, authentieke, idyllische, natuurlijke plek. In haar roman Altes Land beschrijft Dörte Hansen hoe het grote gemis van een thuisgevoel de moderne stadsmens naar het platteland drijft. Met dit beeld raakte de voor kort nog onbekende schrijver klaarblijkelijk een gevoelige snaar – het boek werd dankbaar ontvangen door een groot publiek. Nu is dit verlangen naar het vroegere boerenbestaan van alle tijden, maar de nostalgie naar wonen op het land lijkt nu, in ons sterk verstedelijkte bestaan, nijpender dan tevoren.

Hedendaagse denkers als Roger Scruton en Ton Lemaire omarmen deze nostalgie, zij trappen op de rem van de al te snel vooruitbewegende modernisering. Zij willen het rurale gebied beschermen tegen de rationalistische transformatie die de stad oplegt. Al verschillen hun opvattingen over het goede leven op vele punten – Scruton is een rechtse conservatieve denker die vurig pleit voor het behoud van de vossenjacht, Lemaire bevindt zich aan de andere kant van het politieke spectrum, richt zich op milieuproblematiek en is overtuigd vegetariër – ze willen in de kern hetzelfde: terug naar lokale gebondenheid.

Scruton ging als stedeling op zoek naar deze binding en vond een thuis in het rurale Engeland. Hij wijst op het verschil tussen ergens en nergens wonen. Waar de stad een onpersoonlijk nergens is waar de mens ontworteld is, is het land bij uitstek de plek om je thuis te voelen, te settelen. Het platteland herbergt traditie, en is meer dan een middel voor moderne rationalisering. Door alles op het platteland als productiemiddel voor de stad te zien, gaan historische en esthetische waarden verloren. Vergelijk het met het kappen van een oude boom enkel voor het gebruiksmiddel hout. Wat overblijft is een stuk hout dat overal en nergens vandaan had kunnen komen. Zo wordt een op zichzelf waardevolle plaats opeens gereduceerd tot een middel, een nergens. Alles wat mensen in de stad doen, is volgens Scruton metafarming, activiteit die uiteindelijk gestoeld is op farming, hetgeen ons met het land verbindt. Je kunt pas denken en schrijven over het platteland, zegt Scruton die zichzelf als metafarmer ziet, als het land bebouwd wordt en er ’s avonds eten op tafel staat. Alleen om die reden kunnen we het platteland niet terugbrengen tot een instrumentele, inwisselbare ruimte voor de stad. Het is de plek waar wij geworteld kunnen zijn.

Lemaire leeft een afgezonderd bestaan op het Franse platteland, waar hij probeert zelfvoorzienend te zijn met een moestuin en kippen. Eten is het tastbare bewijs van de verbondenheid met de natuur, met de aarde, met een stuk grond, kortom van de lokale gebondenheid van de mens. Ook volgens Lemaire is een écht thuis daarmee aan de aarde gebonden, aan een plek in de natuur. Waar de traditionele ruimte georiënteerd was op vaste punten, zoals de markt, het dorpsplein, de kerk, maar ook de oude boom in het landschap, is deze lokale gerichtheid verloren gegaan in de modernisering. Lemaire spreekt dan over onthistorisering van de ruimte. Daarmee is het stadse individu verloren, ontheemd, zijn oriëntatiepunten kwijt, en moeten we deze verbinding weer herstellen.

Volgens Lemaire is het stadse individu verloren, ontheemd, en zijn oriëntatiepunten kwijt.

Voor beide denkers speelt voedsel een sleutelrol in de poging het plaatsgebonden thuis van vóór de moderne tijd te herstellen. Allebei pleiten ze voor kleinschalig boeren en lokale cultuur en keren zich tegen de zielloze modernistische planning van het rurale. Tegenover de vervreemding die dit met zich mee brengt, plaatsen zij het belang van de verbinding met je dagelijkse leefomgeving. Zij willen tradities behouden als remedie voor ontworteling en concluderen dat lokaal geproduceerd voedsel de weg terug is naar een thuis. Voedsel is gebonden aan een plaats in de natuur, heeft een herkomst, en schept tradities. En deze band met de natuur en met waar ons voedsel vandaan komt is nog vindbaar op het platteland. Ook in Carolyn Steels Sitopia komt dit terug, waarbij sitos voedsel en topos plek betekent. Zij ziet voedsel als onze link met het land en met ons gevoel van thuis zijn. Door lokaal voedsel te produceren kan de stadsmens deze verloren verbinding terugvinden.

