Toen ik vier jaar geleden met een collega een leesgroep over islam en feminisme begon, stuitten we op weerstand. De aanwezige Marokkaans-Nederlandse vrouwen associeerden ‘feminisme’ met het Franse kolonialisme. Het was antireligieus en het deed bovendien aan tuinbroeken denken. De leesgroep ging daarom ‘vrouwen en islam’ heten.
In A new dawn for the second sex laat Karen Vintges, docent politieke en sociale filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, zien dat deze negatieve associatie wijdverbreid is. Het westerse feminisme wordt door grote delen van de wereld beschouwd als een vorm van imperialisme. De westerse strijd voor gelijkheid tussen man en vrouw zou betrokkenheid met de positie van vrouwen uit andere culturen missen. Dit feminisme legt de eigen norm op aan niet-westerse vrouwen, om vervolgens te kunnen zeggen: zie je wel, wat lopen ze achter.
Maar ook vrouwen in het Westen hebben geregeld moeite met de term. Zij zijn onder andere van mening dat het huidige feminisme het (neo)liberale ideaal – dat de nadruk legt op de rede, autonomie en het najagen van persoonlijk succes – heeft overgenomen. Dat is iets totaal anders dan de solidariteit en het engagement waar filosoof Simone de Beauvoir voor stond, betoogt Vintges.
In haar roman Les belles images (1966) bekritiseerde De Beauvoir – toen al – de naar perfectie strevende supervrouw die het op het eerste gezicht dik voor mekaar heeft. Ze leeft in de hoogste kringen van Frankrijk met een gezin, goede baan als reclamemaker en een welverdiende minnaar plus een prachtig huis. Haar leven is als haar reclame-uitingen, een mooi plaatje.
Een hedendaags voorbeeld van dit neoliberale persoonsmodel is volgens Vintges Women Inc: een landelijke feministische organisatie die het feminisme reduceert tot de strijd voor een sterkere positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en zich presenteert als bedrijf. Het achtervoegsel ‘inc.’ verwijst naar het Engelse incorporated en naar inclusief.
Vintges plaatst de filosofie van De Beauvoir tegenover dit ‘individualistische en competitieve’ feminisme. ‘Zij pleitte juist voor een ethische zelfrealisatie in nauwe verbondenheid met anderen’, aldus Vintges. Een perspectief dat Vintges verbindt aan concepten uit het late werk van filosoof Michel Foucault. Van daaruit onderzoekt zij vervolgens het ‘islamitische feminisme’: de strijd van religieuze vrouwen die binnen hun traditie een eigen volwaardige positie opeisen.
In zijn late werk hield Foucault zich met name bezig met ‘de ethische relatie van het zelf tot zichzelf’, betoogt Vintges. Hij vraagt aandacht voor de geschriften uit de Griekse oudheid over de inrichting van ons eigen leven. Deze vertogen bieden de vrijheid om zichzelf als ethisch subject te creëren, de zogenaamde ‘vrijheidspraktijken’. Bij de ontwikkeling van dit ethos gaat het niet alleen om het optimaliseren van de eigen positie, maar ook om zorgdragen voor de ander. Volgens Foucault bevatten menselijke relaties onvermijdelijk machtsverhoudingen. Het verwerven van een ethos gaat daarom ook over het spelen van deze machtsspelletjes ‘met zo min mogelijk overheersing’. Voorbeelden van die vrijheidspraktijken zijn schrijfoefeningen, meditatie en de dialoog aangaan met jezelf en anderen. Praktijken die je volgens Vintges ook terugziet bij religieuze vrouwen die hun plek opeisen in hun gemeenschap en de samenleving.
Een voorbeeld van een vrouw die haar eigen vrijheidspraktijken in een religieuze context ontwikkelde, was de Duitse katholieke mystica Hildegard van Bingen (1098-1179). Zij stichtte een onafhankelijk klooster waarin nonnen zich bezighielden met lezen, theologie studeren, zingen en muziek maken. Ook in de islamitische wereld zijn er zulke leiderschapsvoorbeelden aan te wijzen. Een van de meest bekende is de mystica Rabia al Adawiyya (720-801) uit Basra, een stad in het zuiden van Irak. Rabia kon lezen noch schrijven maar wist zich te ontwikkelen tot een belangrijk spiritueel en intellectueel leider voor zowel vrouwen als mannen.
Rabia al Adawiyya sprak niet over de gelijkstelling tussen beide seksen. Je kunt haar daarom geen feminist noemen, schrijft Vintges, maar ze belichaamde die opvatting wel. Ze koos haar eigen levenspad, weigerde te trouwen en benadrukte ieders persoonlijke relatie tot God. En ook nu zijn er veel islamitische vrouwen die zich sterk maken voor de positie van de vrouw in de islam. Zoals de Amerikaanse Amina Wadud, die vorig jaar op bezoek in Amsterdam – als eerste islamitische vrouw in Nederland – voorging in het vrijdagmiddaggebed.
Het lijkt erop dat in deze tijd de westerse media meer belangstelling hebben voor vrouwen (en mannen) die hun islamitische geloof vaarwel hebben gezegd en stellen dat het westerse seculiere model de enige weg tot vrijheid is. Vooral de hoofddoek zorgt voor controverse. Westerse vrouwen zien de hoofddoek als een uiting van onderdrukking terwijl gelovige vrouwen het dragen van een hoofddoek – aldus Vintges – als een vrijheidspraktijk beschouwen in de geest van Foucault. Daarmee zijn we wat mij betreft aanbeland bij een van de belangrijkste punten van het boek: Vintges illustreert dat de afwijzing van de hoofddoek zelf ook onderdeel van een vernauwd westers perspectief op de werkelijkheid kan zijn.
Ondertussen kampen ook ‘westerse’ vrouwen nog steeds met het patriarchaat. Vintges vergelijkt de mannelijke dominantie met een Hydra, het veelkoppige monster uit de Griekse mythologie. Ze analyseert de populaire vampierenfilmserie The twilight saga en de reacties van fans ervan op de sociale media. Regelmatig steken de traditionele opvattingen over de vrouw als een onverslaanbare Hydra de kop op. Als hoofdrolspeelster Kristen Stewart in ‘het echte leven’ vreemd gaat, wordt dat haar – omdat ze vrouw is – door veel fans en paparazzi maar moeilijk vergeven.
Vintges stelt ten slotte dat we als vrouwen wereldwijd solidair met elkaar moeten willen zijn. Dat betekent: elkaars vrijheidspraktijken herkennen en respecteren. Zo kunnen we tot een nieuwe cross-culturele vorm van feminisme komen. Dat is natuurlijk mooi en nastrevenswaardig, maar in de praktijk ook lastig denk ik. Als culturele buitenstaander is de islamcultuur moeilijk te begrijpen. Want hoe mooi en knap ik de nuances die Vintges aanbrengt ook vind, af en toe slaat bij mij die vervelende twijfel weer toe. Die liberale westerse visie op vrijheid waarvan ik weet dat die ook zijn beperkingen heeft, neemt het dan weer helemaal over. Dan is het zo
moeilijk om niet te denken: die hoofddoek waar je zo blij mee bent, is dat echt jouw eigen keuze?