TRANSFORMATIE VAN TRADITIES

Zowel Scruton als Lemaire kennen grote waarde toe aan premoderne tradities van het lokale gemeenschapsleven en het kleinschalige boeren. Links en rechts, biologische boeren en jagers, voeren tradities op als remedie voor ontworteling en als weg terug naar een thuis. Deze hang naar traditie is echter problematisch omdat het de transformerende kracht van de modernisering ontkent. In Embedding Technopolis – Turning Modernity into a Home (2015) beschrijft Haroon Sheikh hoe de moderniteit een trauma vormt, omdat het de mens ontwortelt van zijn geschiedenis en directe omgeving. Eén van de reacties die dit oproept is ontkenning; de mens die naar het platteland van vóór de verandering door de moderne stad terug wil keren. Volgens Sheikh kunnen we inderdaad niet thuiszijn in een geglobaliseerde stad, zonder relatie tot waar we vandaan komen. Maar thuishoren in de technopolis, de globaliserende, technologische wereld, is enkel mogelijk als we onze lokale tradities laten meebewegen met de modernisering. Tradities moeten adaptief zijn om te overleven, ze zijn ooit gecreëerd en zijn dus geen onveranderlijke waarheden. Juist in een transformerende wereld worden tradities gevormd en hervormd. Het conservatieve denken van Scruton wakkert daarom een vals sentiment aan. Een gedweep met de eigen bodem dat zelfs gevaarlijk is, omdat er niet alleen een scheiding tussen stad en land ontstaat maar ook tussen de lokale bewoners en vreemdelingen, mensen van elders.

Daarnaast negeren Scruton en Lemaire voor het gemak dat de mechanisering van het platteland ons ook heeft bevrijd: het emancipeerde de aan de aarde en aan het huis gebonden mens. De coronacrisis laat op pijnlijke manier zien dat de roep om thuis te blijven een klap is voor vrouwenemancipatie in de westerse wereld – zij zijn de eersten die daardoor weer opgaan in het huishouden – en tot een toename van huiselijk geweld geleid heeft. De oproep van Lemaire, die al jaren op een Franse boerderij woont, om sober te leven steekt schril af tegen de werkelijkheid van de arbeidersklasse in de buitenwijken. Scruton, op zijn beurt, reduceert de mens tot een soort die moet settelen om een goed en menswaardig leven te leiden. Maar de mens is lang niet altijd gesetteld geweest. De premoderne, nomadische of de hedendaagse kosmopolitische mens is daarmee niet minder mens. De mogelijkheid om ons thuis te verlaten en vrij te bewegen emancipeerde ons juist vaak. Lemaire en Scruton brengen de stadsmens terug tot een consumerend wezen, levend in een ‘nergens’, omdat ze beiden de verbondenheid met één fysieke plek als een wezenlijk en noodzakelijk kenmerk zien van een goed leven.

Tot slot haalt de werkelijkheid het nostalgische denken onverminderd hard in. De pogingen het tumult van de moderne tijd tegen te houden zijn gedoemd te falen. Lemaire hekelt de momenten dat hij ondanks zijn eigen moestuin af en toe naar de zielloze supermarkt moet, Scruton diagnosticeert zichzelf als een nostalgicus en zelfs Steel noemt haar boek utopisch. Wereldwijd ontvolkt het platteland en trekken mensen naar steden, de grenzen tussen natuur en cultuur worden steeds scherper, ruimte is bijna alleen nog verkrijgbaar in drie verschillende smaken: stad, landbouw of natuur(reservaat). Het gemeenschapsleven en de lokale voedselproductie zijn grotendeels verdwenen op het platteland en ‘bestaan’ dus bijna niet meer. Het plattelandsdenken is doordrenkt van de burgerlijke fantasie over vertraging, het vrijwel onhaalbare ‘going off the grid’ en politieke folklore.

VIRTUEEL NIEMANDSLAND

Is er behalve een traditionele terugkeer naar, niet ook een toekomst voor het platteland? Ons leven speelt zich meer en meer in de virtuele ruimte af, wat ontegenzeggelijk onze gebondenheid aan fysieke plekken verandert. In Countryside, the Future, de expositie van Rem Koolhaas in het Guggenheim in New York, krijgt de bezoeker aan het einde van de tentoonstelling een ontluisterend futuristisch landschap voorgeschoteld: ruimte die enkel nog bestuurd wordt door de rekenkracht van machines en getekend door datacentra en geautomatiseerde landbouw. In deze visualisatie is de mens volledig uit beeld en is het landschap gereduceerd tot een manipulatieruimte voor de stedelijke massa. Hier kun je niet meer wonen, het kleinschalige boerenleven is voorgoed uit beeld.

In zijn boek Machine Landscapes (2019) verkent Liam Young deze post-humane landschappen. Het platteland is veranderd in de backend van de stad. Het is de fysieke achterkant die de virtuele praktijken in de stad faciliteert. Het wordt aangedreven door mechanische complexen ter grootte van kleine steden. Menselijke aanwezigheid is tot een minimum beperkt. Het handjevol arbeiders dat in deze backend van de stad werkt, zijn vaak slechtbetaalde arbeidsmigranten zonder vast contract, hun lot is onzichtbaar voor de stedelijke elite. Evenzo worden vluchtelingenkampen vaak gebouwd in verlaten landschappen, ver buiten het zicht van de stadsbewoner. Zo zijn deze plekken op het platteland verworden tot een ‘nergens’, een onbewoonbaar niemandsland.

Het stad-landdenken geldt in de digitale wereld niet meer.

De virtualisering verandert ook de leefwereld in de stad. De stedeling brengt meer en meer tijd door in virtuele ruimtes, van eindeloze Zoom-vergaderingen tot de onophoudelijke stroom van online media. Virtuele werelden en praktijken ‘in de cloud’ houden zich, net als wolken, niet echt aan de logica van fysieke plekken. Benjamin Bratton probeert met zijn denken structuur aan te brengen in de verhouding tussen fysieke en virtuele ruimte. Het traditionele topologische denken, het stad-landdenken, geldt in de digitale wereld niet meer. Sterker nog, stelt Bratton, de virtuele wereld vormt onze fysieke wereld. Zo tart het globale internet het denken in termen van nationale soevereiniteit. Maar belangrijker, Bratton herinnert ons er ook aan dat juist ook deze virtuele wereld van de cloud ergens fysiek geworteld is. Simpelweg omdat de virtuele wereld niet zonder kabels, masten en datacentra bestaat, de materiële en plaatsgebonden onderlaag.

In die zin is het zinvol om met én voorbij Scrutons termen van farming en metafarming te denken. In de fysieke werkelijkheid huist de mogelijkheid voor de virtuele wereld. De cloud en de stadsmens zijn nog steeds geworteld in de fysieke ruimte, alleen niet meer op de ‘moderne’ manier. Stad en land zijn door virtualisering nog complexer met elkaar verstrikt geraakt, het wonen in de stad is niet eenvoudigweg meer te herleiden tot duidelijk aanwijsbare plekken op het land. Lokaal geproduceerd voedsel kan deze eenvoud suggereren. En nabijheid van natuur kan ons helpen herinneren aan het boerenleven dat ons ooit op eenvoudigere manier aan de aarde verbond. Maar, zo herinnert Bratton ons, deze voorbeelden geven enkel een deel van de materiële voorwaardelijkheid van onze virtuele levensstijl weer.

De scheiding van stad en land brengt ons in de problemen.

Het nostalgische plattelandsleven van Scruton en Lemaire en de post-humane landschappen van Young laten zien dat we anders moeten gaan nadenken over stad en land. Sterker nog, de moderne scheiding van stad en land heeft ons in de problemen gebracht. Het leven in de stad is niet optimaal voor ons en het leven buiten de stad lijdt onder de lasten van de stadse honger. Ooit emancipeerde de modernisering ons uit lokale, kleinschalige landbouw, nu zijn de gevolgen van een stedelijk, uit de natuurlijke leefomgeving getild leven zichtbaar en voelen we ons verloren in onze steeds verder gemedieerde en virtuele werelden. We willen ons niet nog verder verwijderen van de natuur. Luchtvervuiling en besmettingsgevaar maken het thuis in de stad tot een plek van urbaan overleven, van stress en op je hoede zijn.

FYSIEK GEWORTELD

Hoe kunnen we beter wonen in en buiten de stad? Stad en land zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, en al lijken ze zich verder van elkaar te verwijderen, raken ze meer en meer met elkaar vervlochten. Misschien is dit het moment om de moderne scheiding van stad en land achter ons te laten. Vooral jongere generaties hebben geen boodschap aan of tijd voor het moderne reductionisme, noch aan de naïeve nostalgie van oudere generaties. Om zich thuis te voelen hebben zij narratieven nodig, die voorbijgaan aan het romantische platteland van ooit, die niet meer teruggaan naar de lokale wereld van gisteren. Narratieven die een vergroot bewustzijn tonen van de innige verbondenheid die voorafgaat aan stad en land als gescheiden entiteiten, en de complexere relatie tussen onze virtuele leefwijzen en onze fysieke geworteldheid weergeven.

We begrijpen steeds beter hoe de mogelijkheidsvoorwaarden van zelfs onze digitale cultuur in de aarde liggen. Omdat ook ons virtuele stadsleven ergens fysiek geworteld is, kunnen we onze gezondheid in de stad niet blijven scheiden van die van het land. Zo is er nu veel aandacht voor een integrale blik op voedselsystemen en de gezondheid van mens en natuur. Ook groeit het bewustzijn dat de coronapandemie een gezondheidsprobleem van mens, dier en ecosystemen samen is. Juist omdat we nu ervaren hoe onze leefwerelden virtualiseren en hoe fysieke en virtuele werelden steeds verder versmelten, krijgen we inzicht in hoe we voorbij moderne dichotomieën gaan. Doordat niet alleen de stad maar ook het land op het internet wordt aangesloten, en niet alleen de boerderij, maar ook steeds meer bossen en rivieren, kunnen we de relatie ertussen beter representeren. Holistische en complexe perspectieven op onze leefwereld winnen terrein. Het zijn tendensen die je als metamodern zou kunnen duiden. Het metamodernisme erkent dat de wereld niet in een modern verhaal te vatten is, maar doet geen poging terug te keren naar de wereld van voor de modernisering. Voorbij het postmoderne zoekt het naar betekenisvolle narratieven om in deze wereld thuis te kunnen zijn.

In Mittagsstunde, de vervolgroman van Dörte Hansen over het verdwenen plattelandsleven, verlaat de hoofdpersoon nooit echt zijn dorp en komt hij nooit echt aan in de stad. Het verloren thuis laat zich niet opeens construeren op het platteland. Omdat de modernisering niets onberoerd heeft gelaten, ook hemzelf en het rurale gebied niet, is dat wat hij zoekt ook niet vindbaar buiten de stad. Uiteindelijk blijft hij slingeren tussen twee werelden: hij kan niet teruggaan naar het oude en blijft eeuwig op zoek naar een nieuw thuis. Daarbij blijft hij het platteland missen, zonder het te verheerlijken. Hij laat het moderne stad-landdenken achter zich en neemt een metamoderne houding in. We kunnen niet terug naar de tijd en de lokale wereld van voor de modernisering, maar hoeven ook niet te ontkennen dat we op zoek zijn naar een fysiek thuis in een virtualiserende wereld.